Dick van Gasteren: La Musica Notturna delle Strade di Madrid van Luigi Boccherini
Uitgeverij Prominent (2022)
ISBN 978-94-92395-39-9
126 blz., gebonden en geïllustreerd, met literatuuropgave en index
Verkoopprijs € 15,--
|
 |
Dat een muziekwerk met een speelduur van nauwelijks een kwartier een fascinerend staaltje geschiedschrijving en iconografie kan opleveren, bewijst Dick van Gasteren (hij
studeerde cello, orkestdirectie, kunstgeschiedenis en rechtsgeleerdheid), dirigent en artistiek leider van het in 2012 opgerichte Ciconia Consort, het in Den Haag gevestigde strijkorkest waaraan ik al eerder op onze site aandacht heb besteed. De vaak gebruikte toevoeging The Hague String Orchestra doet niet vermoeden dat het ensemble zich ook, als de gelegenheid zich voordoet, van andere instrumenten bedient (waaronder fluit, klarinet, fagot en piano, al naar gelang de uit te voeren muziek). Ciconia en Dick van Gasteren traden onlangs nog op in het tv-programma Podium Klassiek. Van Gasteren is tevens gastdirigent bij het Orquestra Simón Bolivar (het orkest dat voor Gustavo Dudamel de springplank vormde naar wereldwijd succes) naast andere orkesten uit de rijke bron die El Sistema heet en waarover u op het internet zo het een en ander kunt lezen. In 2010 verscheen bij de Walburg Pers van Van Gasteren Over jeugdorkesten en de didactiek van het dirigeren , waarin ook zijn ervaringen met de jeugdorkesten in Venezuela ruimschoots aan bod komen.
Maar nu dan dus dat boekje (formaat: liggend A5) over Boccherini en diens La Musica Notturna delle Strade di Madrid waarover straks meer. Maar eerst: wie was Boccherini?
Doopceel
Luigi Boccherini werd geboren in Lucca in 1743 en overleed in Madrid in 1805. Hij maakte niet alleen naam als componist, maar ook als virtuoos cellist. Dat laatste horen we - hoe kan het anders - ook terug in zijn muziek, op het breukvlak van late Barok en vroege Klassiek.
Volgens zijn tijdgenoten moet Luigi op zijn dertiende al een uitermate bedreven cellist zijn geweest. Niet veel later maakte hij met zijn vriend en violist Filippo Manfredi uitgebreide tournees door niet alleen zijn vaderland, moet ook tot in Wenen en Parijs, waar hij in 1767 neerstreek en zijn strijkkwartetten er gretig aftrek vonden. Onduidelijk is waarom hij ondanks dit succes toch het besluit nam om naar Madrid te verhuizen, wat niet anders dan de stap betekende van het als muziekmetropool bekend staande Parijs (dat in die tijd zeker met Wenen kon wedijveren) naar de althans naar West-Europese maatstaven zeker in muzikaal opzicht vrij onbelangrijke Spaanse hoofdstad. Maar mogelijk werd hij daarin gestimuleerd door de gunstige voorwaarden die zijn nieuwe broodheer, Infante Don Luis Antonio, hem aan zijn hof in Aranjuez in het vooruitzicht had gesteld: een naar het zich liet aanzien toekomst verzekerde baan als compositore e virtuoso di camera.
Spanje
Een Italiaan in Spanje, de taal niet machtig: Boccherini zal het er zeker in het begin niet gemakkelijk hebben gehad. Het werd er niet beter op toen Don Luis met zijn familie, hofhouding en muzikanten noodgedwongen voor een tamelijk afgelegen buitenplaats in Avila koos. Daar vormde Boccherini samen met de broers Antonio, Francisco, Juan en Pablo Font een strijkkwintet, dat in de vorm van maar liefst 137 werken voor dit genre gelukkig bewaard is gebleven. Hoe het in Avila en omstreken met Boccherini's vriendschappen stond weten we niet, maar wel dat hij de bekende schilder en graveur Francisco Goya (1746-1828) rekenen, een leeftijdsgenoot van Boccherini, ertoe mocht rekenen.
Of en zo ja in hoeverre Boccherini als componist en uitvoerend musicus in Spanje door anderen werd beïnvloed weten we niet, maar in zijn omgeving verkeerden wel degelijk componisten van statuur, waaronder Gaetano Brunetti (1744-1798), Manuel Canales (1747-1786) en João Pedro de Almeida Mora (1744-ca. 1817). Ze waren weliswaar niet allen aan het Spaanse hof verbonden, maar verkeerden wel in de hoogste adellijke kringen.
 |
Luigi Boccherini door een onbekende schilder (ca. 1765) |
Zwervend bestaan
In 1785 overleed Don Luis en droogde daarmee voor Boccherini zijn belangrijkste financiële bron op. Hij moest naar ander werk uitzien, zich tevreden stellen met tijdelijke aanstellingen die buiten Spanje lagen, zoals aan het hof van de Pruisische koning Friederich Wilhelm II (aan wie Boccherini het eerste manuscript van zijn Notturna-kwintet heeft opgedragen), zelf een groot muziekliefhebber en verdienstelijk fluitist. Later kon Luige zich financieel enigszins op de been houden dankzij de inkomsten uit zijn in Parijs bij onder anderen Ignace Pleyel gedrukte partituren. Wat niet wegneemt dat hij zijn laatste jaren in armoede heeft doorgebracht.
Die tweede cellist
Afgezien van dat beroemde Menuet uit op. 11 nr. 5 is Boccherini vooral bekend geworden als bedenker van het strijkkwintet met twee celli, een waar novum aan het hof in Madrid. Het leek een noodgedwongen uitweg voor Boccherini te zijn geweest, want aan het hof had de vorst al een strijkkwartet en dus eveneens een cellist geëngageerd. Waarna Boccherini moet hebben gedacht: kom, ik schrijf voor een tweede cellist... Dus voor mijzelf...
Isolement
Het lijkt niet ver gezocht dat Boccherini's zeker oorspronkelijk te noemen schrijfstijl mede samenhangt met het toch wel muzikale isolement dat hem in het afgelegen Avila ten deel viel. Een plek ook waar hij bleef verstoken van nieuwe ontwikkelingen op muzikaal gebied, zoals die zich in Parijs en Wenen wél voordeden. Er is misschien wat betreft hun creatieve productie wel een zekere parallel te ontdekken tussen Boccherini's en Beethovens isolatie, de laatste getroffen door een ernstige vorm van hardhorendheid die zijn originaliteit als componist evenwel beduidend heeft gestimuleerd.
Goya
Maar mogelijk heeft ook zijn warme vriendschap met Goya er iets mee te maken, de schilder die een groot aantal rauw-realistische schilderijen en etsen op zijn naam heeft staan, uitingen van een net zo creatieve geest waarin deels afscheid is genomen van het ‘fatsoenlijke' of anders wel het ‘cosmetische' , plaats makend voor voor het bizarre, zelfs het afschrikwekkende, zoals in bijvoorbeeld de wereldberoemd geworden oorlogsetsen die in 2013 nog te zien waren in het prentenkabinet van Museum Boijmans Van Beuningen onder de titel Los Desastres de la Guerra, de Verschrikkingen van de Oorlog. In 1799 was Goya de eerste kunstenaar die de uitermate wrede kanten van de oorlog en het daarmee verbonden menselijk drama zo scherp, zo gedetailleerd en tegelijkertijd zo onverschrokken in beeld wist te brengen. Een rauwe werkelijkheid die we, zij het uiteraard op een andere manier maar wel degelijk treffend terugvinden in sommige werken van Boccherini. Daaronder ook het reeds genoemde La Musica Notturna delle Strade di Madrid.
 |
Goya: Los Desastres de la Guerra... |
Immens oeuvre
Valt zo'n enkel strijkkwintet (Boccherini gebruikte de term Quintettino) in dat grote oeuvre überhaupt nog op? Er zijn maar liefst 137 overgeleverd, naast 90 strijkkwartetten en ruim 70 strijktrio's, 6 gitaarkwintetten, 42 symfonieën, een opera, een Stabat Mater, celloconcerten en sonates. Typisch het beeld van een mere à boire (anderen zouden misschien zeggen: hoorn des overvloeds). Het getuigt van een schier onbegrensde werklust die evenwel voor ons een niet gering nadeel met zich brengt: dat dit gigantische oeuvre niet door een gebrek aan kwaliteit maar wel door de omvang ervan niet bepaald aanmoedigt tot een diepgaande verkenning ervan. Want wáár moet je als muziekliefhebber in vredesnaam beginnen? Wel is er op internet een (helaas niet beveiligde) site met zoekfunctie die de helpende hand kan bieden: de Catalogue of the Works of Luigi Boccherini, ofwel de in 1969 gepubliceerde Gérard Catalogue (vandaar de bekende G-nummering: klik hier). Het veelvuldig gebruik van bijnamen zoun ongetwijfeld hebben geholpen, maar dat heeft dan weer als nadeel dat alleen die werken in de belangstelling komen te staan en de rest dan wordt veronachtzaamd, een lot dat Haydns oeuvre al decennialang treft. We danken het vooral aan de titel La Musica Notturna dat het Boccherini-kwintet zich boven de 'rijstebrijberg' kon verheffen.
Iconografie
Wie het niet weet hoeft Van Dale of Wikipedia niet te raadplegen: iconografie is niets anders dan een deelwetenschap van de kunstgeschiedenis die zich beperkt tot het bestuderen en beschrijven van onderwerpen uit de beeldende kunst. Het is afgeleid van de Griekse samenstelling 'beeld' en 'schrijven', wat 'beeldbeschrijving' oplevert. Met muziek heeft het dus niets te maken.
Van Gasteren heeft al in zijn inleiding een voortreffelijk voorbeeld van iconografie gegeven: het schilderij van Pieter de Hooch uit 1658, dat in het Louvre hangt:
 |
We zien ogenschijnlijk geen gewaagde of uitdagende voorstelling, al wijst de openstaande deur binnen de gegeven context wel op een diepere betekenis. De rode rok, de wijn, de pijprokende mannen weerspiegelen - ik volg daarin Van Gasteren - onzedelijkheid en seksualiteit. De oude vrouw staat bepaald niet in de schaduw of ergens op de achtergrond, want zij vervult in dergelijke genrestukken doorgaans een belangrijke rol: die van de koppelaarster die op het punt staat de 'deal' te sluiten. De wijn vertegenwoordigt onmatigheid en vleselijke zonde, het hondje daarentegen de in dit milieu sterk contrasterende symboliek van de echtelijke trouw. Maar hij slaapt en de stoel ernaast is leeg. De gedachte erachter: de vrouw die ontrouw is jegens haar afwezige echtgenoot. Bij oppervlakkige beschouwing lijkt het op een gezellig samenzijn, maar iets dieper kijkend worden we geconfronteerd met de door De Hooch geschilderde werkelijkheid van onzedigheid, een onderwerp overigens dat we in menig zeventiende- en achttiende-eeuws schilderij tegenkomen. Zo waren herbergen maar ook andere plaatsen van vertier de uitgelezen achtergrond voor het uitbeelden van - min of meer gesuggereerde - erotische voorstellingen. Dit in tegenstelling tot de genrestukken die de 'ware' liefde en dienovereenkomstige hofmakerij moesten uitbeelden.
Deze lijn rechtstreeks doortrekken naar de (instrumentale) muziek is geen goed begaanbare weg. Dat doet Van Gasteren in zijn boek dan ook niet. Wat niet wil zeggen dat - zoals in de beeldende kunst - een zoektocht naar in de muziek verborgen boodschappen niet lonend zou zijn. Boodschappen die verder reiken dan slechts het affect (over de affectenleer kunt u op het internet het nodige lezen, onder meer hier) of de vaak gehanteerde getals- of lettersymboliek.
Programmamuziek?
Is Boccherini's Notturna-kwintet wel of geen programmamuziek? Het is de eerste voor de hand liggende vraag. Volgens Boccherini-kenner Jaime Tortella wel en ook Van Gasteren lijkt die opvatting te steunen. Hij onderbouwt de daaruit voortvloeiende hypothesen minutieus en met overtuigingskracht, daarbij tegelijkertijd nog aanzienlijk meer - en in historisch verband - in stelling brengend, te beginnen bij een korte maar verhelderende schets van het achttiende-eeuwse Madrid onder het bewind van de Bourbons. Een eeuw ook die in Spanje wordt gekenmerkt door de Verlichting zoals die zich ook elders in Europa aftekende, met inbegrip van diverse de daarmee verband houdende culturele stromingen. Ook het kerkelijk en theaterleven (met daarin een belangrijke plaats voor de tonadilla als pendant van de Italiaanse commedia dell'arte) komt ruimschoots aan bod om het geheel in een breder maar ook scherper perspectief te plaatsen. Zoveel is duidelijk: de auteur heeft er geen half werk van gemaakt.
Opstand
Maar er is nog een ander in het oog springend verband waar het Boccherini's Notturna betreft: de in Madrid in 1766 losbarstende opstand die de geschiedenis is ingegaan als El motín de Esquilache. Naar de eerste minister des konings die zijn zinnen had gezet op een schoner, gezonder en veiliger Madrid en daarvoor een niet mis te verstaan moderniseringsprogramma had opgetuigd, maar op het verkeerde moment; zoals al snel zou blijken. Daartoe behoorde ook het voorschrift om de traditionele Madrileense kledij (lange cape en hoed met brede rand) te doen vervangen door het Franse equivalent (korte pandjesjas en driesteek), waardoor de (criminele) drager zich niet langer meer erachter kon verbergen en wegvluchten in de anonimiteit. Het moest dienen als geducht wapen tegen de alom tegenwoordige misdadige elementen. Maar een Franse pandjesjas? Het betekende voor de Madrilenen een directe aanslag op de nationale trots, een onvrede die werd versterkt door de sterk gestegen kosten van levensonderhoud die eveneens aan het toenmalige bewind werd toegeschreven. De lont in het kruitvat was op Palmzondag in de volksbuurt Lavapiès, waarna dDe rellen zich snel uitbreidden en een van de vele maatregelen het instellen van een avondklok was.
Pelliccia
Tijdens deze ingrijpende gebeurtenissen (het was niet minder dan een regelrechte volksopstand) was Boccherini nog niet in Spanje, waar hij eerst in het voorjaar van 1768 arriveerde en kort daarop zijn intrek nam in de Villa y Corte. Het jaar daarop trouwde hij met een landgenote, de uit Rome afkomstige sopraan Clementina Pelliccia (1749-1785). Om in 1770, Boccherini is dan 27, in dienst te treden van Don Luis (Antonio) als cellist en componist.
Niet in druk verschenen
Tijdens zijn leven heeft Boccherini zich verzet tegen de publicatie buiten Spanje van zijn in Avila gecomponeerde Notturna. Dat gold niet voor de overige kwintetten die samen zijn opus 30 uitmaken. Bocchrini schreef op 10 juli 1797 aan zijn Parijse uitgever Ignace Pleyel:
'In de kwintetten opus 30 vind je er één met de naam La Musica Notturna delle strade di Madrid. Dit stuk is absoluut nutteloos en zelfs belachelijk buiten Spanje, omdat het publiek nooit de betekenis zal kunnen begrijpen, en de uitvoerenden het niet kunnen spelen zoals dat zou moeten. Dat is waarom ik je in plaats daarvan een extra symfonie heb gestuurd.'
Het moet de componist zwaar op de maag hebben gelegen, want het uitgeven van muziek bracht (soms behoorlijk veel) geld in het laatje en de afhankelijkheid van muziekuitgevers was om die reden groot. Bovendien gold dat Pleyel ook in Spanje de nodige contacten had en hij aldus de verspreiding van de Notturna in Spanje de nodige stimulans kon geven. Maar dan moest de partituur wel eerst in Parijs worden gedrukt, en dat wilde Boccherini per se niet.
Van Gasteren noemt in zijn boek als mogelijkheid dat Boccherini niet wilde dat het grote publiek ervan kennis zou nemen, maar wie kende, uitsluitend afgaande op de muziek, de achtergronden ervan?
Op het titelblad van het manuscript (er zijn er in totaal vijf van bewaard gebleven) vermeldt Boccherini:
'Dit kwintet verbeeldt de muziek die 's nachts op de straten van Madrid klinkt, te beginnen met het geluid van het Ave Maria, tot de aftocht. Alles wat niet conform de strenge regels van het componeren is, staat ten dienste van de waarheid van de zaak die het wil uitdrukken.'
Sin a la ritirata. Hiermee wordt - ik twijfel niet aan Van Gasterens constatering - de aftocht van de soldaten bedoeld. In een bredere historische context is het beeld evenwel behoorlijk diffuus door Boccherini's zelf in het manuscript opgetekende uiterst merkwaardige titels en aanduidingen. Ergo, er valt merendeels werkelijk geen touw aan vast te knopen (het manuscript zelf staat zijn geheel fraai afgedrukt aan het einde van het boek).
Van Gasteren onderscheidt, bezien ook vanuit het programmatische karakter van het stuk, enkele bekende iconografische metaforen zoals Franse soldaten, blinde dansers, tromgeroffel, enz. Maar door de vele twijfels en onduidelijkheden die deze partituur omringen zit er voor hem niets anders op dan de 'codering' van het stuk pogen te kraken. Het blijkt per saldo een onmogelijke, maar wel degelijk zijn vruchten afwerpende opgave.
Zevendelig
De zeven delen van het kwintet kregen van de componist een titel mee: 1. Gegroet Maria van de parochie, 2. Gegroet Maria van de kazerne - Het getrommel van de soldaten, 3. Menuet van de blinden, 4. de Rozenkrans, 5. de Straatzangers, 6. Het getrommel van de soldaten en 7. De aftocht (taptoe). Deel 3 dient, na een korte onderbreking, te worden herhaald. De militaire trom was in de achttiende eeuw overigens geen muziek- maar signaalinstrument.
Symboliek
Het voert hier veel te ver om de verschillende (het zijn er alles bijeen genomen tamelijk veel) thesen van Van Gasteren binnen het bestek van deze recensie op de voet te volgen; en vooral ook omdat ze stuk voor stuk uiterst minutieus uitgewerkt en een selectie eruit afbreuk doet aan het geheel. De vele notenvoorbeelden en op zich al fascinerende illustraties verluchtigen niet alleen de tekst, maar verhelderen die ook. Ik wil daarom slechts volstaan met de vaststelling dat de auteur werkelijk alles in het werk heeft gesteld en er ook in is geslaagd om de ruimhartig opgetaste symboliek en de buitenmuzikale verwijzingen tot een muzikaal overtuigend geheel om te smeden zonder daarbij geschiedschrijving en iconografie met elkaar te vermengen. Wat het door de auteur aldus aangereikte beeld een onmiskenbaar historisch- en muziekwetenschappelijk element geeft. Er is dus geen poging ondernomen om via een omweg of geforceerd tot een eenduidige verklaring te komen.
Boodschap
Wat Van Gasteren met zijn boek vooral heeft bereikt is wat hij blijkbaar al vanaf het begin heeft nagestreefd (zo leest het boek tenminste): dat het kwintet kán (niet moet) worden begrepen als 'sociaal-politieke boodschap en protest tegen de verlichte, Frans georiënteerde politiek van koning Carlos, maar ook tegen de onderdrukking van de authentieke Spaanse cultuur en folklore, en tegen het daaruit voortvloeiende beleid van de Junta de teatros met betrekking tot censuur en arbeidsomstandigheden van acteurs.' Al valt op geen enkele zinnige wijze de vele verwijzingen in het kwintetmanuscript naar Maria te verklaren: die verschijnen als 'los zand' binnen het geheel.
Conclusie
Zelf zie ik als belangrijkste winstpunt van dit boek de talloze bijzonder goed geslaagde geschiedkundige en iconografische duidingen die - tot in detail onderbouwd of uitgelegd - inzicht geven in niet alleen Boccherini's kwintet, maar ook de achtergronden die daarbij - wel of (mogelijk) niet - een bepaalde rol hebben gespeeld. Met tevens nog een apart compliment voor de typografische verzorging en de schitterende afbeeldingen die mede levendig maken wat ogenschijnlijk al lang en breed voorgoed begraven was.