CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2025 |
In de barokperiode noteerden de componisten hun inventies slechts rudimentair. Dit in de terechte veronderstelling dat binnen hun omgeving de vocalisten en instrumentalisten bekend waren met de stilistische karakteristieken van die muziek en hoe die uit te voeren. De kans is klein dat uitvoerdende musici, waaronder veelal stadsmuzikanten, de moeite namen om kennis te nemen van de verhandelingen van vooraanstaande muziektheoretici: die hadden ze niet nodig, de speltechnische mores kenden ze toch wel. Bij de huidige, vanaf de jaren zestig geleidelijk in zwang gekomen historiserende uitvoeringspraktijk ligt dat gecompliceerder, maar schept zowel voor de individuele musicus als voor het collectief een zekere vorm van interpretatieve vrijheid, wat bepaald anders is ten aanzien van een partituur op de letter en jota. Van die vrijheid maken musici graag gebruik en verklaart de vaak grote verschillen tussen de interpretaties. Het uitmelken van die verschillen - wat recensenten soms graag doen - leidt dan tot conclusies die in een volkomen verkeerde context worden geplaatst. Het is bijna tien jaar geleden dat ik van het Belgische Vox Luminis, toen samen met het Scorpio Collectief, de cd met motetten van de Bach-dynastie heb besproken (klik hier). In 2018 volgde dan opnieuw een 'familiealbum', ditmaal met geestelijk-vocale werken met instrumentale begeleiding, deels werken waarin nog wordt vastgehouden aan de vormtechnische principes van het ‘geistliches Konzert', maar ook geestelijke cantates die zich onderscheiden door de indeling in segmenten. Veel van wat er van die muzikale Bach-dynastie is overgeleverd danken we aan Johann Sebastian, die zich tot taak had gesteld om de precieze familieverbanden nauwkeurig in kaart te brengen. Het bleek voor de generaties na hem de belangrijkste informatiebron over al deze componisten, organisten, cantoraten en stadsmuzikanten, waarvan er vier op deze cd hun opwachting maken. Het vroegst bekende familielid is de in Hongarije geboren Vitus Bach, een molenaar die graag op zijn citer speelde, het instrument dat hij meenam wanneer hij graan ging malen (aldus door Johann Sebastian verhaald). Vitus had twee zoons: Hans, stadsmuzikant in Wechmar, en een onbekend gebleven zoon waarvan de naam niet bekend is. Hij zal niet muzikaal zijn geweest of zich niet aan de muziek hebben overgegeven, want anders had J.S. hem, vermoed ik, wel in zijn annalen vermeld. Johann, de zoon van Hans, zag in Wechmar in 1604 het levenslicht. Hij was het eerste familielid dat een reputatie genoot als kerkorganist, eerst in Schweinfurt en vervolgens in Erfurt. Hij was tevens het eerste familielid wiens composities bewaard zijn gebleven: drie motetten (wellicht is het andere deel van zijn oeuvre, áls het heeft bestaan, verloren gegaan). Johann had twee broers: Christoph en Heinrich. De eerste was de vader van Ambrosius, die op zijn beurt de vader werd van Johann Sebastian en Georg Christoph. Heinrichs twee zonen, Johann Christoph en Johann Michael, waren dus neven van Ambrosius. Uit een notitie van J.S. Bach:
Maria Barbara, een van deze vier dochters, trouwde op 17 oktober 1707 de organist van de Divi-Blasii-kerk in Mühlhausen, een zekere Johann Sebastian Bach. Van alle vroegere leden van de familie van J.S. Bach heeft Johann Michael (1648-1694) het grootste aantal werken gecomponeerd, waaronder motetten en diverse geestelijke vocale werken met zowel kleinere als grotere instrumentale begeleiding, naast een Sonate à 4 voor strijkers en een twintigtal orgelkoralen. Johann Christoph (1642-1703) komt de eer toe van alle eerdere familieleden van J.S. Bach de meest indrukwekkende componist te zijn geweest, niet alleen vanwege de kwaliteit, maar ook door de oorspronkelijkheid van zijn muziek. Dat wordt ook bevestigd door J.S. Bach zelf, die hem als enig familielid ‘ein profonder Componist' noemt. Het is waarschijnlijk dat de jonge J.S. zich het meest met hem verbonden heeft gevoeld. Niet alleen door de hoge kwaliteit van diens composities, maar ook doordat hij hij organist was in Eisenach en nauw verbonden met zijn neef Johann Ambrosius, de vader van J.S. De jonge J.S. kan echter nauwelijks meer dan enige jeugdherinneringen aan Johann Christoph hebben gehad, want na het overlijden van de beide ouders in 1694, werd de jonge Johann Sebastian liefdevol opgenomen door zijn oudere broer, eveneens Johann Christoph genaamd, organist in Ohrdruf. Toen J.S. terugkeerde na van 1700 tot 1703 in Noord-Duitsland te hebben doorgebracht, om in Arnstadt in augustus 1703 de functie van organist te gaan vervullen, was de eerste Johann Christoph, die ‘profunde componist', al overleden, in maart van datzelfde jaar. We moeten daarbij bedenken dat de kennis die J.S. opdeed van de muziek van zijn eerdere familieleden (en hun onmiskenbare invloed op zijn vroege werken), alleen verworven kon worden door zijn nauwe bekendheid met hun partituren zelf. Partituren die hij zijn hele leven lang bij zich hield, en er verschillende van liet uitvoeren tijdens diensten in de Thomaskerk in Leipzig. Het enige werk dat van Georg Christoph Bach (1642-1697) is overgeleverd is de cantate Siehe, wie fein und lieblich ist, een verjaardagscantate, met als tekst die van Psalm 133. Het bijzondere daarvan is dat we de omstandigheden rond deze compositie kennen, aangezien het stuk werd uitgevoerd ter gelegenheid van de 47ste verjaardag van de componist in 1689. Gezien de tekst van de psalm, die de vreugde van broeders die samenleven oproept, mogen we aannemen dat Georg Christoph op deze dag bezoek kreeg van zijn twee broers, de tweeling Ambrosius en Johann Christoph? We kunnen ons daarbij gemakkelijk de vreugde van een familiereünie voorstellen, waarbij de drie broers de vocale partijen deelden en andere familieleden en bevriende musici zorg droegen voor de briljante partijen voor viool, drie violen en basso continuo. Ook zullen de verschillende kleinkinderen zeker aanwezig zijn geweest - onder hen bevond zich een zekere vierjarige Johann Sebastian… Dan tot slot van deze kroniek Johann Sebastian (1682-1750) zelf, met zijn cantate Christ lag in Todesbanden BWV 4, een van zijn vroegste exploraties in het genre. Stijl en behandeling van geestelijke werken door eerdere leden van de familie Bach - om nog maar te zwijgen van een groot aantal andere werken die tegen het einde van de zeventiende eeuw werden gecomponeerd door Noord-Duitse componisten als Bruhns en Buxtehude, en door Thüringer meestercomponisten als Pachelbel - stimuleren de zoektocht naar gemeenschappelijke aspecten in soortgelijke vroege werken van Johann Sebastian. Zoals ze ook een fundamentele rol speelden in zijn muzikale opvoeding. Een opvallend voorbeeld hiervan is Christ lag in Todesbanden. De cantate is opvallend sterk verwant aan Pachelbels gelijknamige cantate; Pachelbel was, zoals we weten, nauw verbonden met de familie van Ambrosius Bach. Het betreft een cantate waarin ieder onderdeel is gebaseerd op de melodie van het Lutherse koraal. Elke strofe is toegewezen aan een andere combinatie van stemmen en instrumenten. Pachelbels cantate kent een verdeling in strofen voor het vocale kwartet, evenals voor de duetten en solo's, waarvan sommige worden begeleid door strijkinstrumenten. De cantate van Pachelbel heeft hetzelfde aantal solo's, duetten en kwartetten als die van Bach, hoewel Bach de opbouw veel gelijkmatiger heeft gestructureerd, met een spiegelstructuur van kwartet – duo – solo – kwartet – solo – duo – kwartet. Hoewel ieder historisch bewijs ontbreekt, wordt verondersteld dat Bach het stuk mogelijk heeft laten uitvoeren om zijn bekwaamheid te kracht bij te zetten voor de begeerde functie van organist in de kerk van St. Blasius in Mühlhausen, op 24 april 1707. Waarbij echter gemakshalve over het hoofd wordt gezien dat die auditie uitsluitend bedoeld was voor de positie van organist en niet die van componist. Als een andere hypothese zou worden gevolgd, namelijk dat de cantate voor het eerst werd uitgevoerd in Mühlhausen rond t Pasen 1708, dan zou deze eerst kunnen zijn gecomponeerd ná de cantates BWV 131, 150, 143 en 71; en deze latere datum zou dan impliceren dat het stuk in een oudere stijl is gecomponeerd. De cantate toont aan hoe de jonge Johann Sebastian zijn muzikale taal en persoonlijkheid verbazingwekkend snel wist te ontwikkelen - een ontwikkeling die feitelijk begon met Aus der Tiefen rufe ich BWV 131, de eerste cantate die hij componeerde na zijn benoeming in Mühlhausen. Het is daarom verleidelijk te veronderstellen dat Christ lag in Todesbanden mogelijk de eerste bewaard gebleven cantate van de jonge Johann Sebastian is, en dat het zelfs in Arnstadt gecomponeerd zou kunnen zijn, hoewel we evenmin weten of het daar ooit is uitgevoerd. De concentratie van stilistische elementen in Christ lag in Todesbanden, ontleend aan de modellen die hij het dichtst bij de hand had, lijkt overtuigend bewijs dat de cantate het enige vocale werk uit die tijd is dat althans bewaard is gebleven. Het is duidelijk dat het een van zijn favoriete werken was en dat hij het als succesvol beschouwde, aangezien hij het op 9 april 1724 in Leipzig opnieuw uitvoerde, met voor die gelegenheid extra partijen voor cornet en drie trombones. Naast de opvallende vormovereenkomst met Pachelbels cantate bevat dit werk ook veel elementen die terug te voeren zijn op werken van Bachs eerdere familieleden. Zo zijn er de voor die periode kenmerkende vijfstemmige strijkerspartijen, de prominente rol van de eerste viool in de korte cadens aan het einde van de Sinfonia, het actieve aandeel van de strijkers in de vocale kwartetten (waarbij de instrumentale partijen onafhankelijk zijn van de vocale lijnen), naast de virtuoze ketens van passagewerk en diminuties over het koraalthema - hier te horen in aria van de tenor met twee violen in unisono, precies zoals in het slotkoraal van Johann Christoph Bachs cantate Herr, wende dich und sei mir gnädig. Vox Luminis onderscheidt zich door vocale en instrumentale homogeniteit, vlekkeloze frasering, articulatie en dictie, maar ook door de vele briljante soli, zich als een weldadig parcours voor de luisteraar ontvouwend en aldus overeenkomend met de missie van het ensemble: muziek naar een breed publiek brengen, met uitmuntendheid als leidraad en toetssteen. Dan nog ter aanvulling dat dit in 2019 verschenen album onlangs een uitgebreider vervolg kreeg, zij het niet als album, maar uitsluitend digitaal (catalogusnr. RIC 401D). U kunt er hier (zolang de voorraad strekt) meer over te weten komen. ______________ index |
|