CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2008


 

Avecillas Sonoras
Latijn-Amerikaanse villancicos uit de achttiende eeuw

Marisú Pavon (sopraan), Xenia Meijer (mezzosopraan), Música Temprana o.l.v. Adrián Rodriguez Van der Spoel.

Et'cetera KTC 1358 • 72' •

 


Deze cd bevat een selectie tweestemmige vocale werken die in de archieven van vele Latijns-Amerikaanse kerken bewaard zijn gebleven. Het merendeel daarvan zijn villancicos, kerstliedjes die uit het begin de achttiende eeuw dateren, en gerekend naar hun omvang slechts een bescheiden deel uitmaken van de rijke erfenis aan veelstemmige kerkmuziek voor twee, drie of zelfs meer koren.

Het gaat er in uitvoeringen als deze om dat het populaire, traditionele karakter van deze muziek zoals die in Latijns-Amerika door de eeuwen heen wordt gezongen levend wordt gemaakt. Dat betekent allereerst dat de uitvoerenden echt in die traditie moeten staan, ermee vergroeid moeten zijn. In de toelichting in het cd-boekje benadrukt Adrián Rodriguez van der Spoel dat ook nadrukkelijk: tijdens de reconstructie stond het aldus gevormde muzikale instinct voorop. Soms moest dat zelfs ietwat worden getemperd!

De villancico is een genre dat wordt gedomineerd door het refrein en de stanza, met een levendige ritmiek in een meerstemmig madrigaalachtige opzet, nog verrijkt door allerlei daarbuiten liggende invloeden. De tekst komt voort uit plaatselijke gebruiken, aangevuld met dialectische elementen. De bekendste villancicos zijn voor de periode rond Kerstmis geschreven, met Biskajers, Galliciërs, Afrikanen, zigeuners of indianen in de rol van herders. Vooral de Villancicos negros (track 14) vallen daarbij op: ze parodiëren niet alleen op de wijze zoals de Afrikanen Spaans of Portugees spraken, maar ze bevatten tevens oorspronkelijk Afrikaanse ritmen.

De geschiedenis van de villancico gaat terug naar Spanje in de tweede helft van de zeventiende eeuw, toen Spaanse componisten de driekwartsmaat, het ritmo ternario, hadden ontdekt en die een belangrijke plaats gaven in de volksmuziek. Die toen nieuwe ontwikkeling waaide over naar Latijns-Amerika, waar vervolgens vrijwel uitsluitend in die maatsoort werd gecomponeerd, zoals ook in de villancicos, waarbij tevens meer en meer werd geëxperimenteerd met accentverschuivingen en syncopen.

Door de doorgifte van deze muziek van generatie op generatie bleven deze vormen in hun oorspronkelijke gedaante behouden, zoals ook blijkt uit het uitgebreide gitaarrepertoire (tracks 4 en 12). Het was in de zeventiende eeuw dat de gitaarmuziek tot in alle lagen van de bevolking was doorgedrongen, zelfs tot de Afrikaanse slaven (de Cumbeé, zoals te horen op track 16); niet alleen in Latijns-Amerika maar ook in Spanje.

De ontwikkeling van de poëzie in de 'Nieuwe Wereld' ging daarbij haar eigen weg, sterk beïnvloed door de beeldende taal van de Mexicaanse dichteres Sor Juana Inés de la Cruz, wier teksten niet alleen in hun letterlijke vorm werden gezongen, maar ook werden geparodieerd (track 15).

Van een Franciscaner monnik die in Bolivia en Peru werkte is een notitieboekje bewaard gebleven, de Codex de Zuola, waarin naast kalendergegevens, astronomische tabellen en kookrecepten zeventien muziekstukken zijn opgetekend die, hoewel ze oorspronkelijk waarschijnlijk uit Spanje stammen, over het Latijns-Amerikaanse continent waren verspreid. Volgens de musicoloog Bernardo Illari maakten deze stukken deel uit van een verzameling meerstemmige muziek die in de loop der tijd een eigen leven ging leiden. In dit geval (tracks 5 en 6) was een reconstructie onvermijdelijk (van veel muziek is alleen de vocale, eenstemmige partij en niet de begeleiding bewaard gebleven).
Uit het cd-boekje blijkt dat de voor deze uitgave noodzakelijke reconstructie meer behelst dan het bedenken en invoegen van nieuwe noten. De essentie daarvan is immers dat aan de authentieke stilistische aspecten niet wordt getornd. Leidraad vormden de muziektheoretische geschriften (traktaten) uit die tijd, aangevuld met de van generatie op generatie overgedragen kennis, dit alles uiteraard gespeeld op een authentiek instrumentarium, bestaande uit barokharp, vijf- tot zessnarige gitaren, zessnarige viola da gamba, teorbe, orgel(tje), klavecimbel, drum, bombo legüero (traditioneel Argentijns) en cajón peruano (traditioneel Peruaans).

Het resultaat van al die inspanningen levert ongekende muziek van pure schoonheid op, in een idioom dat al snel zo vertrouwd wordt dat het net lijkt alsof het er altijd al is geweest, of nooit is weggeweest. Het is de ideale verweving van volks- met kunstmuziek, het parfum van geurige bloemen in de ochtenddauw, van zingende nachtegalen en gewonnen liefde, maar ook van klaagzang en tranenregens. Zoals het leven is, zoals het wordt geleefd. De expressieve stemmen van Marisú Pavón en Xenia Meijer voegen zich ideaal in het schitterende instrumentarium, een warm klanktapijt dat volmaakt gedifferentieerd uit de luidsprekers komt. U begrijpt het al: de in april van het vorig jaar in de Koepelkerk in Renswoude gemaakte opname is eveneens een juweel. Bijzonder indrukwekkend!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links