CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2022

Bach: Goldberg-variaties BWV 988

Jean Rondeau (klavecimbel)
Erato 0190296508110 • 52' + 55' • (2 cd's)
Opname: april 2021, Notre Dame de Bon Secours, Parijs

   

Het is op zich uiteraard prima, zelfs zeer wenselijk dat meer en meer (relatief) jonge klavecinisten op het podium en in de studio verschijnen om hun visie op de Oude Muziek tot gelding te brengen. Twee van mijn grote favorieten op dit zo bijzondere terrein zijn de Iraans-Amerikaanse klavecinist Mahan Esfahani (Teheran, 1984) en zijn Franse collega Benjamin Alard (Rouen, 1985). Teleurgesteld hebben zij mij eigenlijk (nog) nooit. Aan het spel van diens landgenoot Jean Rondeau (Parijs, 1991) heb ik nogal wisselende ervaringen overgehouden, wat door zijn nieuwe album met Bachs Goldberg-variaties bevestigd wordt. Er zijn zowel veel schitterende als eigenzinnige passages te registreren, maar zonder dat het echt uit de pas gaat lopen (wat dan weer positief is).

Rondeau staat ook bekend als een uitstekende jazzpianist die goed kan improviseren, maar – evenals Alard – voelt hij zich prima thuis op het orgel. Hij maakte meerdere opnamen, waarvan een aantal werd bekroond met de Franse Diapason d'Or, treedt op met de meest gerenommeerde orkesten en ensembles en in de kamermuziek. Dit seizoen is hij op tournee met Bachs Goldberg-variaties, waarbij hij ook Amsterdam in zijn reisschema heeft opgenomen, met een optreden op 22 maart in de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw.

Het is, vind ik, nogal lastig om zijn spel goed te duiden. Het laatste album dat ik van hem hoorde was op Spotify, Melancholy Grace, gewijd aan een groot aantal zestiende- en zeventiende-eeuwse componisten, eveneens voor het Erato-label, maar ook ditmaal met tamelijk wisselend resultaat. Er is niks tegen een overmaat aan droefgeestigheid (dat schuilt nu eenmaal in het gekozen programma), maar om die sfeer nog verder en dan tamelijk nadrukkelijk aan te zetten? Wat daarbij zeker niet hielp, maar wel goed gekozen was, was de typische middentoonstemming die het dissonante karakter van sommige stukken juist maar onderstreepte.

Rondeau heeft een groot aantal muziekstudies achter de rug, maar anders dan Esfahani en Alard houdt hij ervan een nogal grillige, eigen weg te gaan. Dat levert hem uiteraard niet alleen maar applaus op, zoals blijkt uit sommige media die hem typeren als de ‘bad boy' van de barokmuziek. Wie afwijkt van de rechte lijn roept weerstand op, zoveel is wel duidelijk.

Een niet onbelangrijke vraag: moet, uitgaande van de historiserende uitvoeringspraktijk, iedere neergeschreven noot, ieder accent, ieder teken, slaafs worden nagevolgd? Terwijl we niet weten hoe het er in het verre verleden wat speelwijzen betreft aan toeging? Welke vrijheid hebben de uitvoerende musici (vaak ook in de rol van componist) zich zelf toen toegemeten en hoe heeft het (waarschijnlijk niet echt verwende) publiek daarop gereageerd?

Rondeau mag dan een eigen koers varen, dat maakt hem nog niet tot een ‘enfant terrible', zoals hij dat al eerder bewees in werken van Domenico Scarlatti en de Bach-familie, eveneens voor Erato. Er valt niet zomaar een scherpe scheidslijn te trekken tussen wat wel en wat niet ‘mag' (terwijl die er voor het individu wel degelijk is als het gaat om het wel of niet appreciëren van het gehoorde). Als we het in dit verband hebben over ‘idiomatisch stilisme'? Dan is dit begrip niet in beton gegoten, de vele leerboeken uit heden en verleden ten spijt.

In All of Bach, u weet wel, die schitterende website van De Nederlandse Bachvereniging, speelt Rondeau de Goldberg-variaties, waarvoor hij ruim anderhalf uur nodig heeft. Op dit Erato-album zelfs 1 uur en 47 minuten (Esfahani op Deutsche Grammophon 1 uur en 19 minuten). Globaal genomen hebben de meeste interpreten niet meer dan 1 uur en 20 (of een vijftal minuten minder) nodig. Qua tijdsduur is Rondeau dus alleen al op dit punt duidelijk een buitenbeentje, zoals dat ook in deze opname is terug te horen. Zij het wel in een goed overdachte context, op basis van een met veel raffinement uitgewerkt en wat mij betreft overtuigend concept dat ook qua puur muzikale realisatie zonder meer geslaagd mag worden genoemd. Natuurlijk kan en mag men vraagtekens zetten bij sommige tempi (in de beide aria's bijvoorbeeld), maar zelfs dan is het articulatie en ritmische precisie die veel goed maken. Een fractie minder ruimtelijkheid had het geheel wel in een nog beter licht gezet. De All of Bach-opname biedt dat goed afgewogen sonisch perspectief wel, maar bovendien liggen de tempi er gemiddeld hoger. Dat laat het niet toe om al te ferme conclusies te trekken.

Jean Rondeau bespeelt op deze opname een klavecimbel van Jonte Knif & Arno Pelto, 2006 'naar Duitse voorbeelden' (wat uiteraard alles kan betekenen). Het is in ieder geval een uitstekend klinkend instrument.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links