Boeken

 over musici

 

© Kees Weggelaar, november 2018

 

Esther van Fenema: Het ontstemde brein

Uitgeverij Water, Hilversum (2018)
ISBN 978 94 924 9544 0
160 blz., paperback
Verkoopprijs € 17,95

https://www.uitgeverijwater.nl/boek/het-ontstemde-brein/


Je zult maar een (hoog)begaafd concertmusicus zijn die keihard
werkt, talrijke positieve reacties krijgt van zijn toehoorders en
bovendien uitstekende recensies. Het kan toch niet mooier,
denk je dan? En dan lees je deze kop: 'Musici zijn narcistisch en dwangmatig'. Is deze vaststelling eigenlijk niet al te kort door de bocht en bovendien nogal hardvochtig?

Wie alleen de bovenstaande kop las bij het uitgebreide interview van Rinskje Koelewijn met Esther van Fenema in de weekendeditie NRC Handelsblad van 21 juli, zal zich misschien hebben afgevraagd of bovengenoemde vaststelling wel juist was. Het onderwerp ging niet zo zeer over narcisme en dwangmatigheid als zodanig, als wel over het nauwe verband van deze karaktertrekken met een fenomeen waar niet alleen klassieke musici mee te kampen hebben, maar ook theaterartiesten, popmusici en zij die in het openbaar een lezing moeten houden. In dat interview stond podiumangst centraal.

Esther van Fenema (1970) studeerde niet alleen af als psychiater,
maar ook als violiste (met masterdiploma) aan het conservatorium
van Brussel. Ook zij heeft podiumangst gekend. Ze was dus 'ervaringsdeskundige' en kreeg aan het LUMC te Leiden de gelegenheid een muziekpoli op te richten voor musici met psychische klachten, die bij haar konden worden behandeld. Zij vond de aldus opgebouwde ervaringen zo belangrijk dat zij daarover in 2018 een boek publiceerde: 'Het ontstemde brein'.

Wat is podiumangst?
Podiumangst is een bekend fenomeen en lang een taboe onder musici. Het verschijnsel heeft niet alleen te maken met de nodige stress, soms vanwege de noodzaak binnen korte tijd snel een (nieuw, soms modern) stuk in te studeren en te beheersen, maar vooral ook met een reële alles beheersende angst, vlak voor, of tijdens de uitvoering. Heftig bonzen van het hart, transpireren, trillen en beven, misselijkheid en, in Van Fenema’s geval, een bevende streektechniek. Foute noten spelen en blackouts kunnen eveneens het gevolg zijn van podiumangst. Een 'horror'-ervaring voor elke uitvoerende musicus.

Podiumangst, het was lang een gevoelig onderwerp onder de musici. Wie er last van had, laat staan vertoonde, was al bij voorbaat geen goed musicus. Treffend noemt de violist Theo Olof (1924-2012) in zijn voorwoord van Pim Wippoo’s en Liesbeth Citroen’s boek 'Podiumangst, plankenkoorts' die steeds weer terugkerende marteling (1). Hij ondervond naar hij zelf zei, deze angst heftig aan den lijve gedurende zijn gehele loopbaan als violist. De grootste musici, zoals Vladimir Horowitz (1904-1985), Pablo Casals (1876-1973), en Maria Callas (1923-1977) leden eraan.
Ook kinderen kunnen diezelfde ervaring hebben, bijvoorbeeld als zij muziek maken op een familiefeestje of op een voorspeelavond van de muziekschool. Voor conservatoriumstudenten geldt dat des te sterker, mede ook vanwege het hoge niveau, dat van hen tegenwoordig wordt geëist, maar ook later, als ze worden geconfronteerd met de stevige concurrentie van collega’s. Al met al voldoende redenen om het basale muziekplezier aan te tasten en de wil om vol te houden en door te zetten te verlammen, tenzij de musicus psychologisch wordt begeleid, de juiste mentale oefeningen doet en - helaas - soms bètablokkers gebruikt.

Nieuw is het onderwerp niet. Behalve talrijke items en adviezen over dit onderwerp op Internet werd er al in de jaren negentig aandacht aan besteed in allerlei tijdschriften. Ik noem in dit verband:
• Annemiek Huyerman: Hypnose, probaat middel tegen
podiumvrees, over de activiteiten van Peter Blitz (1936-2015),
psycholoog en hypnotiseur (2).
• Drs Nicolette van Heesch, Prof. dr. Maarten van Son en drs.
Hans van Kemenade: Podiumangst hoeft niet hinderlijk te zijn.
Podiumangst kan ook een vertakking zijn van andere, vooral
onderliggende klachten. Bijvoorbeeld (jeugd-)trauma’s, maar ook:
slechte concertervaringen etc. (3)

Podiumangst kan echter ook voorvloeien uit andere, onderliggende ervaringen, zoals (jeugd-)trauma’s, maar ook slechte concertervaringen.

Voorwoorden
Christa Widlund, beter bekend als schrijfster/dichter Anna
Enquist, studeerde af op piano en psychoanalyse. Esther van
Fenema moest een tijdlang bij haar verplicht therapie volgen in het
kader van haar studie psychiatrie. Widlund kwam als docent psychologie
aan het Sweelinck-conservatorium in Amsterdam in aanraking met studenten die muziekgerelateerde, maar ook andere problemen hadden. Zij heeft terecht gewezen op de heilzame werking van dagelijkse studiediscipline en de noodzaak voor ieder conservatorium om een goed opgeleide therapeut in dienst te hebben. Maar ja, de bezuinigingen...

In het voorwoord van haar boek laat Van Fenema al duidelijk zien hoe bewogen zij is met haar patiënt-collega’s. Tien jaar lang wanneer zij 10 jaar lang werd ze geconfronteerd met opmerkingen als 'Muziek is wie ik ben; het is mijn leven en mijn moedertaal.' Als dit (voorgoed?) verstoord werd, ondervonden zij een vorm van lijdensdruk die ook de auteur als psychiater diep raakte. Veelzeggend is ook de uitlating van de Nederlandse componiste Henriëtte Bosmans (1895-1953): ‘Zonder muziek is het leven onnodig.’ (4)

Van Fenema constateert ook dat veel musici hun emoties sublimeren
in hun drang p, zich alleen in de muziek te willen uiten. Doel van haar boek is de lezers te laten zien wie de musicus is en wat hem drijft. De gemiddelde concertbezoeker die door een podiumvirtuoos tijdelijk van zijn beslommeringen wordt ‘verlost’, heeft volgens de schrijfster amper door dat diezelfde virtuoos vol ‘levensgevaar’ zijn mooie werk op het podium staat te doen. Duidelijk laat ze zien hoe onmisbaar muziek voor haar patiënt-collega’s kan zijn, maar ook dat het vak van beroepsmusicus hel en hemel tegelijkertijd kan zijn.

De levenservaringen van de schrijfster
In het NRC-interview vertelt ze over haar opgroeien in een typisch
Bussums concertgebouwgezin, waar geregeld muziek werd gemaakt, samen met haar moeder (piano) en haar beide broers, (piano en cello). Ze was negen toen ze zich tot de viool aangetrokken voelde. Haar talent en haar ‘kwetsbaarheid voor stemmings- en angststoornissen’ erfde ze van haar moeder, de degelijkheid van haar vader (uit een Fries voorgeslacht). Kennelijk was dat laatste een gezonde tegenhanger van haar stemmingsstoornissen. Nadat later bleek dat zij een bovengemiddeld talent voor de viool had, ging zij daarmee - naast haar medische studie - met een welhaast ijzeren discipline aan de slag. Ze studeerde soms zelfs op het toilet, nam haar leerboeken mee in de trein naar Brussel. Die discipline beschouwde ze als haar redding, deed haar uiteindelijk niet in de goot belanden.
Na een nogal vrij, ‘grootsteeds’ leventje trouwde ze met een weduwnaar, vader van drie kinderen. Het gaf haar weer nieuwe perspectieven, vooral op het sociale en intieme vlak. Bovendien kon ze zo haar leven op een gezond-strakke wijze reguleren. Geen wonder dus dat discipline een belangrijk deel uitmaakt van zowel haar benadering als behandeling. van patiënten.
Haar eerste paniekaanval vervulde haar met afschuw: ‘ik wilde weg, of dood'. Haar succesvol verlopen masterexamen zag ze als een innerlijk gevoelde triomf ten opzichte van haar moeder die nooit was afgestudeerd: ‘Ik wel, jij niet’. Moeilijk liggende gezinsverhoudingen dwongen haar tot terugvechten.
Na haar vioolexamen kreeg ze ‘kortsluiting’ en raakte haar instrument
twee jaar lang niet aan. Het instrument was een weerzinwekkend en vooral beladen prestatieinstrument geworden. Ze kwam er gelukkig overheen (5).

Een van de sterke kanten van Van Fenema’s boek is haar
bondige, transparante en invoelende relaas over haar eigen
levenservaringen met betrekking tot haar muziek- en medische
studies en andere zaken in haar jeugd. Door niet alleen op een professionele, maar tegelijkertijd ook humane en respectvolle manier haar levenservaringen te verweven met andere aangrijpende zaken in haar uitnemend boek, blijkt zij niet alleen in staat haar patiënten, maar ook de geïnteresseerde lezers te steunen, die hun innerlijke strijd hebben met psychische situaties en zichzelf misschien in veel zaken herkennen.
Maar het vraagt moed en rijpheid om (al dan niet verwerkte) levenservaringen met anderen te delen. Daarbij is de auteur erin geslaagd zich met het leed van haar patiënten te identificeren en toch professionele afstand tot hen te bewaren. Ze kan putten uit de eigen levenservaringen die haar in staat stellen om op een enerzijds kernachtige maar anderzijds invoelende manier die zelf verwerkte complicaties in een grotere context te plaatsen.

De lange ‘breinreis’
Al eerder kwam de jeugd van de schrijfster ter sprake. Daarbij vielen enige interessante details op:
• Haar 'viooliconen', waaronder Isaac Stern, Itzhak Perlman, Yehudi Menuhin en Gidon Kremer.
• Dat zij zich in haar puberteit bewust werd van haar talent als toekomstig
violiste. Bovendien waren de vele studieuren een oase in de saaie middelbare-schoolwoestijn. Natuurlijk moest zij die opleiding afmaken en vandaar dat zij haar laatste twee schooljaren ging combineren met de vooropleiding op het (toen nog Utrechts) conservatorium. Ook vertelt ze uitgebreid over haar viooldocenten en later ook het ingeloot worden voor haar studie geneeskunde.
• Het gedragsverschil tussen de medische studenten en haar toekomstige collega’s op het conservatorium. Hun relatiebreuken, emotionele pieken en dalen waren oneindig heftiger dan bij de 'braver' en evenwichtiger medische studenten. Het studeren in twee landen (viool, later in Brussel) was vooral eenzaam en complex. In medisch opzicht boeide ‘het brein’ haar meer dan een blindedarmoperatie. Het stond voor haar vast: ze wilde psychiater worden.
• Een belangrijke plaats is ingeruimd voor haar eigen podiumangst. Ze bestudeert het creatieve brein en kwetsbaarheid ervan. Ze verhaalt van een pianist wiens bi-polaire klachten de overhand kregen, waardoor zijn muziekstudie volledig werd geblokkeerd. En bij haar het idee zich vormde van een speciaal behandelingscentrum voor dergelijke patiënten.

Deze beroepsgroep van musici bestaat uit kwetsbare mensen, voor wie muziek en optreden essentieel deel uitmaken van hun leven. Christa Widlund had al veel eerder begrepen dat deze kwetsbare groep extra gevoelig is voor psychiatrische stoornissen, en dat een goed geordende structuur op het conservatorium een grote steun kan zijn in het toekomstige beroepsleven. Immers, niet meer kunnen spelen is voor de musicus het ergste wat hem kan overkomen, maar het is bovendien een formidabele dreiging waarvan hij zich voortdurend bewust is. Een black-out op het podium is voor deze artiesten mentaal vergelijkbaar met het krijgen van een auto-ongeluk. Muzikaal zijn en vooral muziek maken grenst soms aan het microscopische. De scheiding tussen ‘dood’ en ‘leven’ scheelt slechts millimeters.

Als het misloopt is er dat goedbedoelde, maar tactloze advies om een ander vak te gaan zoeken. Maar geen musicus die daaraan serieus wil denken. Al kan het wel helpen als de musicus nog een ander beroep uitoefent: bijvoorbeeld die van huisarts.

In het hoofdstuk over de 'muziekpoli' geeft Van Fenema de lezer een uitgebreide ‘rondleiding’ door haar afdeling. We maken kennis met de ontstaansgeschiedenis, maar ook met aansprekende voorbeelden van typisch psychische stoornissen. De patiënten zullen zich in haar poli zeker thuisvoelen, terwijl ze niet alles hoeven uit te leggen. Ze besteedt veel aandacht aan de identiteit van de musicus en de noodzaak om soms verregaande beslissingen te nemen teneinde hem staande te kunnen houden. Waarbij zij als psychiater - het spreekt vanzelf - handelt volgens de officiële richtlijnen binnen haar beroepsgroep wat betreft diagnostiek en behandeling.

Ook het belang van de ’flow’, het al spelend mentaal boven de noten staan, wordt uitvoerig en in begrijpelijke taal behandeld. Wat doet muziek met je brein? Waarom is de ene luisteraar ‘van de wereld’ als hij Bach hoort en zweeft de andere ‘boven de grond’ bij Mahler? Dit alles geïllustreerd met praktijkvoorbeelden. Iemands muzikale smaak wordt vooral in de adolescentie [en daarvóór, red.] bepaald. Terwijl muziek ook belangrijk is in het sociale en religieuze vlak, ter ondersteuning van de gemeenschapszin en niet te vergeten: de seksualiteit. Zoals ze ook goed weet uit te leggen wat er tijdens een optreden met het brein gebeurt. Stress hoeft in dit verband niet negatief te worden uitgelegd: zij beschouwt het eerder als een neutraal fenomeen en staaft dat met feiten en lichaamsreacties.
De werking van 'stress-stofffen' als adrenaline en cortisol komt aan de orde, alsook het gebruik van bètablokkers (met name propanolol) en toetst die aan haar eigen ervaringen. Hoewel ze verslaving hieraan ontkent, kent ze wel musici die lang te hoge doseringen slikten, met op den duur nadelige gevolgen. Het zou volgens haar al helpen als niet alleen fysieke, maar ook psychische klachten in de openbaarheid worden gebracht. Zeker in deze tijd, want psychiatrische aandoeningen hoeven niet per se te ontstaan uit aanleg in samenhang met nare gebeurtenissen. Zo kunnen ook smartphones, computerspellen, drugs en porno van invloed zijn.

Podiumangst kent vele onderliggende oorzaken. Het kan een symptoom zijn van depressiviteit, maar ook verband houden met persoonlijkheids- paniek- en angststoornissen. Narcisme is er een van, maar komt dankzij de in het boek gegeven uitleg en behandelingsmogelijkheden nu in een veel milder en beter daglicht te staan dan de kop van het NRC-artikel suggereert.

De vanzelfsprekendheid om musicus te willen worden kan bedenkelijk zijn, alsof de wereld alleen maar uit muziek bestaat. De schrijfster hamert vooral ook op een gezonde leefstijl zoals beweging, gezond eten, liefst geen alcohol, laat staan drugs.

Slot
In niet meer dan zo'n 170 pagina’s wordt de lezer diepgaand inzicht gegund in een zo complex en soms zelfs terroriserend verschijnsel als podiumangst. En dat in een 'muziekmaatschappij' die veel hardvochtiger is dan 'zachte' podiumidealen. Het is een werkelijkheid die ver afstaat van de ingesleten mythevorming en vaak botte, ondeskundige vooroordelen. Daarom alleen al is dit boek verplichte kost voor iedere student die het beroep van musicus wil kiezen. De auteur laat met overtuigingskracht zien dat medisch-psychische waarden net zo belangrijk zijn als het artistieke equvalent dat vijftien eeuwen muziekgeschiedenis omvat.

________________
(1) Pim Wippoo en Liesbeth Citroen: Podiumangst (voorwoord Theo Olof), Boom Amsterdam/Meppel, 2011.
(2) Herkomst onbekend.
(3) Drs Nicolette van Heesch, Prof. Dr. Maarten van Son en drs. Hans van Kemenade: Podiumangst hoeft niet hinderlijk te zijn. Tijdschrift Oktaaf, 12de jaargang nr. 4, juli 1996.
(4) Helen Metzelaar: Zonder muziek is het leven onnodig. Henriëtte Bosmans (1895-1952), een biografie. Walburgpers, Zutphen, 2002.
(5) Interview in NRC 21/22 juli 2018: Rinskje Koelewijn/Dr.Esther van Fenema: Musici zijn narcistisch en dwangmatig.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links