![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2015
|
Bibers Rozenkrans- of Mysteriesonates dateren uit de periode tussen 1670 en 1680. Ze werden door de componist zelf toegelicht in zijn brief aan aartsbisschop Maximilian Gandolf Graf Khuenburg, aan wie hij het reusachtige werk opdroeg:
De vijftien 'mysteriën' ofwel sonates zijn door Biber in drie groepen ingedeeld en als volgt in de partituur genoteerd:
Aan de vijftien sonates voegde Biber nog een zestiende toe in de vorm van een passacaglia voor soloviool ter opluistering van het jaarlijkse Feest van de Heilige Beschermengel op 2 oktober. Van de partituur - waarvan de titelpagina helaas ontbreekt - is slechts een afschrift bekend die zich in de Beierse staatsbibliotheek in München bevindt. Voor zover aan de hand van het fraaie handschrift kan worden nagegaan betreft het waarschijnlijk een nog niet gecorrigeerd exemplaar dat na ingrijpende herziening bestemd was voor de eerste druk van het werk (die niet is opgedoken). Het handschrift wemelt van de fouten, wat met het oog op de door Biber voorgeschreven 'verstemming' (scordatura-notatie) overigens geen wonder mag heten. Dat een gedrukte uitgave niet is aangetroffen wil uiteraard niet zeggen dat die er niet is geweest of dat Bibers tijdgenoten met dit werk onbekend waren. Het is alleszins aannemelijk dat deze sonates toentertijd in bredere kring werden uitgevoerd. Het Rozenkransgebed werd in de dertiende eeuw voor het eerst door de heilige Dominicus gepraktiseerd maar ook vandaag nog worden de gebeden aan de hand van het aantal kralen van de rozenkrans 'afgeteld'. De vijftien heilige mysteriën weerspiegelen de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van Jezus en Maria. Uit het overgeleverde notenmateriaal kan niet worden opgemaakt welke instrumentale bezetting Biber precies voor ogen heeft gehad, hoewel hij wel een aanwijzing heeft achtergelaten:
'meine leier und basso continuo' (en zoals u weet kan b.c. verschillende instrumenten behelzen: klavecimbel, orgel, cello, viola da gamba). In navolging van andere vertolkingen koos ook Rachel Podger voor een kleine bezetting, bestaande uit afwisselend viool, theorbe, luit, klavecimbel, orgel, cello en viola da gamba, al naar gelang het onder handen zijnde deel. Rachel Podger (zie ook hier) bespeelt een - uiteraard met darmsnaren bespannen - Pesarinius uit 1739, waarbij de trekkracht voor alle snaren gelijk is. In de 'normale' stemming en bij gelijke trekkracht wijzigt het klankkarakter van de viool zich aanzienlijk door het verhogen of verlagen van de individuele snaarspanning. Verhoging leidt tot een hardere, briljantere klank, verlaging tot het omgekeerde: mild, zelfs mat. Een wezenlijk element van Bibers expressie is de wijze waarop hij de conflicterende trillingen in de klankkast van het instrument als het ware uitbuit, wat bijvoorbeeld wordt bereikt door de stemming van de twee lage snaren te verhogen en die van de hoogste snaar te verlagen. In de Gevangenneming worden aldus deemoed en waardigheid maar ook vernedering tot uitdrukking gebracht.
Het ligt voor de hand om alle sonates (met een totale tijdsduur van ruim twee uur) niet in een keer te beluisteren, maar juist de verdeling toe te passen die Biber zelf ook heeft gehanteerd, in groepen van ieder vijf sonates en niet noodzakelijkerwijs altijd in precies dezelfde volgorde. Vier musici, zeven instrumenten. Een wet van Meden en Perzen is dit niet. Zo zijn er uitvoeringen zonder theorbe en luit. Het is geen kwestie van dogmatiek maar van smaak. Uiteraard kan daarbij de (solo)viool niet worden gemist, want dit instrument is essentieel voor de 'verstemming'. De wijze waarop deze muziek gestalte wordt gegeven ligt evenmin in graniet verankerd. Podger - en daarmee die van de overige musici - neigt naar een romantische benadering, wat niet zozeer met het vibrato als wel met de frasering en dynamiek te maken heeft. Daar is in dit geval niets op tegen, het geeft deze religieus geïnspireerde stukken een gloedvol reliëf en bovenal een bijzonder rijke expressie, zeker als de technische aspecten van dit spel boven iedere kritiek verheven zijn. Podger en de overige musici kennen de historiserende uitvoeringspraktijk van binnen en van buiten, maar er kan niets op tegen zijn om deze Oude Muziek met kennis van zaken en overtuiging naar het toneel van deze tijd te verplaatsen, zonder aan de barokke principes geweld te doen. Het is voor menigeen een laveren dat niet zonder risico is, maar in dit geval pakt het uit als een schot in de roos, wat nog eens wordt versterkt door de zowel warmbloedige als strikt heldere opname, het zoveelste topproduct van producer Jared Sacks. index |
|