CD-recensie

 

© Aarnout Coster, maart 2009

 

 

(H.) Tomasi: Tam-Tam.

Grand Orchestre Symphonique en koor o.l.v. de componist.
(Opname 3 juni 1935).

Schmitt: La tragédie de Salomé op. 50.

Orchestre des Concerts Walther Straram o.l.v. de componist.
(Opname 18/19 april 1930).

Gaubert: Les chants de la mer.

Orchestre Symphonique de Paris o.l.v. de componist.
(Opname 3/4 april 1930).

Ravel: Boléro.

Orchestre de L'Association des Concerts Lamoureux o.l.v. de componist.
(Opname 9 januari 1930).

Dutton CDBP 9789 (mono) • 76' •


Onder de titel 'Ravel conducts Boléro and other French composers conduct'  brengt Dutton deze bloemlezing van historische opnamen door Franse componisten uit de eerste helft van de 20ste eeuw.

Rond 1930 was Henri Tomasi (1901-1971) directeur van de Franse radio voor de koloniën. Hij was geïnteresserd in etnische muziek en dat is te horen in zijn tweedelige compositie Tam-Tam (1931). Het eerste deel bevat veel ritmische passages met slagwerk, xylofoons en repeterende kreten door het koor en dat alles moet een Afrikaans ritueel uitbeelden. In het tweede deel schildert Tomasi  in tonen de sfeer van het Afrikaanse landschap en een opstand tegen de kolonialen. Het zou muziek bij een ouderwetse film over een verhaal in de Afrikaanse rimboe kunnen zijn.

Veel indrukwekkender is 'La Tragédie de Salomé'(1907) van Florent Schmitt (1870-1958), fraaie impressionistische muziek, waar Diaghilev een exotisch ballet bij gemaakt heeft.

Het is een dramatisch werk in 5 delen uit dezelfde tijd dat Strauss' opera Salomé veel opzien baarde. Schmitt baseerde zich niet, zoals Strauss deed, op Oscar Wilde, maar op de Franse dichter Robert d'Humières, in wiens versie Salomé het hoofd van de profeet in de zee werpt, die daarna bloedrood wordt. Overal verschijnen dan hoofden die naar haar kijken. Een hevige zandstorm steekt op, enorme golven komen uit zee en een vulkaan spuwt vuur - Salomé komt om in het tumult.

Schmitt schreef prachtige muziek in grootse Debussy-stijl. In het laatste deel klinken de stampende ritmen als een voorbode van Stravinsky's Le Sacre du Printemps.

Ook bij het post-impressionistische 'Les Chants de la Mer' (1929) van Philippe Gaubert (1879-1941) dringt zich de vergelijking met Debussy's La Mer op. Het driedelige werk heeft het karakter van filmmuziek en heeft niet het niveau van Debussy of Schmitt.

Het hoogtepunt van dit album is natuurlijk de 'Boléro' (1928) gedirigeerd door Maurice Ravel (1875-1937). Deze opname, oorspronkelijk uitgebracht op Polydor, werd al snel gevolgd door andere, zoals de opname door het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg (31.05.1930, Columbia). Opvallend is het rustige tempo dat Ravel gekozen heeft. Mengelberg doet er ruim een minuut korter over, evenals Chailly met het KCO (1986, Philips).

De geluidskwaliteit van de cd-transcripties is goed. Deze uitgave van authentieke vertolkingen is met name belangrijk door de opnamen van Schmitt en Ravel.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links