Boeken

 over componisten

 

© Emanuel Overbeeke, oktober 2021

 

Pieter Dirksen: Jan Pieterszoon Sweelinck - de Orpheus van Amsterdam

Uitgeverij Caecilia, Culemborg 2021
ISBN 978-90-903-5074-5
250 blz., paperback
Verkoopprijs € 29,00

http://www.pieterdirksen.nl/
Books_Editions/Sweelinckboek.htm

Te bestellen via info@pieterdirksen.nl


Sweelincks 400ste sterfjaar leek musicus en musicoloog Pieter Dirksen een uitstekende aanleiding voor een nieuw boek over deze componist. De herdenking is wat mij betreft niet de enige reden voor dit boek. Sweelinck mag dan in eigen land gelden als een van onze grootste componisten, iemand die zelfs internationaal gewaardeerd wordt, dit is de eerste omvangrijke Nederlandstalige publicatie over deze componist in meer dan 70 jaar. In die 70 jaar verscheen wel veel over Sweelinck in vreemde talen, onder meer in 1997 het uitstekende proefschrift in het Engels van Pieter Dirksen over Sweelincks klaviermuziek, in 1988 een klein Engels boekje van Frits Noske over leven en werk en in 1968 een nieuwe editie met uitgebreide verantwoording van Sweelincks klaviermuziek gemaakt door drie Nederlanders (Gustav Leonhardt, Frits Noske en Alphons Annegarn).

Dat de Nederlandstalige literatuur zich al die jaren vrijwel volledig beperkte tot kleine, gespecialiseerde teksten over vaak relatief kleine kwesties, heeft denk ik ook als oorzaak dat het cultureel nationalisme, dat tot en met de Tweede Wereldoorlog in Nederland hoogtij vierde, door de oorlog in een kwade reuk was komen te staan. Nederland had daarnaast internationaal gezien nauwelijks componisten om mee te pronken, vonden wij. Jarenlang waren van Sweelincks composities ondanks hun status niet veel opnamen beschikbaar.

Het boek van Dirksen is, bedoeld of niet, in feite het eerste over Sweelinck dat ontstond in een on-nationalistisch klimaat. Over de persoon van de componist kan Dirksen weinig toevoegen aan de onderzoekresultaten die al in de jaren dertig en veertig werden gepubliceerd door Sigtenhorst Meyer in zijn korte biografie en de boeken over de vocale en instrumentale muziek. De meest opzienbarende nieuwtjes zijn twee plausibele uitspraken: wellicht is de componist niet geboren in 1562 maar in 1561 en het beroemdste portret van Sweelinck, dat ook prijkt op de omslag van Dirksens boek, is wellicht geschilderd door Frans Hals.

Geheel passend bij onze tijd is een uitvoerig betoog over de situatie in het Amsterdam waarin Sweelinck actief was. Dat we de verzuiling voorbij zijn, blijkt uit het feit dat Dirksen geen moeite doet hem koste wat kost te bestempelen als katholiek of protestant maar als breed georiënteerde figuur. Hoewel Sweelinck rekening moest houden met zijn context (een zeer hedendaagse bril) was de componist ook voldoende eigenzinnig om zich staande te houden met een kwalitatief hoogstaand eigen geluid (een romantische en modernistische bril). Ook al noemt ook Dirksen Sweelinck een van de grootsten van zijn tijd, een oordeel dat tijdgenoten volmondig onderschreven, hij roert niet de nationalistische trom.

De beschrijving van de muziek is nogal ongelijk. Bij de vocale werken bespreekt Dirksen vooral de tekst. Een algemene beschrijving van Sweelincks taal is vrijwel afwezig en in de bespreking van de afzonderlijke werken heeft hij vooral oog voor details in de tekstzetting. Ook is hij uitvoerig over de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van de werken. De mededeling dat hij veel heeft gehad aan de teksten die hij schreef bij de cd's van het Gesualdo Consort met de verzamelde vocale werken (getiteld het Sweelinck-monument, uitgebracht op Glossa) is een hint: de beschrijvingen lijken eerder teksten voor een cd-boekje en daarmee voor geïnteresseerde leken dan voor een boek voor specialisten, al is hij hierin niet consequent. Temidden van duidelijke eenvoud lezen we over ‘de vijfde modus' – musicologen begrijpen dat, niet-musicologen niet. De term uitleggen zou het boek nog specialistischer maken, tegelijk illustreert het de wil en de moeilijkheid Sweelincks muziek te verklaren voor leken.

Die moeilijkheid bij de auteur lijkt afwezig in het deel over Sweelincks klaviermuziek. Dit leest als een geslaagde popularisering van Dirksens proefschrift. Kwesties die teveel jargon en ruimte vragen, laat hij weg, zoals de vraag: 'Hoe weet je van wie een stuk is als een manuscript geen naam draagt?', iets dat bij Sweelinck nogal eens voorkomt. Dirksen durft meer jargon te gebruiken en analyses te geven zonder dat hij te specialistisch wordt. Sommige zaken veronderstelt hij bekend, zoals de in de retoriek gehanteerde stereotiepe opbouw met de daarbij behorende vaste onderdelen van een betoog of structuur (Exordium – Medium – Finis, de termen presenteert Dirksen bijna terloops). De beste beschrijvingen zijn van de drie meest gespeelde klavierwerken: de Variaties over Mein junges Leben hat ein End, de Chromatische fantasie en de Hexachord-fantasie. Onder andere de Variaties nam Dirksen de musicus op als bijdrage aan het Sweelinck Monument IV A-B, uitgebracht in 2015. Ook al dragen verschillende werken verschillende titels, de variatievorm was volgens Dirksen Sweelincks belangrijkste vormprincipe, niet alleen in de variatiewerken.

Dat het boek wellicht is geschreven zonder grootse visie, vermoedt men bij het feit dat het boek zomaar lijkt te eindigen – na een hoofdstuk over Sweelincks instrumenten, waarin hij onder meer ingaat op de vraag voor welk klavierinstrument welk stuk bestemd kan zijn - krijgen we geen conclusie vol vergezichten, wel een werken- en literatuurlijst, voetnoten, overzicht van begrippen plus register. Wie iets wil weten over de Sweelinck-receptie in eerdere tijden, kan terecht in het Sweelinck Magazine, uitgegeven in het kader van het Sweelinck Festival dat later deze maand plaats vindt in Amsterdam.

Dirksens boek en het Festival zijn volkomen terecht. Hopelijk overkomt Sweelinck niet het lot dat hij na deze herdenking weer net zo zuinig in beeld is als voor 2021. Gelukkig zijn er nu goede cd's en een goed boek om de liefhebbers te onthalen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links