Boeken

 over muziek (algemeen)

 

© Emanuel Overbeeke, juli 2023

Robert Philip: A Little History of Music

Yale University Press (2023)
ISBN 9780300257748
312 blz., gebonden, geïllustreerd
Verkoopprijs € 22,95


De zoveelste kleine muziekgeschiedenis is primair een geschiedenis van onze tijd. In meerdere opzichten. Het geeft een relatief uitvoerige beschrijving van muziek van de laatste zeventig jaar en het schenkt veel aandacht aan niet-klassieke genres. Die beschrijft Philip zoals hij elke periode beschrijft: anekdotisch indien anekdotes bekend zijn, onderhoudend zonder opgelegd komisch te zijn en serieus zonder saai te worden. Af en toe legt hij een relatie met een andere kunst en heeft hij meer aandacht dan in eerdere overzichten voor de rol van politiek, economie en sociale verhoudingen. Het boek is niet systematisch van opzet en Philip probeert jargon indien mogelijk te vermijden, vandaar dat we amper omschrijvingen krijgen van fenomenen als Ars Nova, Nederlandse school, barok, klassiek, romantiek, impressionisme, expressionisme, jazz, neoclassicisme, serialisme en minimal music. Hooguit geeft hij enkele zinnen die vooral bedoeld lijken als aanzet en lekkermakertje. Philip houdt niet van een schoolse presentatie en zijn verhalende verteltrant heeft alle voor- en nadelen van dien. Ook is hij ongewoon uitvoerig over de rol van vrouwen en van niet-westerse en niet-populaire muziek. De getekende zwartwitillustraties zijn gebaseerd op ‘echte illustraties' zoals tekeningen, schilderijen en foto's. Wie de voorbeelden herkent, ziet in de illustraties soms humor.

Een groot probleem bij een beknopte geschiedenis die ook de laatste ontwikkelingen wil meenemen (het boek eindigt met een bespreking van de reacties op de dood van Harrison Birtwistle in 2022), is dat er nog niet helemaal een consensus is over wie de belangrijkste componisten en andere musici van dit moment zijn en dat we dat overzicht wel denken te hebben van tijdvakken die vijftig jaar of verder nog achter ons liggen. Denken te hebben, want onze consensus over het interbellum zegt minstens zoveel over ons als over het interbellum. Kwaliteit van een componist of musicus geeft weliswaar een grotere kans op een postuum leven, maar is geen garantie. Muziek die het in de eigen tijd goed doet, doet het vaak goed meer vanwege het tijdgebondene dan vanwege de tijdloze kwaliteit (Philip beperkt zich gewoontegetrouw tot De Grote Namen en gaat niet in op de complexe wisselwerking tussen de grote en de minder bekende figuren). Een ander verschijnsel waaraan Philip geen aandacht schenkt, is de veranderende relatie tussen de genres. Voor de tijdgenoten is het verschil in stijl en sociale lading van muziek cruciaal in de waardering, net zoals het verleidelijk is voor historici en zeker journalisten om die verschillen te benadrukken. Met de tijd echter vervagen die verschillen en op den duur horen we tussen genres gaandeweg ook overeenkomsten of zelfs meer de overeenkomsten dan de verschillen. Dat fenomeen ziet Philip wel enigszins bij de achttiende en negentiende, maar veel minder bij de twintigste en eenentwintigste eeuw. Dat na 1900 de populaire en niet-westerse muziek in het westen meer in beeld is, althans bij diverse auteurs en media, mede dankzij de dekolonisatie en het socialisme, niet alleen van de voormalige kolonies maar ok door de grotere rol van andere klassen dan de westerse burgerij, doet daar in wezen niets aan af.

Hoewel Philip zich in principe neutraal probeert op te stellen, verraden diverse passages zijn voorkeuren en zijn moeite met divers repertoire. Meestal wordt hij dan ironisch (en zoals goede Engelse schrijver beheerst hij deze vorm in de puntjes), soms windt hij er geen doekjes om. Na zoveel schijnbare objectiviteit is een incidentele opmerking recht uit het hart soms verfrissend, alleen herhaalt hij dan de bekende kritiek dat moderne muziek minder expressief zou zijn. Dan doet hij wat hij elders gelukkig niet doet: de expressie proberen te verklaren vanuit de techniek, terwijl hij bijna overal het terechte principe huldigt dat muziek raakt of overtuigt (of niet) vanwege het karakter. Soms verbindt hij dat met de tijdgeest of politieke betekenis, soms heeft hij die aspecten niet nodig.

Kritiek op dergelijke subjectiviteiten bij de auteur is in zekere zin oneigenlijk, want een neutrale muziekgeschiedenis bestaat niet. Bovendien is de kleur prettig kleurrijk onder woorden gebracht. Wie dat weet en accepteert en ziet dat de eigentijdse bril ook nieuwe inkijkjes geeft, krijgt met het boek een boeiend overzicht.

Philip constateert net als eerdere auteurs over hedendaagse klassieke muziek dat het scala aan hedendaagse stijlen en persoonlijkheden zo groot is dat men nu onmogelijk kan spreken van een dominante taal. (Als er een dominante taal is, dan is dat denk ik de variëteit aan vormen van minimal music en vooral het achterliggende ideologische mensbeeld.) Volgens mij heeft die onmogelijkheid niet alleen te maken met het aanbod (dat tegenwoordig inderdaad zeer groot en divers is), maar ook met de afwezigheid in het westen van een censor of dictatuur die de wil en de macht heeft om ongewenste geluiden te verbieden, buiten de media te houden en naar een Goelag Archipel te sturen. Wie meent dat de stilistische eenheid in vroeger tijden groter was, idealiseert uit een negatieve reactie op de eigen tijd en/of miskent de rol van allerlei soorten machthebbers. Die huidige gedeeltelijke afwezigheid (want de rol van media, waarover Philip niets zegt, is niet te onderschatten) is de verwarrende keerzijde van de vorm van samenleving die het westen heeft en die het terecht graag wil behouden. Wat sommigen (ik vermoed ook Philip) als chaos en richtingloosheid zien is het debat binnen de flexibele kaders die de verlichting heeft geschapen en waar hoop ik ook Robert Philip niet aan wil tornen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links