CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2016
|
Misschien is wel de belangrijkste vraag die bij deze uitgave gesteld moet worden of het vanuit muzikaal en historisch perspectief wel zo 'correct' is om de specifiek voor de cello geschreven suites van Johann Sebastian Bach 'om te toveren' tot suites voor de gitaar. Wat het eerste aspect betreft: er kan geen twijfel over bestaan dat de Albaneze gitarist Petrit Çeku (1985) in dit repertoire het beste van zichzelf geeft. Dat is zowel technisch als interpretatief bepaald niet gering. Daarmee is puur muzikaal bezien een belangrijk obstakel weggenomen. De keerzijde is evenwel niet minder evident: de gitaar is, de argumentatie in het cd-boekje ten spijt, in dit repertoire nu eenmaal niets anders dan een vreemde eend in de bijt. Het heeft geen zin het anders te draaien of het anders te zien. Kenners en 'Liebhaber' zijn het erover eens: de cellosuites en de vioolpartita's zijn een wonder van meerstemmigheid. Een aanmerkelijk deel van hun magische karakter ontlenen zij aan wat Bach in deze grote werken suggereert: dat wat er polyfoon en harmonisch niet is, wordt door onze hersens wel degelijk als zodanig geïnterpreteerd, als het ware 'ingevuld'. De fysieke beperkingen van de cello krijgen daardoor geen vat op deze suites, want wat we waarnemen is compleet, is totaal. Alsof Bach dat in ons hoofd wil prenten. We kennen ze maar al te goed: de talloze bewerkingen die zeker in de laatste twee decennia alleen maar in aantal zijn toegenomen en waarvan een groot deel hun weg naar het podium en de opnamestudio hebben gevonden. De onderliggende redenen kennen we eveneens en hoeven in het bestek van deze recensie niet uit de doeken te worden gedaan. Wat al deze bewerkingen, hoe goed ze ook zijn gedaan, gemeen hebben is dat ze - in de een in meerdere mate dan de ander - ons het onbelemmerde uitzicht op de oorspronkelijke compositie ontnemen. Door de bewerking krijgen de stilistische, esthetische eigenschappen van het origineel een andere dimensie en daarmee belevingswereld. Dat is geen veroordeling maar het vaststellen van een feit. Valter Despalj heeft Bachs notenbeeld aan de gitaar 'aangepast'. Nu is deze Kroatische cellist niet zomaar iemand. Hij studeerde cello bij grootheden als Pablo Casals, Leonard Rose, Pierre Fournier en André Navarra, en studeerde onder meer af aan het beroemde Juilliard. Zijn concertcarrière is er eveneens een om u tegen te zeggen en zijn pedagogische kwaliteiten worden hoog geschat. Maar alle accolades leveren nog geen bewerking op die bij iedereen in de smaak hoeft te vallen. Menigeen zal het als een groot bezwaar ervaren als het oorspronkelijke notenbeeld geweld is aangedaan door dit te veranderen, hetzij door weglating, aanvulling of anderszins. Voor Despalj is dit een fundamenteel juiste benadering en waar het de gitaar betreft zelfs essentieel. Dat plaatst deze bewerkingen tegelijkertijd tussen de kaders van bijvoorbeeld de orgelbewerkingen van Busoni (piano) en Stokowsk (orkest). Maar ook tussen die van een grootheid en barokkenner par excellence als Gustav Leonhardt die in zijn bewerking van de zesde cellosuite evenmin trouw bleef aan het oorspronkelijke notenbeeld; wat overigens ook niet had gekund, want de speltechnische eigenschappen van cello en klavecimbel liggen mijlenver uiteen (wat met evenveel recht kan worden gezegd van de Stokowski-orkestraties ten opzichte van het orgel). De conclusie van dit alles mag echter niet zijn dat een met respect jegens de componist gemaakte gemaakte, zorgvuldige bewerking a priori 'veroordeeld' moet worden. Het is net zo legitiem om de cellosuites in een of andere bewerking te horen als dit categorisch af te wijzen. Hoe dan ook, een feit is wel dat wat de bewerking betreft het flonkerende gitaarspel van Petrit Çeku in puur muzikaal opzicht de beste verdediging is en blijft tegen welke bezwaren dan ook. Dit is musiceren op zeer hoog niveau, technisch volmaakt, met grote retorische kwaliteiten en een diep inzicht in de structuur van deze muziek. De interpretatie van de vijfde suite is wat mij betreft het hoogtepunt van deze set; niet zo vreemd: een soortgelijk beeld dringt zich op bij de beste cellisten die deze suites hebben vastgelegd. In die zin is de verwantschap tussen deze gitarist en zijn cello spelende collega's uit heden en verleden onmiskenbaar. De schitterende opname is uitermate geschikt om de audio-installatie op de proef te stellen. Voor de geïnteresseerden: de opnamen werden in DSD (Direct Stream Digital) opgenomen. De sacd's bevatten drie verschillende 'programma's': het eerste is de standaard stereoversie, de tweede en derde - alleen afspeelbaar in een sacd-speler - zijn in DSD stereo en in (vijfkanaals) surround. index |
|