CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juni 2025

Ludwig van Beethoven - Early String Quartets
nr. 1 in F, op. 18 nr. 1 - nr. 2 in G, op. 18 nr. 2 - nr. 3 in D, op. 18 nr. 3 - nr. 4 in c, op. 18 nr. 4 - nr. 5 in A, op. 18 nr. 5 - nr. 6 in Bes, op. 18 nr. 6

Challenge Classics CC72969 (3 cd's)
Opname: juli & nov. 2023, jan. & febr. 2024, Evangelisch Lutherse kerk, Haarlem

Ludwig van Beethoven - Middle String Quartets
nr. 7 in F, op. 59 nr. 1 - nr. 8 e, op. 59 nr. 2 - nr. 9 in C, op. 59 nr. 3 - nr. 10 in Es, op. 74
Challenge Classics CC72981(2 cd's)
Opname: juli 2023, jan., febr. juni & juli 2024; Evangelisch Lutherse kerk, Haarlem

Ludwig van Beethoven - Late String Quartets
nr. 11 in f, op. 95 - nr. 12 in Es, op. 127 - nr. 13 Bes, op. 130 (met Fuga op. 133 en alternatieve finale) - nr. 14 in cis, op. 131 - nr. 15 in a, op. 132 - nr. 16 in F, op. 135
Challenge Classics CC72982 (4 cd's)
Opname: nov. 2023, febr., mei, juni, juli & nov. 2024, Evangelisch Lutherse kerk, Haarlem

Narratio Quartet: Johannes Leertouwer,
Franc Polman, Dorothea Vogel, Viola de Hoog

 


Doet het er in de muziekpraktijk wel zoveel toe: spelen op darmsnaren en met strijkstokken die nog uit de negentiende eeuw dateren? Geeft dat de muziek prompt een ander historisch cachet? Ja, maar niet in de context waarin dit veelal in de media wordt gepresenteerd: dat er dan al bij voorbaat sprake zou zijn van ‘authentiek' musiceren. Want daarvoor is veel meer nodig dan die snaar en die stok.

Wie is opgegroeid met het kwartetspel van bijvoorbeeld het Alban Berg, Italiano, Belcea, Ebène, Mosaïques (bescheiden authentiek) Cremona, Végh of wat verder terug in de tijd het Amadeus en nóg verder terug het Hongaars en het Boedapest en zo verder, zal zeker ánders tegen dat zogenaamde ‘historiserende' musiceren aankijken dan de generatie die dergelijke namen weinig tot niets zegt, van hun spel niet of nauwelijks kennis heeft genomen. Een generatie die zich volledig heeft overgegeven aan wat als het non plus ultra wordt beschouwd: dat ‘authentieke' musiceren. Waarbij nogal eens over het hoofd wordt gezien dat authenticiteit en expressieve vrijheid niet per se elkanders partners zijn.

De zaal zat vol toen zestien jaar geleden het door Johannes Leertouwer opgerichte en dan nog kersverse Narratio String Quartet op vijf achtereen volgende avonden tijdens het Festival Oude Muziek in Utrecht Beethovens laatste vijf strijkkwartetten (op. 127, 130, 131, 132 en 135) uitvoerde. Op darmsnaren én met negentiende-eeuwse strijkstokken. ‘Authentiek'? Op dit punt zeker, maar er was meer aan de hand; zelfs meer dan dat.

Johannes Leertouwer heeft zich al járen in de oude uitvoeringspraktijk verdiept. Voor mij begon de kennismaking met deze bevlogen musicus én theoreticus niet in 2009, maar een decennium later, in de Stadsgehoorzaal in Leiden, waar hij met de eveneens door hem opgerichte Nieuwe Philharmonie twee werken van Brahms uitvoerde: het Eerste pianoconcert (met als solist Paolo Giacometti) en de Eerste symfonie. Dat was bepaald wel even schrikken (u kunt er hier meer over lezen).

In het gesprek dat ik na afloop met hem voerde bleek diezelfde bevlogenheid, duidelijk gestimuleerd door zijn grote kennis van zaken omtrent de historische uitvoeringspraktijk. Er ging van zijn gloedvolle betoog grote en zelfs aanstekelijke overtuigingskracht uit.

Kortgeleden plaatste ik zijn voor verdere publiciteit geschikt gemaakte dissertatie Re-inventing the nineteenth-century tools of unprescribed modifications of rhythm and tempo in performances of Brahms's symphonies and concertos op onze website (klik hier). Wie zich erin wil verdiepen wacht een uitermate boeiend exposé waarin feiten en veronderstellingen in een net zo overtuigend evenwicht zijn gebracht.

Maar dan nu die praktijk, of betere gezegd vanuit die praktijk, alle Beethoven-kwartetten. Volgens de leerstellingen van Johan Leertouwer welteverstaan. Wat betekent dat in concrete vorm? Afgezien van het instrumentarium (in lagere dan de gebruikelijke stemming: A=430/432 Hz) horen we heus (niet in het manuscript voorgeschreven) portamento en ongegeneerd vibrato. Over het portamento schrijft Leertouwer in het tekstboekje:

In de negentiende eeuw werd vibrato beschouwd als een ornament dat met mate moest worden gebruikt. In vioolmethodes van Louis Spohr (1833) en later Joseph Joachim en Andreas Moser (1905) werd vibrato niet gezien als een continu onderdeel van de klank, maar als een expressief middel dat werd toegepast om bepaalde tonen te accentueren. Volgens deze leermeesters was een constante vibrato ongepast, omdat het de zuiverheid van de toon en de natuurlijke expressie van de muziek verstoorde.

En over het portamento:

Portamento was daarentegen een veelgebruikte techniek en werd beschouwd als een essentieel expressief middel. Strijkers gebruikten subtiele glijdende overgangen tussen tonen om een zangachtige kwaliteit te bereiken, waardoor hun spel dichter bij de expressieve mogelijkheden van de menselijke stem kwam. Dit gebruik van portamento was kenmerkend voor de romantische uitvoeringspraktijk en werd niet alleen getolereerd, maar zelfs aangemoedigd in de muziek van die tijd.'

Er vallen in deze vertolkingen echter (nog) meer bijzondere kenmerken te registreren, zoals een minder aangezette dynamiek en daardoor ook minder contrastwerking, een subtielere frasering (die echter niet per definitie haar goede diensten bewijst), verflauwde spanningsbogen en een meer diffuse stemvoering. Het zijn zo van die aspecten die een tamelijk grote afstand creëren tussen deze uitvoeringen en die door de aanmerkelijk strakker aangelijnde ensembles in het topsegment. 'Authentiek' versus 'modern' dus, om het simpel samen te vatten.

Misschien komen mijn bezwaren nog het best tot uitdrukking in de uitvoering van de late kwartetten, want daarin heeft Beethoven vanuit zijn late pianowerken de onthechting van het materiaal een belangrijke plaats toegekend met als gevolg dat het besef van ruimte en tijd dusdanig in de waagschaal wordt gesteld dat het een zekere muzikale intelligentie en analytisch vermogen vereist om het discours goed te kunnen (blijven) volgen. Wie dan naar houvast zoekt vindt dat gemakkelijker bij de ‘moderne' dan bij de ‘historische' (volgens het Leertouwer-model) uitvoeringspraktijk. De verticale (melodiek) en horizontale (harmoniek) klankstructuur wint nu eenmaal het meest bij strakheid (wat ook, en bepaald niet en passant, de verschillende verhaallijnen ten goede komt). Dat er soms bij het Narratio Quartet speltechnische steken vallen (intonatie, onbalans, articulatie) heb ik mede dankzij het warme spel niet als storend ervaren. Perfectie alleen opent trouwens zelden de weg naar de juiste perceptie van een muziekwerk.

De door Bert van der Wolf (tegenwoordig met de toevoeging Oude Avenhuis) in de Evangelisch-Lutherse kerk van Haarlem gemaakte opnamen tonen absolute topklasse.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links