CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2025

Benevolo: Missa Benevola

Carissimi: Paratum, cor meum - Super flumina Babylonis - Historia de Jepthe

I Fagiolini & The City Musick o.l.v. Robert Hollingworth
Coro COR16208 • 70' •
Opname: juni 2024, Church of St Jude-on-the-Hill, Londen

 

Orazio Benevolo of Benevoli (1605-1672) was Frans van geboorte. zijn vader een (banket)bakker uit Lotharingen die, eenmaal neergestreken in Rome zijn achternaam Venoutot (of Vénevot) in Benevolo of Benevoli veranderde.

Het begin: koorzanger en kapelmeester
Orazio was van 1617 tot 1623 koorzanger bij de San Luigi dei Francesi, de Franse kerk in Rome, die beroemd was om zijn puissante koorbezetting waarmee op kerkelijke hoogtijdagen meerstemmige muziek werd uitgevoerd. Vermoedelijk werd hij daar onderwezen door de in meerkorigheid uitblinkende componist Vicenzo Ugolini. Zijn muzikale talent moet toen al in de belangstelling hebben gestaan, want al in 1624 wachtte hem de positie van maestro di cappella aan de Santa Maria in Trastevere en in 1630 aan de Santo Spirito in Sassia (als opvolger van Allegri). Om in 1638 als kapelmeester terug te keren naar de San Luigi dei Francesi.

Armoede
In 1644 vertrok Orazio naar Wenen, om als kapelmeester te dienen bij de broer van de keizer, aartshertog Leopold Wilhelm. Die verbintenis duurde niet lang, want al in 1646 keerde hij terug naar Rome, waar hij tot zijn dood zou blijven, als maestro di cappella aan zowel de Santa Maria Maggiore als de onovertroffen Cappella Giulia (Juliaanse Kapel) van de Sint-Pietersbasiliek. In 1654, 1665 en 1667 bracht hij het tot 'Guardiano' aan de Congregazione di Santa Cecilia (Vaticaan). Dat lijkt een loopbaan die Orazio geen windeieren heeft gelegd, maar een tijdgenoot schreef dat zijn levenslange armoede zijn reputatie danig in de weg zat. Ook de lessen aan studenten , waaronder Antimo Liberati, Paolo Lorenzani en Ercole Bernabei, zullen hem in dit opzicht niet echt geholpen hebben.

Niet Benevolo maar...
Benevoli's oeuvre omdat een groot aantal religieuze werken waaronder missen, motetten en magnificats. Lang werd de befaamde Missa Salisburgensis, speciaal gecomponeerd voor de Dom in Salzburg, aan hem toegeschreven, maar musicologisch onderzoek bracht aan het licht dat deze mis van de hand van Heinrich Ignaz Biber was, gecomponeerd in 1682 en niet, zoals abusievelijk gedacht, in 1628.

Kolossale Barokstijl
Benevolo was de meest vooraanstaande componist van de zogenaamde Kolossale Barokstijl, gelieerd aan zeventiende- en achttiende-eeuwse koorwerken in een monumentale, grootschalige stijl, waarbij gebruik werd gemaakt van meerdere koren, bij voorkeur geplaatst op verschillende locaties (waaronder de galerijen of speciaal voor dit doel gebouwde stellages) in de kerk. Dergelijke opstellingen waren zeer geliefd bij de Venetiaanse School in de late Renaissance en de vroege Barok. De klank is ruimtelijk en rijk, en maakt zeker in een kerkelijke ambiance diepe indruk.

Het gebruik van polykorale technieken verleidde uiteraard tot een aanzienlijke instrumentale bezetting. De wortels ervan lagen in Italië, sterk beïnvloed door de Venetiaanse School maar ook vanuit het hof van De' (of Dei) Medici, zoals onder meer blijkt uit de Missa sopra Ecco si beato giorno van Alessandro Striggio (sommige uitvoeringen in die tijd waren veertig- tot zestigstemmig! - hier besproken) en het indrukwekkende polykorale oeuvre van de Romeinse School, waaronder dat van Benevolo. De' Medici vormde een machtige en zeer invloedrijke familie die in het vijftiende-eeuwse Florence als grondlegger golden van het internationale bankwezen, maar ook een leidende rol had op het gebied van de schone kunsten.

Stimulans
Een belangrijke stimulans voor deze groots opgezette koorwerken kwam met name voort uit het Concilie van Trente, waarmee het begin van de Contrareformatie (ca. 1522) werd ingeluid. Voor de kerkmuziek gold volgens het merendeel van de afgevaardigde prelaten dat deze ondergeschikt diende te zijn aan de tekst, al viel dat bij grote koren niet te handhaven en daarvan dus afgeweken mocht worden. Een subliem voorbeeld van muziek in relatie tot tekstbehandeling zijn de koorwerken van Giovanni Pietro Aloisio Sante da Palestrina (1525-1594).

Tussenspelen
De Kolossale Barokstijl voert in feite terug naar de zestiende en zeventiende eeuw met zijn Florentijnse intermedii, de weelderige muzikale en theatrale intermezzi, geplaatst tussen de bedrijven van toneelstuk of opera. Veelal spektakelstukken, met instrumentaal begeleide zang en dans, alsmede voorzien van speciale effecten. Ze hadden tot doel om het publiek tijdens de (meestal langdurige) decorwisselingen te vermaken maar ook te verrassen. Een beroemde voorbeelden van dergelijke intermedii door meerdere componisten vinden we in La Pellegrina, waaronder Intermedio VI van Cristofano Malvezzi, gezet voor maar liefst zeven koren, in 1589 ten tonele gevoerd tijdens de feestelijkheden rond het huwelijk van Ferdinand de' Medici en Christine van Lotharingen.

Verdere verspreiding
Ook in Rome hield men van dergelijke groots opgezette koorwerken, zij het dat de componisten daar niet zo avontuurlijk te boek stonden als die in Venetië. Maar evenals in Venetië beschikten ze er wel over veel kerken die een uitgelezen (vooral akoestische!) gelegenheid boden om stevig uit te pakken. Orazio Benevolo speelde in die ontwikkeling een ware sleutelrol.

Toen hij in 1644 naar Wenen vertrok, moet hij de polykorale stijl hebben meegenomen, maar al eerder duiken er meer Italiaanse namen op, waaronder die van Giovanni Priuli (hij verruilde rond 1614 zijn standplaats Venetië voor een loopbaan aan het hof van de Habsburgers en werd in 1619 hofkapelmeester van aartshertog Ferdinand), Giovanni Valentini (Priuli's opvolger in 1626) en Stefano Bernardi (hij vestigde zich in 1624 in Salzburg, als hofkapelmeester van de prins-bisschop, waar hij als een van de eerste componisten de Italiaanse concertato-stijl introduceerde). Voor de inwijding van de Dom in 1628 componeerde Bernardi een Te Deum voor naar zeggen maar liefst twaalf ((of waren het er zelfs zestien?) gescheiden koren, die op de marmeren galerijen van de kathedraal waren opgesteld. Helaas is de partituur daarvan verloren gegaan.

Ceremonieel
De Kolossale Barokstijl richtte zich voornamelijk op ceremoniële aangelegenheden, waaronder kroningen, huwelijken, ambtelijke benoemingen, overwinningen, enz. Daarbij pasten ongewoon grote muzikale bezettingen. De opdracht kwam veelal van de gastheer uit verschillende aristocratische kringen. Zo componeerde Heinrich Schütz een zetting van Psalm 136, Danket dem Herren, denn er ist freundlich, voor drie koren, 12 cornetti en 18 trompetten, een typisch gelegenheidsstuk waarvan de partituur eveneens verloren is gegaan.

Er ging in die tijd dus wel meer verloren, want niet alle muziek voor bijzondere gelegenheden werd gepubliceerd. Over de instrumentale begeleiding weten we dus weinig, al zijn er soms wel enige partijen overgeleverd. Waarbij het wel voor de hand ligt dat er veel koper (met name trompetten) aan te pas zal zijn gekomen overeenkomstig het 'model' dat door de Venetiaan Giovanni Gabrieli maar ook andere componisten van de Venetiaanse School was beproefd (antifonaal, echo-effecten). Aannemelijk is ook dat voor de instrumentale begeleiding hoofdzakelijk werd gekozen voor het colla parte. Wel zo 'veilig' en gemakkelijk!

Ook klankverspreiding gold als wezenlijk kenmerk van de Kolossale Barokstijl, maar toch is enige prudentie wel op zijn plaats, want er zijn, zoals in Vincenzo Ugolini's Exultate Omnes, triopassages voor alle sopranen, tenoren en alten uit ieder koor tezamen. Dit zou niet of nauwelijks mogelijk zijn geweest indien de zangers wijd verspreid waren geweest: de snelheid waarmee het geluid zich voortplantte stond immers haaks op wat in fysiek opzicht mogelijk was.

Twee titels
Voor zover bekend componeerde Orazio acht missen voor vier koren. De op dit album vertegenwoordigde Missa Benevola is de enige waarvan in manuscriptbronnen twee titels circuleren: de Missa Maria Prodigio Celeste (Maria, Hemels Wwondertalent) en Missa Benevola. 'Benevola' kan zowel naar de componist verwijzen als naar de koesterende, zorgzame eigenschappen van de Maagd Maria.

Een groot teken...
Met 'Prodigio Celeste' bevinden we tegelijkertijd in het Bijbelboek Openbaringen, Openbaring 12, hieronder weergegeven in de bekende Statenvertaling:

'En er werd een groot teken gezien in den hemel, namelijk een vrouw, bekleed met de zon, en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren.'

Dit beeld werd geassocieerd met de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, een katholiek feest dat echter in de eerste helft van de zeventiende eeuw in Rome nauwelijks belangstelling genoot.

Dat lag echter anders op 15 augustus, de dag van Maria's Tenhemelopneming, weelderig gevierd in de basiliek van Santa Maria Maggiore, waar Orazio er als maestro di cappella (vanaf 1646 tot zijn dood in 1672) tevens de Cappella Giula onder zijn hoede had. Het kan zijn dat de later gecomponeerde Missa Benevola speciaal bedoeld was voor uitvoering in de Santa Maria Maggiore op 15 augustus.

Bezetting
Het manuscript biedt geen uitkomst ten aanzien van de omvang van de (koor)bezetting. Het ligt voor de hand dat die sterk kon variëren op grond van zowel de beschikbare koristen als de beschikbare ruimte.

De inzet van vier koren doet vermoeden dat sprake is van een groot opgezet oratorium, maar dat is hier niet het geval. En terecht, want daarvoor kunnen twee geldige redenen worden aangevoerd: de beperkingen van de opnametechniek en de ruimte waarin het evenement zich afspeelt.

De vocale bezetting bestaat uit vijf sopranen, vier mezzo's, drie tenoren, twee baritons en vier bassen, met als instrumentale begeleiding harp, chitarrone, luit, twee (kleine) pijporgels, slagwerk, viool, twee kornetten, drie sackbuts, vier dulcianen en drie blokfluiten. Hier wordt met beeld en geluid een en ander inzichtelijk gemaakt.

Carissimi
De drie door de Missa geweven werken van Giacomo Carissimi (ca. 1605-1674) passen er - het spreekt welhaast vanzelf - inhoudelijk uitstekend bij. Carissimi is in hetzelfde jaar geboren als Benevolo, ze kenden elkaar, maar anders dan in het cd-boekje staat opgetekend was zijn geboortestad niet Rome, maar het nabijgelegen dorp Marino. Uit de annalen blijkt voorts dat Carissimi een grotere bekendheid genoot dan zijn tijdgenoot. Hij speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van het oratorium als genre.

Van Carissimi's vroege muzikale opleiding weten we niets, maar die moet wel van uitstekend gehalte zijn geweest, want na zijn eerste benoemingen (de kathedralen van Tivoli en Assisi) werd hij in 1628 als 23-jarige al aangesteld als maestro di cappella aan de basiliek van Sant'Apollinare in Rome, een prominente positie die hij tot zijn dood zou bekleden. Dit zogenaamde Collegio Teutonico, ook bekend onder de Latijnse benaming Collegium Germanicum, behoorde tot de pontificale colleges in Rome en was speciaal bedoeld voor de opleiding van Duitse geestelijken.

In het kerkelijk oeuvre van Carissimi (hij werd in 1637 tot priester gewijd) vinden we een groot aantal missen, motetten en cantates. Hij speelde voorts een belangrijke rol in de ontwikkeling van het recitatief. In zijn oratorium Jephte toont Carissima een sterk ontwikkeld gevoel voor drama als kleurrijk element van zijn expressieve vertelkunst.

Het zal daarom geen verbazing wekken dat Carissimi's invloed als componist zich tot ver buiten de eigen landsgrenzen uitstrekte en dat zijn muziek tot in Noord-Europa wijd verspreid werd. Ook als docent genoot hij een uitstekende reputatie, met onder zijn leerlingen later beroemde namen, waaronder Johann Caspar Kerll en Marc-Antoine Charpentier.

Instrumentale kleuren
Het is zeker mogelijk om de werken op deze cd in een uitsluitend vocale versie te presenteren. Er bestaat immers geen zekerheid dat ze in het toenmalige Rome met instrumentale begeleiding zijn uitgevoerd, al lijkt het wel aannemelijk. Maar áls sprake is geweest van de inzet van instrumenten blijft wel de vraag welke instrumenten het toen betrof, maar ook in welke omvang en bij welk vocaal koor. Vaststaat wel dat In tegenstelling tot a capella zang de verschillende instrumentale kleuren tot zowel expressieve verdieping als aanvullend contrast zorgen.

Glorieus en magisch
Maar waar het uiteindelijk om gaat is de uitvoering van deze vier meesterwerken en dan kan de conclusie niet anders zijn dan dat sprake is van in alle opzichten glorieuze en tevens magische vertolkingen, wervelend en meeslepend, maar ook gloedvol en contemplatief. Ook de architectuur komt onder leiding van Robert Hollingworth optimaal tot haar recht.

Als ik een hoogtepunt moet noemen, dan wel het Credo met zijn ritmische patroon van twee groepen van drie tellen die worden ervaren als drie groepen van twee tellen (of juist omgekeerd). De aldus gevoelsmatig gecreëerde ritmische verschuiving brengt een enerverend gesyncopeerd effect teweeg. In het Credo in 3/4 maat wordt zo de suggestie van een 2/4 maat gewekt. De dalende frase die de afdaling van Christus symboliseert ('descendit de caelis') is hier vervuld van een diep gevoelde vreugde, terwijl de wederopstanding wordt omgeven door verbeeldingsvolle rijk versierde klankwaaiers in een fascinerende harmonische zetting. Het komt allemaal bijzonder fraai tot uiting in dit ruimtelijke stereobeeld dat detaillering en balans gelukkig niet in de weg zit.

Dit is de tweede, aan de muziek van Benevolo gewijde, cd van I Fagiolini op het Coro-label. Het eerste album, Missa Tu es Petrus, bevat naast het gelijknamige werk van Benevolo dat van Palestrina, aangevuld met drie koorstukken van Bonifazio Graziani: Domine, ne in furore tuo, Venite gentes, Ad mensam dulcissimi en Justus ut palma.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links