CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2020 |
Ik maakte voor het eerst kennis met het spel van de Russische violist Andrey Baranov (1984, Sint-Petersburg) tijdens de Koningin Elisabeth Wedstrijd (wij zouden zeggen Concours) in 2012, waar hij de eerste prijs behaalde. Een volkomen terechte 'overwinning', wat overigens daar in Brussel zeker niet altijd het geval is. Daarna ook nog in 2015 in het Zwitserse Lugano, waar hij optrad op uitnodiging van Martha Argerich. Hij speelde er toen weliswaar niet de hoofdrol, maar dat nam niet weg dat zijn spel klasse uitstraalde. Daarna verloor ik hem echter uit het oog en oor. Het in 2017 eveneens door Muso uitgebrachte soloalbum had de passende titel The Golden Violin meegekregen, waarop hij zich samen met zijn zus, de pianiste Maria Baranov, presenteert. Ik miste dit album op meer dan een haar na, maar het bleek een groot succes. In 2018 werd het bekroond met de Diapason d'Or. U vindt het onder meer op Spotify (ook dit nieuwe album zal ongetwijfeld binnenkort op o.a. Spotify verschijnen). Het duo van broer en zus was in juli nog te horen op de Belgische radio met een fraai afgewogen Schubert/Enescu/Beethoven-programma. Ook voor hen geldt dat de coronacrisis diepe voren door de optredens heeft getrokken. Nu dan dus deze solo-cd, zo te lezen de eerste van een reeks waarin de sonates en partita's van Bach worden gecombineerd met andere stukken voor viool solo, zoals op dit eerste album de Derde sonate van Eugène Ysaÿe en zeven van de 24 Caprices van Nicolò Paganini. Zeer veeleisend repertoire, zowel in technisch als in interpretatief opzicht, maar vanuit het oogpunt van contrastwerking en de vele verschillende tijdvakken beslaande stilistische aspecten zonder meer een boeiende onderneming. Dit is een parcours dat zich uitstrekt van indringende monumentaliteit tot bijna breekbare tederheid, van betoverende lichtheid tot overweldigende grandeur; en dat allemaal in gang gezet door slechts een viool en een strijkstok. Maar ook de architectuur eist in deze stukken een belangrijke rol op. Misschien heeft het op de achtergrond meegespeeld dat Bach door velen als de alfa en omega van de westerse muziek wordt beschouwd: dat het bij hem begint en tevens bij hem eindigt. In termen van grootheid welteverstaan. De kans lijkt mij dus groot dat het laatste album tevens de laatste partita of sonate van de grote Thomascantor bevat. Het spel van Andrey Baranov is een volmaakte weerspiegeling van wat we van de hedendaagse violistiek mogen verwachten maar wat we helaas niet altijd krijgen: dat altijd weer zo bijzondere mengsel van intelligentie, ritmische precisie, dynamische nuancering, genuanceerde fraseringen en als het om de muzikale 'boodschap' los van de techniek gaat: fantasie, spiritualiteit en engagement. Het is bij Baranov allemaal in ruime mate voor handen. Hij zal daarbij zeker mede zijn geïnspireerd door het instrument dat hem ter beschikking stond: een heuse Giovanni Battista Guadagnini, in 1758 in Cremona vervaardigd. Hij ontving het instrument in bruikleen nadat het door zijn leraar, Pierre Amoyal, eerst was 'ontdekt' bij een Duitse mevrouw die het in haar bezit had en het voor de gelegenheid graag aan Baranov afstond. Een ding staat voor de luisteraar vast: de Guadagnini klinkt ronduit schitterend, mede dankzij de bijzonder geslaagde opname. De bijgeluiden mag u voor lief nemen: ze horen er gewoon bij. index |
|