![]() Boeken over muziek (algemeen)
© Gerard van der Leeuw, december 2019
|
||
Na de vertalingen van Rüdiger Safranski’s Arthur Schopenhauer, Een eersteling die er mag wezen! Vanaf het eerste hoofdstuk sleurt het boek je mee door een uiterst bewogen, vruchtbaar, maar enigszins tragisch leven. De in 1776 in Koningsbergen, de stad van Kant, geboren Ernst Theodor Wilhelm Hoffmann - hij zou uit bewondering voor Mozart het ‘Wilhelm’ later veranderen in ‘Amadeus’ - was wat je noemt veelzijdig begaafd. Jurist, schrijver, componist, dirigent, zangleraar, muziekcriticus, tekenaar. Al als kind speelde hij piano, viool, harp en gitaar. En in die veelzijdigheid schuilt een deel van zijn tragiek: door musici werd hij als amateur beschouwd, als jurist vond men hem te veel muzikant. Voeg hier nog zijn ongebreidelde fantasie, zijn spotzucht, zijn afkeer van de Pruisische bureaucratie en zijn aan waanzin grenzende verliefdheid op zijn leerlinge Julia Marc aan toe en je begrijpt dat Hoffmann, als zijn alter ego, kapelmeester Johannes Kreisler een uiterst moeilijk leven moet hebben gehad. Zijn leven lang droomde Hoffmann van een carrière als componist, schrijver werd hij slechts terloops. En juist in dat ‘terloopse’ school zijn redding als schrijver. In de scherpzinnige woorden van Safranski:
Het zit Hoffmann als componist waarlijk niet mee: een brief aan muziekuitgeverij Kühnel in Leipzig, waarin hij zijn composities opsomt (een symfonie, drie ouvertures, twee missen, een paar motetten, pianosonates en twee kwintetten) wordt beantwoord met het aanbod om daar voor een habbekrats als bediende te komen werken; zijn felbegeerde positie als muziekdirecteur in Bamberg moet hij al na twee maanden opgeven en als het succes eindelijk gloort met zijn romantische, door Carl Maria von Weber zeer geprezen opera Undine (een succes waaraan de decors van Karl Friedrich Schinkel ongetwijfeld het hunne hebben bijgedragen) moet hij na 13 succesvolle opvoeringen vanuit zijn huis knarsetandend toezien hoe het hele theater, inclusief decors en kostuums in vlammen opgaat. Veel van zijn frustraties op dit gebied vinden een uitlaatklep in de figuur Kreisler, de waanzinnige kapelmeester, een figuur waarmee Brahms zich lange tijd identificeerde en die ook ten grondslag ligt aan Robert Schumanns schitterende Kreisleriana. ‘Hoffmann had als componist steeds het gevoel dat zijn magnum opus nog op zich liet wachten, dat hij het nog moest schrijven, en heeft uiteindelijk ingezien dat het hem niet meer zou lukken. Net als Kreisler was hij niet bij machte dat wat hem voor de geest stond, zijn ‘ware’ muziek, op papier te zetten. Zijn composities hebben een rustige, uitgebalanceerde, classicistische stijl. Pas Robert Schumann heeft de wilde, explosieve muzikale fantasieën waaraan Kreisler zich overgaf op muziek gezet.’ (2) Hoffmanns verhalen en recensies hebben - anders dan zijn composities, wel veel invloed. Beroemd is zijn recensie over Beethovens Vijfde symfonie (‘Beethovens Musik erweckt jene unendliche Sehnsucht, welche das Wesen der Romantik ist.’) Zijn invloed op het Caecilianisme en de hernieuwde belangstelling voor een componist als Palestrina, is moeilijk te overschatten. En nog jaarlijks genieten tallozen rond Kerst van zijn door Tsjaikowski zo beeldschoon op muziek gezette Nussknacker und Mausekönig. Ook Wagner liet zich door Hoffmann betoveren. Na zijn dood in 1822 is Hoffmann in Duitsland enigszins in de vergetelheid geraakt. In Frankrijk (Baudelaire, Gérard de Nerval, Meyerbeer) bleef hij een van de groten. En Edgar Allan Poe is niet denkbaar zonder Hoffmann. En inderdaad Hoffmann schildert in zijn verhalen een morbide, gespleten wereldbeeld. En niet iedereen kon dat waarderen. ‘Krankhafte Werke eines leidenden Mannes’, oordeelde Goethe. Beroemd zijn de van diep inzicht getuigende woorden van Heinrich Heine: ‘… seine Werke sind nichts anders als ein entsetzlicher Angstschrei in zwanzig Bänden. (3) Zoals gezegd: een meesterlijke eersteling, die een zo gecompliceerd figuur als Hoffmann in al zijn facetten tot leven wekt. Briljant vertaald ook. Het boek is zorgvuldig uitgegeven. Ik vond maar één raar ding: in het register worden de componist Leonardo Leo en toneelspeler Heinrich Leo door elkaar gehaald. Maar verder valt er weinig aan te merken. __________________ index |
||