Boeken

 over musici

 

© Maarten Brandt, april 2015

 

 

Bert Koopman/Theo Berkhout: Achter de schermen

Gebonden, 224 pagina's, 26 zwart/wit illustraties

Uitgeverij Cossee, Amsterdam, 2015

ISBN 978 90 5936 590 2 / NUR 665 - € 24,90

 

 


De tijd lijkt al geruime tijd voorbij het vieren van orkestenjubilea als gelegenheid aan te grijpen voor het doen verschijnen van lijvige geschiedkundige publicaties, zoals in het geval van het Koninklijk Concertgebouworkest geschiedde in 1988 toen dit keurensemble zijn 100 ste verjaardag vierde. Toen het orkest in 2013 125 jaar bestond verscheen er dan ook geen ge-upgrade geschiedschrijving, maar werd wel de website uitgebreid met een indrukwekkende database via welke alle programma's die men ooit heeft gespeeld zijn te raadplegen.

Bovenstaand boek heeft geen enkele historische pretentie, maar gunt - zoals de titel ondubbelzinnig aangeeft - de lezer een blik achter de schermen. De eerste auteur, Bert Koopman, kennen we onder meer dankzij zijn bijdragen over het muziekmanagement aan de achtereenvolgens in 2008 en 2013 verschenen boeken 'Van boegbeeld tot kroonjuweel - 20 jaar Koninklijk Concertgebouworkest' en 'Bravo! 125 jaar Concertgebouw en het Koninklijk Concertgebouworkest'. Momenteel werkt deze historicus aan een uitgave over de naoorlogse geschiedenis van het KCO bezien vanuit zakelijk perspectief. Theo Berkhout is voor hen die kind aan huis bij het KCO waren een uiterst vertrouwde verschijning. Hij was bijna vijftig jaar steun en toeverlaat voor het orkest en begon als schilder bij de technische dienst van het Concertgebouw NV. Nadien was hij als vliegende kiep in de weer bij het Nederlands Kamerorkest en het Koninklijk Concertgebouworkest als orkestbode, muziekbibliothecaris, assistent- orkestinspecteur en orkestinspecteur. Berkhout was een onmiskenbare rots in de branding voor generaties orkestmusici en wereldberoemde dirigenten waaronder Bernard Haitink, Riccardo Chailly en de net afgezwaaide Mariss Jansons. Voorts begeleidde hij het KCO op tal van tournees. Niet zonder reden geniet Berkhout dan ook de status van 'vader van het Concertgebouworkest'.

Als er een muziekpublicatie is met een hoog 'Theo Olof' gehalte dan is het 'Achter de schermen' wel. Allerlei onverwachte en evengoed soms heidens moeilijke kwesties worden met veel en niet zelden aanstekelijk werkende droge humor voor het voetlicht gebracht. Ook duidelijk is dat niet alleen een dirigent over stalen zenuwen dient te beschikken, maar tevens (en misschien nog wel in sterkere mate) een orkestinspecteur. Immers, als geen ander moet hij improviserenderwijs inspelen op allerhande noodsituaties en 'faits accomplis' waarbij om het even welk uitstel niet aan de orde is. Want, het reilen en zeilen van een orkest, een zeker een toporkest als het KCO, dendert nu eenmaal meedogenloos door. En het publiek dient van eventueel ongerief geen, of althans zo weinig mogelijk, last te hebben. Ongerief veroorzaakt door bij voorbeeld plotseling ziek wordende musici dan wel musici die, op het ogenblik waarop de dirigent zijn dirigeerstok opheft, niet aanwezig blijken te zijn, zoals Haitink tijdens een van zijn Amerikaanse tournees overkwam.

Zoals gezegd, het boek heeft geen historische pretenties, en dat is soms goed te merken. Ergens staat bijvoorbeeld vermeld dat Haitink tijdens de Kerstmatinees alle Mahlersymfonieën vastlegde, wat niet klopt. Want, spijtig genoeg, ontbreken de Zesde en de Achtste symfonie alsmede Das Lied von der Erde. Verder wordt gerept over de moeilijkheden die orkestleden met Pierre Boulez zouden hebben gehad tijdens een onder zijn leiding staande uitvoering van diens Pli selon pli. Dit is al evenmin juist, aangezien het KCO Pli selon pli dan wel delen daaruit weliswaar heeft uitgevoerd maar nooit onder Boulez maar onder Hans Rosbaud en nadien onder Michel Tabachnik (onder wie de eerste volledige uitvoering van het vijfluik door het KCO plaatsvond - zie eerder genoemde database). De problemen waar het hier om gaat waren in werkelijkheid verbonden met de uitvoering onder Boulez van zijn Doubles (later uitgebreid tot Figures-Doubles-Prismes) in februari 1967. Merkwaardig is ook te lezen dat de vertolking onder Boulez van Schumanns Tweede symfonie zo'n teleurstelling was, terwijl dit door menigeen in de zaal - waaronder ondergetekende als zeer jonge man, maar hij herinnert het zich nog als de dag van gisteren - niet minder dan een openbaring was. Eens te meer een bewijs dat Berkhout zijn oren wel erg naar de opvattingen van de orkestleden heeft laten hangen, wat gezien zijn professie overigens niet geheel onbegrijpelijk is.

Tenslotte wordt Frans Brüggen ten tijde van de Actie Notenkraker nog geciteerd: "Iedere noot die het Concertgebouworkest speelt van vóór 1800 is gelogen." Ook dit is niet juist, want Brüggen zei het als volgt: "Elke noot die het Concertgebouworkest van Mozart en Beethoven speelt is van A tot Z gelogen."

Hoe het ook zij, dit laat onverlet dat 'Achter de schermen' een uitgave is die een adequate impressie achterlaat van de levende praktijk van alledag bij een topensemble als het Koninklijk Concertgebouworkest, waarbij bovendien de zakelijke aspecten, zoals de relatie tussen het Concertgebouw NV en het orkest in kwestie, niet onbelicht zijn gebleven, maar men ook een gedegen indruk krijgt hoe het toegaat gedurende de proefspelsessies.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links