CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september 2022

Bach: Fluitsonate in b, BWV 1030 - in E, BWV 1035 - in A, BWV 1032 - in e, BWV 1034

Aysha Wills (traverso), Artem Belogurov (klavecimbel en clavichord), Octavie Dostaler-Lalonde (cello)
TRPTK TTL 0092 • 57' • (sacd)
Opname: 31-5/2-6-2022, Waalse Kerk, Amsterdam

 

Bachs zes fluitsonates staan in het BWV te boek in twee verschillende groepen: de drie voor dwarsfluit of traverso ('Querflöte') en klavecimbel zijn gerubriceerd onder BWV 1030 t/m 32, de overige drie voor traverso en basso continuo onder BWV 1033 t/m 1035. Voor dit album is uit de beide categorieën geput: BWV 1030, 1032, 1034 en 1035. Er had er wat mij betreft nog wel een bij gekund, want de totale speeltijd is niet meer dan ruim 56 minuten. Dat BWV 1033 sowieso ontbreekt lijkt in ieder geval in zoverre logisch omdat deze sonate onmiskenbaar gebukt gaat onder een gebrek aan kwaliteit in de continuo-partij, hetgeen aanleiding geeft tot de veronderstelling dat het door een leerling van Bach werd geschreven, wel of niet onder diens toezicht (wat gezien de nogal gebrekkige kwaliteit onwaarschijnlijk lijkt).

BWV 1030 is de enige fluitsonate (in b-klein) die - en dan nog deels - in het handschrift van de componist zelf is overgeleverd, vermoedelijk daterend uit de periode 1736-1737 toen Bach in Leipzig het Collegium Musicum onder zijn hoede had. Desondanks brengt het de nodige problemen met zich mee, want anders dan we van Bach gewend zijn, is sprake van een vrij groot aantal onverwachte fouten in het notenbeeld, terwijl er bovendien meer dan slechts een fragment van een klavecimbelpartij in g-klein in is opgenomen, wat doet vermoeden dat het oorspronkelijk voor een ander doel bestemd is geweest. Dat zou een uitvoering - uiteraard in een andere bezetting - kunnen zijn geweest door dat Collegium Musicum. Anderen zijn weer van mening dat de sonate een gemeenschappelijk project van vader en zoon Carl Philipp Emanuel was; vandaar de latere indeling in de Helm-catalogus onder nr. 545. Echt overtuigend is dit niet, want uit het handschrift blijkt dat de klavecimbelpartij weliswaar door Bach maar de fluitpartij door een tot nu toe onbekend gebleven kopiist (het was in ieder geval niet C.Ph.E. Bach) is neergeschreven, waarschijnlijk tussen 1745 en 1749 (klik hier). Er bestaat tevens nog een van Bachs naam voorzien afschrift van de hand van Bachs factotum Johann Nathanael Bammler, hetgeen minstens de suggestie wekt dat het gehele werk van Bach stamt.

BWV 1032 werd rond 1732 gecomponeerd en kent een nogal merkwaardige geschiedenis van eerst verondersteld verlies en daarna herontdekking. Allerwegen werd gemeend dat het manuscript tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren was gegaan, wat de redactie van de Neue Bach Ausgabe feitelijk geen andere keus liet dan van die Peters-uitgave gebruik te maken. Toen het autograaf later alsnog boven water kwam bleek de fluitsonate tot en met de eerste vijf maten van het langzame tweede deel te zijn neergeschreven op de onderste nog vrije notenbalken van een klavecimbelconcert in c-klein (waarbij de gedachte zich uiteraard opdrong dat Bach tijdens het concipiëren van de fluitsonate niet over voldoende notenpapier beschikte. Het resterende deel van de sonate schreef Bach wel op nieuw notenpapier. Van het eerste deel ontbreekt maar liefst bijna de helft, hetgeen een soort reconstructie (o.a. door Gerrit Hendrik de Marez Oyens) noodzakelijk maakte. Het lag overigens niet aan Bach dat die noten ontbraken: een eigenaar van het manuscript deed een poging om de beide werken (sonate en klavecimbelconcert) van elkaar te scheiden, met als gevolg dat het onderste deel van de bladzijden 17 tot en met 28, dus feitelijk bijna de helft van het openingsdeel, verloren gingen.

Wat betreft de twee sonates BWV 1034 (Köthen, 1717-1723) en 1035 (1741) is de barokke methode gevolgd van de becijferde bas, een rol die traditioneel wordt toebedeeld aan de cello ten behoeve van de (door Bach uitgeschreven) baslijn, en aan het klavecimbel voor wat betreft de schematisch genummerde akkoorden. Dit in tegenstelling tot de andere twee sonates op dit album: BWV 1030 en 1032, want daarin ontbreekt de cello en heeft Bach de klavecimbelpartij volledig uitgeschreven.

Interessant daarbij is de (mogelijke) rol van de technisch buitengewoon begaafde fluitist Pierre-Gabriel Buffardin, als zodanig verbonden aan het puissant rijke en muzikaal zeer uitgelezen hof van Dresden, maar ook bekend als leraar van niemand minder dan Johann Joachim Quantz, de later zo beroemd geworden componist, fluitist en fluitenmaker. Quantz Hij bracht het grootste deel van zijn loopbaan door aan het hof van de muzikale vorst Frederik de Grote in Potsdam.

Wat we tevens van Buffardin weten is dat hij de zomer en herfst van 1724 in Leipzig doorbracht en met zijn fluitspel ongetwijfeld Bach heeft geïnspireerd tot het niet alleen componeren van een of meerdere fluitsonates, maar ook van menige betoverende en technisch veeleisende fluitpartij in zijn cantates. Vermoedelijk ontstond BWV 1034 in diezelfde periode, of anders wel vrij kort daarna. Van BWV 1035 staat, en niet alleen op grond van de stilistische kenmerken, vrijwel vast dat deze sonate in 1741 tijdens Bachs verblijf in Potsdam, werd gecomponeerd.

Qua vormgeving zijn er tussen de verschillende sonates aanmerkelijke verschillen aan te wijzen. Zo kennen BWV 1030 en 1032 de driedelige vorm van de traditionele kerksonate (snel, langzaam, snel), terwijl de overige twee in de vierdelige vorm zijn geconcipieerd. Dan nog voor de 'statistiek': er is nog een fluitsonate bekend, zonder begeleiding: BWV 1013, eveneens vierdelig uitgeschreven, die de officieuze naam van Partita heeft meegekregen door de duidelijk aantoonbare verwantschap met BWV 1004. Aysha Wills maakte in 2017 voor haar master-thesis daarvan een versie met klavecimbelbegeleiding, zij het niet bedoeld als - in haar woorden - 'compositorisch meesterwerk ', maar als ' waardevolle leerervaring'.

Bachs fluitsonates mogen dan in theorie 'volgens het boekje' zijn, dat wil nog niet zeggen dat iedere musicus zich er keurig aan houdt. Er verschenen in de loop der tijd allerlei mengvormen: wel of niet met cello, de baslijn wel of niet versterkt, de becijferde bas anders uitgewerkt, enz., ongetwijfeld een gruwel in de ogen en oren van de 'puristen' die ongetwijfeld de complete opname van de fluitsonates door het in dit opzicht wél consequente trio Frans Brüggen, Gustav Leonhardt en Anner Bijlsma of anders wel Wilbert Hazelzet, Jacques Ogg en Jaap ter Linden al jaren in de kast hebben staan.

Waarbij gelijk mag worden aangetekend dat Bachs muziek bepaald wel tegen een stootje kan en dat hijzelf er geen been inzag om de bezetting in een oogwenk aan te passen al naar gelang de lokale omstandigheden, de wel of niet voorhanden zijnde musici, of een andere moverende reden. Er is genoeg notenmateriaal van hem overgeleverd waaruit dit blijkt. Bovendien: Bach was op vocaal terrein een ware grootmeester in de parodie, wat eveneens het nodige zegt.

Maar dan dit door het vaderlandse TRPTK uitgebrachte album dat niet is verschenen in het bekende dvd-verpakkingsformaat, maar in het voor de sacd gebruikelijke omhulsel, waardoor het - en ik vind dat echt winst - beter in de cd-kast past. Jammer genoeg gaat In de toelichting gaat de meeste aandacht uit naar de fluitiste en het gebruikte instrumentarium replica's (het uit 1803, Bach was toen al 53 jaar dood, daterende clavichord nr. 571 van J.P. Kraemer uitgezonderd), en daardoor het minste naar de muziek zelf, wat ik nogal spijtig vind, want niet iedereen is op de hoogte van deze sonates. Bovendien wordt er met geen letter gerept over de reeds door mij genoemde, onvoltooid gebleven en gereconstrueerde sonate BWV 1032. Terwijl het natuurlijk niet juist is wat Wills in het boekje schrijft: dat aan de authenticiteit van deze vier sonates niet getwijfeld hoeft te worden. Immers, daarvan is pas musicologisch sprake als we in het bezit zouden zijn van Bachs handschriften.

De Canadese fluitiste Aysha Wills emigreerde in 2011 naar ons land om te gaan studeren aan het Amsterdams conservatorium. Ze is een van de oprichters van het in de oude muziek gespecialiseerde ensemble Postscript. Begin deze maand was zij te horen in het Festival Oude Muziek in Utrecht.

Met deze vier fluitsonates van Bach presenteert zij zich ook voor het eerst op cd, een debuut dat zeker hoge ogen gooit dankzij haar technisch vocabulaire (waartoe ook de ademtechniek behoort!) en het muzikanteske karakter dat zij aan deze muziek verleent, met de klavecinist Artem Belogurov en de celliste Octavie Dostaler-Lalonde als gelijkgestemde partners. De rol van de celliste bleef helaas beperkt tot BWV 1034. In BWV 1035 horen we Belogurov als bespeler van het clavichord. Een wat vreemde keuze: het aanmerkelijk rijker klinkende klavecimbel was hier beter op zijn plaats geweest; en waarom ontbreekt in deze sonate de voor het basso continuo bedoelde cello?

De door Brendon Heinst gemaakte opname is een waar juweel: zo helder als glas en met een bijzonder fraaie 'punch'.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links