![]() Boeken over opera en operette
© Emanuel Overbeeke , januari 2021
|
||
Het zoveelste boek over Waqner heeft een opmerkelijke ondertitel: De man die opera voor het volk maakte. Mijn eerste gedachte was: als hij dit wilde, dan heeft hij grotendeels gefaald. Toen ik belangstelling voor opera kreeg, gold Wagner in mijn omgeving als een min of meer elitaire componist, terwijl Italiaanse opera meer voor ‘het gewone volk' zou zijn. De eerste correctie daarop was de ontdekking dat enkele van Wagners vroege stukken, waaronder delen uit Der fliegende Holländer, Lohengrin en Tannhäuser, zeer populair waren, zeker als ze werden behandeld als romantische instrumentale hutspotten. Ik was danook aangenaam verrast toen ik jaren later diverse vroege opera's van Wagner hoorde in uitvoeringen van André Cluytens die in deze volgens velen zeer Duitse muziek het Italiaanse opera buffa hoorbaar maakte op een wijze die mij volstrekt overtuigde. Late werken mogen misschien onder liefhebbers van muzikale vernieuwing een grotere naam hebben dan de vroege, maar deze werken kregen, zo ontdekte ik later, aanvankelijk hun grootste bekendheid als behapbare fragmenten eruit werden losgezongen van hun dramatische context. Mortier komt met een nieuwe correctie. Hij is niet de eerste die ermee komt, maar de mededeling blijft intrigerend. Terwijl de componist na 1850 zich enigszins verwijdert van zijn populairste stijl, tendeert de ideoloog inzake drama meer en meer naar een vorm van opera waarmee hij een breed publiek hoopte aan te spreken. Dit is niet de enige tegenspraak die Mortier bij Wagner opmerkt. Terwijl hij met zijn muziek een groot publiek wilde bereiken, is hij als ideoloog er meer en meer op mensen uit te sluiten, bijvoorbeeld in zijn late geschriften die soms amper aandacht krijgen omdat Wagner hierin enkele van zijn donkerste gedachten aan het papier toevertrouwde. De polyinterpretabiliteit van Parsifal staat op gespannen voet met de steeds enghartiger toon van zijn teksten uit deze jaren. Mortiers aandacht voor deze geschriften dient diverse doelen. Het past in zijn plan om Wagners agenda's meer aandacht te geven dan zijn muzikale middelen. Misschien is dat omdat hij meer lijkt te schrijven voor liefhebbers dan voor kenners en om die reden analyses van iemands stijl indien mogelijk vermijdt. Sommige passages, met name over de biografie, zijn inderdaad eerder geschreven voor Wagner-beginners. Anders is dat met de hoofdstukken over Nietzsche, de muziek als substituut voor religie, Wagner als politieke activist, de rol van nationalisme in Die Meistersinger von Nürnberg en van religie in Parsifal. In deze hoofdstukken lopen algemene opmerkingen en details, vertrouwde en verrassende opvattingen en in Mortiers stijl zakelijkheid en luchtigheid door elkaar heen. Hij plaatst Wagner uitstekend in de context waarin hij werkte en geeft goed aan hoe Wagner daarop reageerde. Die context neemt hij ruim, evenals Wagners eigenzinnigheid. De nieuwe ideeën presenteert hij nogal onsystematisch en onnadrukkelijk en men moet een Wagner-kenner zijn om ze herkennen. Wat het boek voor kenners extra lastig maakt en voor liefhebbers extra leuk is de afwezigheid van voetnoten (er is wel een literatuurlijst) en de aanwezigheid van een gemoedelijke taal waarin hij humor en ernst schijnbaar onbekommerd afwisselt. Mortier geeft ons geen alomvattend oordeel over zijn onderwerp. Dat hij de muziek geweldig vindt, hoeft hij niet te zeggen; wie dit niet een geweldig artiest vindt, schrijft niet zo'n boek. Dat hij met de persoon en zijn overtuigingen soms grote moeite heeft, is duidelijk. Dat hij desondanks Wagner trouw blijft, heeft twee redenen: Wagner als intrigerend en schaamteloos vat vol tegenstrijdigheden en diens muziek (over het eerste zegt hij veel, of het tweede vrijwel niets). Om het eerste verdient het boek aandacht. index | ||