CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2023

Bartók: 4 Orkeststukken Sz 51 - Concert voor orkest Sz 116

Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Karina Canellakis
Pentatone PTC 5187 027 • 63' •
Opname: juli 2022, MCO, Hilversum

 

Karina Canellakis heeft er als chef-dirigent van het Radio Filharmonisch Orkest inmiddels vier jaar opzitten. Tijd dus voor een artistieke tussenbalans die zonder enige twijfel gunstig voor haar, maar ook voor het orkest uitvalt: er zijn door de bank genomen meer dan uitstekende prestaties geleverd, terwijl het verre van eenzijdige repertoire tot dusver een bijzonder fraaie staalkaart liet horen wat zowel dirigent als orkest muzikaal in huis hebben. Zeker voor de muziekliefhebber (die niet per se achter de schermen hoeft te kijken) zal sprake zijn geweest van een min of meer ideale symbiose, waaraan de (vrijwel altijd onvermijdelijke) deelkritiek op de geleverde prestaties niets afdoet. Een gelukkig ‘huwelijk' dus, voor zover we dat kunnen of mogen weten.

Rond 2018 moet iemand danig zijn nek hebben uitgestoken, want Canellakis (1981, New York City) was in het jaar daarop de eerste vrouw in ons land die als chef haar opwachting kon maken bij ons alom zo gewaardeerde omroeporkest in de 'klassieke' sector. Er was toen slechts één stoorzender en die lag buiten het bereik van bestuur, orkest én dirigent: de voortwoekerende coronapandemie. Ik wil die bekende uitspraak van Johan Cruijff hier niet citeren, maar u begrijpt: ieder nadeel brengt menigmaal ook een voordeel met zich mee, wat in dit geval betekende dat de traditionele hectiek rond het orkestbedrijf noodgedwongen plaats moest maken voor een zekere mate van rust, en dit dan ten gunste van een aangenaam ogende en vooral solide opbouw binnen wat op dat moment nog kersverse verbintenis was. Het moet goed zijn uitgepakt of althans zo zijn ervaren, want de (verdere) weg omhoog leverde geen enkel beletsel op.

Canellakis is al aardig ingeburgerd. Samen met haar man en inmiddels twee kinderen heeft zij haar intrek genomen in een appartement op de in dit geval niet spreekwoordelijke steenworp afstand van het Amsterdamse Concertgebouw. Of ze zich bij het Hilversumse orkest als een vis in het water voelt weet ik eerlijk gezegd niet, maar ze zal zich voorafgaande aan haar benoeming ongetwijfeld ruimschoots hebben georiënteerd en over wat zij mogelijk kon verwachten. Het moet haar haar al op voorhand duidelijk zijn geworden dat haar keuze voor het Radio Fil tevens iets onvermijdelijks met zich mee zou brengen: het nogal nukkige en onberekenbare vaderlandse omroepbestel dat zelf herhaaldeijk van weinig opofferingsgezindheid blijk heeft gegeven, maar dat wel – en bij herhaling – van anderen dat heeft geëist, daarbij aangedreven door de Haagse politiek met een behoorlijke vinger in de omroeppap. De daarmee samenhangende bezuinigingsdrift lijkt nooit uitgewoed, met het drama rond de ter ziele gegane Radio Kamer Filharmonie nog vers in menig geheugen.

Geen orkest, geen ensemble, klein of groot, kan het tegenwoordig zonder marketing & sales stellen, daarbij gevoed door de alom erkende maar duidelijk ook gevoelde noodzaak om het eigen ‘product' zo goed mogelijk aan de man te brengen. Het is immers allang niet meer de subsidiekraan die als belangrijke inkomstenbron uitkomst brengt, terwijl ambitie en financiering nu eenmaal niet los van elkaar kunnen worden gezien. Wat tevens alles te maken heeft met actieradius, bereikbaarheid, ‘op de kaart staan en blijven', maar ook met repertoirekeuze en wat daar allemaal van wordt afgeleid. Het uitstralen van een eigen identiteit, het ligt zo voor de hand en het blijkt tegelijk zo lastig te realiseren. Veel orkesten en ensembles hebben er duidelijk moeite mee, zijn niet zo goed in het propageren van hun 'unieke functie', wat zich onder meer uit in weinig avontuurlijke programma's en dientengevolge veel-van-het-zelfde.

Het Radio Fil kreeg van de Raad voor Cultuur kwam onlangs met een advies dat er kortheidshalve op neerkwam dat orkest en koor (Groot Omroepkoor) van grote toegevoegde waarde voor het Nederlandse muzieklandschap als geheel en de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) in het bijzonder, maar dat het potentieel ervan beter kon worden benut. Er waren nieuwe samenwerkingsafspraken nodig om de kansen voor levende muziek op de publieke omroep te grijpen en een meer divers publiek te bereiken. Er diende bovendien een artistiek leider te worden aangesteld. Het zijn zo van die lacunes die zich alleen op papier op korte termijn laten oplossen.

In het advies van de raad wordt hoog opgegeven van de drie omroepseries van de samenwerkende omroepen: AVROTROS met het Vrijdagconcert in TivoliVredenburg en het Zondagochtend Concert in de Spiegelzaal, en natuurlijk de fameuze NTR ZaterdagMatinee (waarvan Kees Vlaardingerbroek als artistiek directeur enige weken terug onverwacht afscheid nam met als zijn voornaamste aanleiding de opnieuw aankondigde bezuinigingen in de naaste toekomst die onvermijdelijk ten koste zullen gaan van de programmering).

Volgens de raad moet het gevarieerder en innovatiever worden, waaronder de ontwikkeling van nieuwe formats, innoverende initiatieven en het aantrekken van een meer divers en – het is zo langzamerhand een modewoord geworden – ‘inclusiever' publiek. Hetgeen dus direct ingrijpt op bestaande of niet bestaande samenwerkingsverbanden en de verschillende verantwoordelijkheden. Zoveel is zeker: de weg die de raad wijst is niet bepaald een richting die de Hilversumse bestuurslagen op het lijf geschreven is.

Karina Canellakis (foto Tobias Hase)

Canellakis heeft er zelf ook zo haar eigen ideeën over, zo bleek onlangs uit een vraaggesprek met NRC Handelsblad. Dat zou dan volgens haar moeten beginnen bij meer vrijheid en meer onafhankelijkheid, meer zichtbaarheid ook. Maar ook: meer ambitie aan de dag leggen om mensen te bereiken, ook - en dat is best saillant - buiten ons land. Operavoorstellingen die gewebcast kunnen worden, voorzien van zowel Nederlandse als Engelse ondertiteling. Met een venijnige uithaal naar diezelfde omroep die het presteerde om de voorstelling van Janáceks Het sluwe vosje niet eens op beeldband vast te leggen, terwijl de camera's nota bene gewoon in de zaal hangen. Dit alles ingekaderd in wat we allemaal allang weten en al zoveel malen door musici is uitgedragen: dat klassieke muziek allesbehalve elitair is, gewoon menselijk noodzakelijk is, van nature laagdrempelig behoort te zijn. Het zijn zo van die bekende open-deur-intrappers waaraan de ‘goeie ouwe radio' het nodige heeft maar nog meer kan bijdragen. En waarom niet een medium introduceren zoals de Digital Concert Hall van de Berliner Philharmoniker, die als baanbreker kan fungeren? Er wordt al jaren over gepraat, maar er gebeurt niks. Canellakis heeft tot 2027 bijgetekend, dus er is nog tijd (de bureaucratische molens hebben de neiging zeer langzaam te draaien) om het haar ook wat dit betreft alsnog naar de zin te maken.

De vraag lijkt gerechtvaardigd of er in die Haagse en Hilversumse bestuurscarrousel wel genoeg naar Canellakis wordt geluisterd. Ze sprak er zich niet duidelijk over uit, maar tussen de regels door viel wel te lezen dat ze er niet blij van werd, verwijzend naar ‘vastgeroeste gewoontes' (die de meesten van ons wel zullen herkennen) die losgetrokken dienen te worden. Snel en efficiënt inspelen op de nog steeds voortgaande digitale ontwikkelingen in de wetenschap dat er nog steeds veel te weinig vorderingen in worden gemaakt. Zo hadden we al lang en breed die Digital Concert Hall kunnen hebben, maar ook als 'virtuele' abonnementhouder van de voorstellingen bij De Nationale Opera maar dan in ons eigen huis kunnen genieten.

Terwijl de verschillende media broederlijk naast elkaar kunnen bestaan, elkander aanvullen en niet vervangen. We hebben de vele muziekstreamingdiensten, maar ook nog steeds de cd, nietwaar? Van de laatste geluidsdrager werd al jaren geleden de teloorgang voorspeld, maar het medium is nog steeds volop ‘alive & kicking'. Sterker nog, het aantal nieuwe releases is met geen mogelijkheid nog fatsoenlijk bij te houden, keuzes moeten worden gemaakt.

Wat me dan op het recente album van Pentatone brengt, met daarop het Radio Filharmonisch Orkest in vol ornaat onder leiding van Karina Canellakis in een meer dan voortreffelijk Bartók-programma, waarvan wat mij betreft de meeste aandacht uitgaat naar een stuk dat in Bartóks orkestrepertoire door de jaren heen ronduit stiefmoederlijk is bedeeld: de vier orkeststukken Sz 51 (op. 12) uit 1921, oorspronkelijk geschreven voor piano solo in 1912 en door de componist voor orkest bewerkt. Niet alleen geeft dit zo kleurrijke kwartet een overtuigend beeld van het creatieve voorstellingsvermogen van de dan nog relatief jonge componist (Bartók was in 1912 pas 31), maar maken we ook kennis met de invloed die de klankwereld van Debussy toen nog op hem had, al kondigt de latere Barók zich al helder en overtuigend aan. Niet mis te verstaan zijn de folkloristische invloeden die hij opdeed en op toonband vastlegde tijdens zijn reizen door de Balkan. Dat het werk een nogal somber gestemde signatuur draagt heeft mogelijk alles te maken met wat hem kort daarvoor was overkomen: het ontbreken van enig succes bij publiek en critici van zijn in 1911 voltooide, vooruitstrevende opera Hertog Blauwbaard.

Bartók (vierde van links) begin 1900 als etnomusicoloog met fonograaf om daarmee Transsylvaanse volksliedjes vast te leggen.

Evenals de georkestreerde vier stukken mag ook het zo bekende Concert voor orkest profiteren van een ronduit spetterende uitvoering die kort en bondig gezegd wereldklasse uitstraalt en die zich bijna - dat wil zeggen op een enkel detail na - kan meten met wat voor mij nog steeds de meest toonaangevende uitvoering van het werk is: die door het Chicago Symphony onder leiding van Georg Solti, de fameuze Decca-opname uit 1981, samen met de Danssuite.

Canellakis en het Radio Fil hebben duidelijk ‘iets' met de muziek van deze componist, zoals al eerder bleek, tijdens het AVROTROS Vrijdagconcert in het Utrechtse Tivoli/Vredenburg, waar de zelden uitgevoerde, in 1930 voor koor en orkest gecomponeerde Cantata Profana in april van het vorig jaar tot klinken kwam, naar een tekst uit Roemeense volkspoëzie over zeven hertjes, door Bartók zelf in het Hongaars vertaald. Evenals op dit nieuwe album kwam ook in deze uitvoering Canellakis' dirigeerstijl optimaal tot uitdrukking: concies, onopgesmukt, ferm en met de zeker voor complexe composities zozeer vereiste heldere slag. Net zo helder als deze nieuwe opname overigens, het zoveelste juweel van Polyhymnia's producer Everett Porter.

Het is vooral te hopen dat Canellakis' opvattingen voldoende gehoor zullen vinden bij degenen die het uiteindelijk in Hilversum en Den Haag voor het zeggen hebben. Orkest, koor, dirigent én publiek kunnen er alleen maar wel bij varen. En daar gaat het uiteindelijk toch om.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links