CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juni 2025

The Lost Tapes - Sviatoslav Richter

Beethoven: Pianosonate nr. 18 in Es, op. 31 nr. 3 - nr. 27 in e, op. 90 - nr. 28 in A, op. 101 - nr. 31 in As, op. 110

Svjatoslav Richter (piano)
DG 4867214 • 72' •
Live-opname: 2 sept. 1965, Kunsthaus, Luzern (nr. 18, 27 & 28); 29 juni 1965 (nr. 31 nr. 3), La Grange de Meslay, Tours

 

In 2006 besteedden Jan de Kruijff (hij overleed in 2022) en ik uitvoerig aandacht aan het ‘pianowonder' Svjatoslav Richter (u kunt het hier lezen). We deden toen ons uiterste best om niet alleen de legendevorming rond deze fenomenale pianist te doorbreken, maar ook om enig licht te werpen op tenminste een deel van zijn discografische erfenis (die alleen al qua omvang vrijwel onoverzienbaar is).

De gedachte dat inmiddels discografisch alles wel in kaart is gebracht blijkt evenwel misplaatst, want onlangs verscheen op Deutsche Grammophon een cd met Beethoven-opnamen, gemaakt in Luzern en Tours (over deze locatie en hetgeen ermee samenhangt kunt u ook in ons voornoemde artikel het een en ander lezen). Lost Tapes, het zou weleens een heuse serie kunnen worden!

Lost Tapes betreft live-opnamen van twee concerten, door Richter gegeven op respectievelijk 29 juni in Tours (Beethovens sonate nr. 31 en 2 september 1965 (de sonates nr. 18, 27 en 28) in Luzern. Het zou kunnen dat Richter op dat eerste concert (nog) meer stukken heeft gespeeld, maar dat heb ik niet meer kunnen achterhalen.

Svjatoslav Richter na afloop van het Beethoven-concert op 2 september 1965 in het Kunsthaus in Luzern

De beide live-opnamen zijn van uitstekende kwaliteit: géén bootlegs, maar professioneel (al weet ik uiteraard niet of Richter, als hij nog had geleefd, voor de publicatie ervan toestemming zou hebben gegeven), voorbestemd om op de markt te worden gebracht. De sonates op. 90 en 110 hadden het zelfs al tot een proefpersing gebracht.

In het boekje wordt verwezen naar een recensie in The New York Times van Harold C. Schonberg, die naar aanleiding van een recital-serie in Carnegie Hall over Richters Beethoven-spel opmerkte dat diens uitgesproken tempowisselingen een ‘provinciale' aanpak verried en dat dit waarschijnlijk het gevolg was van het – ook muzikale - isolement dat Sovjet-musici in die tijd trof. Het leek me vissen in nogal troebel water, maar een feit is wel dat veel Russische kunstenaars, eenmaal in contact gekomen met hun westerse collega's, wel degelijk de invloeden daarvan ondergingen. Richter daarentegen heeft – we zijn er in ons artikel op ingegaan – gedurende zijn gehele, tenminste voor ons overzienbare loopbaan als musicus juist van artistieke onbuigzaamheid blijk gegeven. Anders dan Jed Distler in zijn toelichting beweert is Richters spel, en daartoe reken ik ook zijn Beethoven-vertolkingen, vanaf medio jaren zestig niet ‘eenvoudiger, letterlijker en expressiever' geworden. De wens als vader van de gedachte?

Wat deze opnamen vooral duidelijk maken is Richter als krachtige interpreet met een al even ruim bemeten technisch arsenaal tot zijn beschikking. Door onopgesmukt te musiceren raakte hij de kern van de materie en daarop maken deze Beethoven-vertolkingen gelukkig geen uitzondering. Ze zijn ook precies zestig jaar later nog steeds ‘modern', zoals die van de Brit Solomon dat zijn. De strikt heldere stemvoering, de met meesterhand afgewogen accentuering en frasering, de grote concentratie, het exquise pedaalgebruik en het suggestieve karakter van deze interpretaties (zoals in het Klagender Gesang, Arioso dolente van op. 110) leveren een schitterend beeld op van de sterk onderscheidende creatieve krachten die (ook) in deze sonates schuilen. Dat doet alleen al verbazing wekken waarom Richter zo relatief karig met dit unieke repertoire is omgesprongen: hij had tijdens zijn lange loopbaan 22 van de 32 sonates op zijn programma en daar moest het publiek het mee doen.

Richter heeft zelf een tipje van de sluier opgelicht:

‘Het enige werk dat ik ooit gespeeld heb zonder het echt te willen, was Beethovens Sonate in As-groot, opus 110. Neuhaus gaf het me om te studeren in mijn eerste jaar aan het conservatorium. Hij zei dat ik het niet kon negeren en dat ik er veel leerzaams in zou vinden. Ik wilde het niet leren: het leek me bijna té oprecht, bijna onfatsoenlijk, bijna smakeloos, met dat Arioso dat de slotfuga omlijst. Ook ben ik er nooit toe gekomen om alle sonates van Beethoven te spelen. Ik speel er tweeëntwintig, dat is genoeg. Als ik opus 110 sindsdien vrij vaak heb gespeeld, komt dat omdat deze relatief gemakkelijk is. Geen vergelijking met opus 101, die ik speelde toen ik bij Neuhaus in de klas kwam — verschrikkelijk moeilijk, moeilijker dan opus 111 en zelfs riskanter dan de Hammerklavier, al klinkt dat voor velen misschien als heiligschennis.'

Goed dus dat we deze Lost Tapes hebben. Al zijn ze nooit écht verloren gegaan...


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links