CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2021


Bach: Gambasonate in G, BWV 1027 - in D, BWV 1028 - in g, BWV 1029

Marie Stockmarr Becker (altviool), Ilaria Macedonio (klavecimbel)
Channel Classics CCS 43721 • 45' •
Opname: februari 2020, Garnison Church, Kopenhagen

   

Er zijn helaas nog steeds tamelijk veel musici die de historiserende uitvoeringspraktijk weliswaar hebben omarmd, maar daarbij zijn ‘vergeten' of hebben onderschat dat het in de Barok bepaald geen duffe bedoening was, dat er volop plezier werd gemaakt, van een goed glas werd genoten, de lichte zeden niet werden geschuwd en luim en ernst met het grootste gemak zelfs dwars door elkaar konden lopen. Dat verzin ik niet zomaar, maar dat valt op te maken uit brieven, dagboeken, vlugschriften en kranten uit die tijd. Ze zijn allemaal te raadplegen en aldus krijgen we een representatief beeld van hoe het er in die tijd aan toeging.

Ook de grote Johann Sebastian Bach wist heus wel wat genieten was, zoals alleen al blijkt uit de kwitanties die bewaard zijn gebleven, als bewijs van zijn honorering voor de vele orgelproeven die hij afnam, waaronder menigmaal ook 'betaling-in-natura' in de vorm van alcoholische versnaperingen. Dan kennen we uit het seculiere veld natuurlijk de nogal jolige ‘Kaffeekantate' (Schweigt stille, plaudert nicht'), de net zo bekende ‘Bauernkantate (‘Mer han en neue Oberkeet') en de alleszins feestelijke cantate ‘Tönet ihr Pauken! Erschallet Trompeten!' Het is zomaar een willekeurige greep. Zoals Bach er evenmin moeite mee had om een seculier werk (voor bijvoorbeeld huwelijk of begrafenis) in een mum van tijd om te toveren tot een kerkelijke pendant.

Ook Bachs sonates voor viola da gamba en (obbligato) klavecimbel, al vallen ook deze onder de collectieve noemer van ‘Soli Deo Gloria' (Alles ter Ere van God), tonen de wervelende levendigheid en de melodische, ritmische en harmonische buigzaamheid die we zo graag met seculiere muziek associëren.

Het enige bewaarde manuscript is dat van BWV 1027, waarvan de partijen in Bachs handschrift zijn overgeleverd. Dat we de beide overige handschriften helaas moeten missen is om meerdere redenen nadelig (zo kunnen we slechts gissen naar de ontstaansdata), maar dat het werken van Bachs hand zijn mag als onbetwist worden beschouwd.

Wat BWV 1027 ook duidelijk maakt is dat Bach er geen been in zag om eenmaal voltooide composities vervolgens alsnog geschikt te maken voor een andere instrumentale samenstelling. Zo bestaat van BWV 1027 ook een latere versie voor twee fluiten en continuo (BWV 1039). Dat het voor Bach geen heksentoer zal zijn geweest laat zich in dit geval gemakkelijk verklaren door het simpele feit dat dit typisch sonates zijn waarin het contrapunt sterk domineert over de idiomatisch-stilistische kenmerken.

Waarom we uiteindelijk wel over het notenmateriaal van BWV 1028 en 1029 beschikken is eveneens eenvoudig verklaard: in Bachs tijd maar ook daarna gingen afschriften van hand tot hand (wat overigens ook iets zegt over de populariteit die deze muziek toen had) en allicht bleef daarvan minstens wel iets bewaard. Daaruit blijkt ook dat er sprake is geweest van meerdere verschillende versies, dit al naar gelang de gelegenheid of het doel waarvoor ze waren bestemd. Zo blijkt uit bronnenmateriaal dat bijvoorbeeld BWV 1028 niet alleen aan de viola da gamba maar later ook aan de viool was toegewezen. Tevens valt daarbij op dat de vier deeltjes in stilistisch opzicht zo sterk van elkaar verschillen dat dit wijst op een vrij lang ontwikkelingsproces.

Er zal, denk ik, weinig verschil van mening bestaan over de – zelfs voor Bach - uitzonderlijke kwaliteit van BWV 1029 dat met recht de titel ‘Meisterstück' verdient. In een kenmerkende, hoogst spirituele, concertante stijl worden de karakteristieke eigenschappen van het Italiaanse soloconcert naadloos vermengd met de uiterst strenge triosonatestijl. En alsof dat al niet genoeg is heeft Bach ook het contrapunt tot een waar stilistisch hoogtepunt verheven (toch altijd al een kolfje naar zijn hand).

Marie Stockmarr Becker (l.) en Ilaria Macedonio (foto Julie Malmstrøm)

Net zo belangrijk is uiteraard de uitvoering, die is vervuld van het esprit waar deze muziek om vraagt en die dankzij de door dit fenomenale duo voor het voetlicht gebrachte karakterisering een subliem Bach-beeld oplevert. Dat voor de gelegenheid de viola da gamba plaats heeft moeten maken voor de altviool heb ik dankzij het vlekkeloze spel van Marie Stockmarr Becker geen moment als bezwaar ervaren, daarbij uiteraard geholpen door het vlekkeloze klavecimbelspel van Ilaria Macedonio (op een instrument dat iedere kritiek al bij voorbaat doet verstommen). Sterk is ook het duo-spel dat geen enkel misverstand erover laat bestaan dat beide musici dit repertoire al eerder diepgrondig moeten hebben verkend.

De opnamestaf kwam ditmaal niet uit Herwijnen. Op de valreep van Covid-19 vond de opname plaats in de Garnizoenskerk in Kopenhagen door Ragnheidur Jonsdotír, die – zo valt te horen – haar vak net zo uitmuntend verstaat als Jared Sacks van Channel Classics. Ragnheidur heeft de gehele klus in haar eentje geklaard, als producer, engineer, editor en in de laatste fase ook nog de mastering. Wow!

Tot slot nog enige bijzonderheden over het gebruikte instrumentarium. De altviool is van Joseph Hill, Londen 1776, de strijkstok van Eitan Hoffer, 2019 (naar het model van een Engelse strijkstok van rond 1720). Het klavecimbel, een dubbelmanuaal, is vervaardigd door de bekende Joop Klinkhamer, Amsterdam 1990, naar een model van Johann Heinrich Harass, Thüringen, ca. 1700.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links