CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september 2023

Bartók: De houten prins Sz 60 - Danssuite Sz 77

WDR Sinfonieorchester o.l.v. Cristian Macelaru
Linn CDK 714 • 74' •
Opname: nov. 2020 & juni 2022, Philharmonie, Keulen

 

Bartóks pantomime De houten prins is een buitengewoon kleurrijke partituur, voltooid in 1917 en gebaseerd op een sprookje van Béla Balàzs. De componist ontwierp het naar eigen zeggen als een ‘symfonisch gedicht waarop wordt gedanst'. Het draait in dit werk om een prins die smoorverliefd wordt op een prinses, maar haar door tussenkomst van een fee niet kan benaderen. De prins bedenkt een list: hij maakt een houten kopie van zichzelf, met alles erop en eraan, waaronder ook kroon en mantel. De gelijkenis is dusdanig dat niemand het verschil kan zien, óók de fee niet. De prinses ziet de houten prins, wil met hem dansen, maar de fee laat juist die tot leven komen, dit tot groot verdriet van de échte prins, die de prinses er vandoor ziet gaan met de houten prins. De fee ziet de wanhoop op het gezicht van de echte prins, krijgt medelijden met hem, trekt hem de mooist denkbare kleding aan en verandert de houten prins weer tot levenloos materiaal. Waarna de echte prins met zijn prinses verenigd wordt. Eind goed al goed (zoals in de meeste sprookjes).

De repetities in Boedapest moeten toentertijd volgens berichten van tijdgenoten nogal wat voeten in de Hongaarse aarde hebben gehad: er wordt verhaald van maar liefst zo'n veertig repetities door het operaorkest en nog steeds is het een werk dat een grondige voorbereiding vergt, niet in de laatste plaats door het voorgeschreven grote orkest. Een volledige uitvoering, mét ballet, is een zeldzaamheid. Wel worden de door de componist samengestelde twee orkestsuites soms gespeeld (in die zin vergelijkbaar met De wonderbaarlijke mandarijn).

Het voor De houten prins benodigde instrumentarium liegt er niet om: 4 fluiten, 2 piccolo's (fluit 4/piccolo 1; fluit 3/piccolo 2), 4 hobo's (hobo 2/althobo 1; hobo 3/althobo 2), 4 klarinetten (klarinet 3/Es-klarinet; klarinet 4/basklarinet), 4 fagotten (fagot 3/contrafagot, fagot 4/contrafagot), altsaxofoon, tenor-/baritonsaxofoon, 4 hoorns, 2 trompetten, 2 kornetten, 3 trombones, tuba, uitgebreide percussie (o.a. pauken, grote trom, tamtam, bekkens, triangel, xylofoon, glockenspiel en castagnetten - in totaal 5 slagwerkers), 2 harpen, celesta vierhandig, 16+16 violen, 12 altviolen, 10 celli en 8 contrabassen.

Het is daarmee Bartóks meest omvangrijke orkestratie, al blijkt ook uit zowel instrumentatie als orkestratie dat de toen componist 36-jarige componist een buitengewoon fijnmazig oor had voor een transparante orkestklank, terwijl – mits goed uitgevoerd – in de tutti de klank nergens dichtloopt. Duidelijk is ook dat de kern van de orkestratie is gelegen in de afwisselend lyrische en dramatische handeling en daarvan geen moment los kan worden gezien. Dat is minder voor de hand liggend dan het lijkt, want voor menige componist blijkt dat nu juist een brug te ver te zijn.

Hoewel van een geheel andere signatuur worden Richard Strauss' opera's Elektra en Salome naast Arnold Schönbergs Gurre-Lieder als verwant aan De houten prins gezien, maar dat kan alleen op de omvangrijke, tevens zeer kleurrijke orkestratie duiden, want inhoudelijk hebben de vier werken werkelijk niets met elkander gemeen.

De houten prins heeft een speelduur van rond een uur en is aldus geen avondvullend werk. Of het zich goed laat combineren met bijvoorbeeld Hertog Blauwbaard of De wonderbaarlijke mandarijn? Het ligt wel in de bedoeling, maar het lijkt mij een teveel van het (zeer!) goede, in die zin dat de toehoorders door de overvloedige dramatiek in de drie werken worden overspoeld en overvoerd. Waardoor het meer voor de hand ligt om De houten prins te combineren met bijvoorbeeld het Concert voor orkest.

Op cd vormt de veel bekender zesdelige, op volksmelodieën gestoelde Danssuite uit 1923 een ideale combinatie en dat is ook de weg die Macelaru met het orkest van de West-Duitse omroep heeft bewandeld. Maar belangrijker: hij blijkt in mijn oren een ideale Bartók-vertolker die het orkest tot een waarlijk voluptueus klankpalet heeft weten te verleiden, met in het muzikale sprookje de vele sublieme soli (klarinet!), de golvende saxofoons, de net zo fraai gedetailleerde dansepisodes en natuurlijk de met alle denkbare dramatiek omgeven uitbarsting die de inmiddels wanhopig geworden prins symboliseert. De dynamische aanwijzingen van de componist worden op de voet gevolgd (het begin van het werk is werkelijk een bijna breekbaar pianissimo dat uit het niets opdoemt, een procedé dat Mahler in zijn Eerste symfonie al tot ongekende hoogte had uitgewerkt), de meesterlijk opgebouwde spanningen geven het gehele stuk de nodige dramatische spankracht en de lyrische episodes krijgen precies het juiste gewicht (overdrijving doet het affect onmiddellijk teniet). Er is ook een goed geproportioneerd gevoel voor het humoreske en gracieuze dat in dit zich soepel ontwikkelend exposé evenmin mocht ontbreken. Kortom, dit is een uitvoering die staat als een huis, waarvan de uiterst positieve kenmerken een net zo meeslepend vervolg krijgen in de eveneens fenomenaal gespeelde Danssuite, een werk dat naast veel orkestraal raffinement wordt gedragen door het folkloristisch karakter van de verschillende thema's. Ook hier speelt het WDR-orkest de sterren van de hemel, terwijl de opname dit schitterend klankgewaad onaangetast uit de luidsprekers tovert.

In februari 2017 leidde de Roemeen Cristian Macelaru (hij is getrouwd met de fagottiste Cheryl) het WDR-symfonieorkest voor het eerst als gastdirigent. Dat beviel beide partijen dusdanig dat er meerdere optredens volgden. Met ingang van het seizoen 2019-2020 was het dan zo ver: Macelaru kon als de nieuwe chef aan de slag, met op zak een driejarig contract, dat later tot en met het seizoen 2025-2026 werd verlengd. Macelaru is tevens chef-dirigent van het Orchestre National de France, voorlopig tot en met het seizoen 2026-2027.

Precies een jaar geleden besprak ik van hetzelfde orkest onder dezelfde dirigent een goed geslaagd Dvorák-project (Legenden en Tsjechische Suite - klik hier), hetgeen de gelukkige samenwerking ook in discografisch opzicht alleen maar bevestigt.

Maar terug naar de beide werken van Bartók in ronduit spetterende uitvoeringen die wereldklasse uitstralen, een ware aanwinst na nog zo'n cd die nog maar kortgeleden bij mij hoge ogen gooide: het Concert voor orkest en de Vier orkeststukken door het Radio Filharmonisch Orkest onder zijn chef-dirigente Karina Canellakis (klik hier).

Een puntje van kritiek: in het cd-boekje is van de orkestbezetting een waar rommeltje gemaakt: deels dubbel afgedrukt en zonder vermelding van de pianopartij in de Danssuite.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links