CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2007
|
Bach schreef de cellosuites in Cöthen (of Köthen), waarschijnlijk tussen 1717 en 1723, voor Christian Ferdinand Abel, die niet alleen bedreven was op dit instrument, maar ook zijn mannetje stond met de viool en de viola da gamba. Aan het hof van Leopold von Anhalt-Cöthen kreeg Bach alle gelegenheid zijn compositorische krachten op het instrumentale vlak te beproeven, mede geïnspireerd door het uitstekende ensemble dat hij in die tijd als kapelmeester tot zijn beschikking had. Zo ontstonden in Cöthen ook de zes Brandenburgse concerten met hun virtuoos-instrumentale schittering. Eind jaren dertig van de vorige eeuw was het Pablo Casals die de suites zowel op de fonografische kaart zette (EMI) als met zijn vele live-uitvoeringen een (letterlijk!) warm pleidooi voor deze bij vlagen minder toegankelijke muziek hield. Die cellosuites reisden met hem mee, een leven lang. In het in het cd-boekje opgenomen interview met Queyras noemt hij de vertolkingen van Casals, Bijlsma en Ma die hem het meest hebben beïnvloed. In zijn opname is daarvan echter niet zoveel te merken, want Queyras opteert voor een uitgesproken lichte, Franse toets. Het parcours verloopt zonnig en bijna zonder zwaartekracht, het muzikanteske speelplezier staat bij hem voorop. Ik las ergens de term 'vluchtig', maar dat gaat mij veel te ver, want zo mag dit klassiek-evenwichtige en technisch volmaakte spel van deze Franse meestercellist absoluut niet worden betiteld. Waarom deze suites zo zwaarwichtig poneren, zoals bijvoorbeeld Rostropovitsj deed? Bach heeft zelf de speltechnische problemen die het instrument van nature met zich bracht, op een spirituele, frisse manier niet alleen opgelost, maar ze bovenal stilistisch met meesterhand gestalte gegeven. Dat is ook wat Queyras in zijn vertolkingen duidelijk onderstreept. Dit zijn dansen, waarin het diepzinnig-melancholieke aspect zeker ook zijn tijd en plaats heeft (beluistert u maar track 10, de sarabande van de tweede suite, waar Queyras allesbehalve 'licht' musiceert en de expressie het volle pond geeft), maar waarin de musiceervreugde wel in iedere maat te vinden is. Zoals zo vaak bij de opname van Bachs solowerken voor typische melodieinstrumenten als de viool en de cello is ook hier gekozen voor een niet al te ruime kerkakoestiek (dus met net voldoende galm), die van de St.-Cyriak kerk in het pittoreske Sulzburg, in het zuidelijke deel van het Zwarte Woud. index |
|