Boeken

 over musici

 

© Aart van der Wal, september 2023

 

Marc Daniel van Biemen: Violist - Spelen en leven in het Koninklijk Concertgebouworkest

Uitg. Thomas Rap, Amsterdam (2023)
ISBN 978-94-004-0979-8
254 blz., paperback, geïllustreerd


Het heeft mij nogal verbaasd dat dit boek in de cultuurmedia niet of nauwelijks tot ook maar enige reuring heeft geleid. Want in deze merendeels autobiografische dagboeknotities worden heel wat heilige huisjes omver geschopt en reputaties niet met de mantel der liefde bedekt. Van Biemen schrijft het al in zijn voorwoord: dat hij openhartig over zijn leven en zijn ervaringen met dirigenten, solisten en collega's praat, er gelijk enigszins verzachtend aan toevoegend dat alles wat hij heeft opgeschreven in geen enkel opzicht representatief is voor de gemiddelde orkestmusicus of violist. Zijn visie en meningen zijn louter persoonlijk en hij spreekt nadrukkelijk niet namens het voltallige Koninklijk Concertgebouworkest (dat kan in dit geval ook moeilijk). In die zin opgelucht ademhalen dus, terwijl tussen neus en lippen door mogelijk juridische voetangels en klemmen al bij voorbaat worden vermeden.

Dagboek
Het boek kent geen duidelijke verhaallijn, wat alles te maken heeft met de gekozen opzet: dat van een dagboek dat precies een jaar omvat: van 31 december 2021 (wanneer hij in zijn appartement in Amsterdam-West alles in gereedheid heeft gebracht voor een spetterend Oudejaarsfeest en hij, zo wijst een snelle test uit, corona blijkt te hebben en alles als de wiedeweerga moet worden afgezegd) tot 31 december 2022, waarin hij nuchter uiteindelijk concludeert dat hij weliswaar een moeilijke jeugd heeft gehad, maar toch voor geen goud zou willen ruilen met iemand anders. Hij voelt zich een gezegend persoon, artiest, en bovenal violist.

Het fundament voor het boek werd gelegd op 15 februari 2022: de uitnodiging van Thomas Rap. Er volgt een open gesprek met de uitgever. Die wil van hem een ‘persoonlijk verhaal, met daarbij een inkijkje in het dagelijks bestaan van het orkestlid Van Biemen. Of hij wil proberen een stuk te schrijven. De eerste pennenvruchten gaan hem goed af, hij schrijft snel en heeft een vlotte pen.

Leermeester en alcoholist
Die moeilijke jeugd heeft alles te maken met vader Wybo van Biemen, een zeer dominante, aan de alcohol verslaafde man die voor de dagboekschrijver niettegenstaande alle verdere studie toch zijn voornaamste leermeester is gebleven. Uit het verdere relaas lijkt, niet alleen wat de muziek maar ook wat betreft de alcohol het 'zo vader, zo zoon' onontkoombaar, al moet dat laatste bij de vader meer dan een graadje erger zijn geweest.

Wybo van Biemen was van 1974 tot 2007 eerste violist bij het Residentie Orkest, moeder Caecilia van Hoof liet er haar muzikale sporen na als plaatsvervangend solocelliste, toen ze in 2020 met pensioen ging na een dienstverband van bijna veertig jaar. Zijn vader had haar het hof gemaakt (zijn eerste vrouw pleegde zelfmoord) en tijdens een tournee van het orkest sloegen de vonken over. Marc Daniel was er de vruchtbare uitkomst van. In een artikel in de Volkskrant van 1 februari 2021 besteedde Merlijn Kerkhof aandacht aan onder meer deze celliste.

Strenge leraar
De zoon keek tegen zijn vader op, maar – zoals zo vaak in die kringen - bleef van die vaderfiguur geleidelijk aan niet veel meer over: de strenge leraar kreeg de overhand. Vrijwel alles kwam in het teken te staan van de viool, er moest dagelijks onder toeziend oog van vader zo'n drie uur worden gestudeerd en buiten schooltijd was het niet buitenspelen met vriendjes, maar was er de viool, Dan waren er de kunstjes die op het instrument vertoond moesten worden als het echtpaar vrienden thuis ontving. Na verloop van tijd beperkte de communicatie tussen vader en zoon zich vrijwel uitsluitend tot het vioolspel, vaak gepaard gaande met ruzies en scheldpartijen. Natuurlijk, dat laat een jongmens niet onberoerd, en wordt de trieste bagage in het verdere leven meegezeuld. Al heeft deze zeker grondige opleiding en wat daarop nog aan lessen bij andere docenten zou volgen hem tot een succesvolle violist gemaakt.

Naar Blaricum
In 2000 introduceerde zijn moeder hem na afloop van een concert door het Residentie Orkest in de dirigentenkamer bij Jaap van Zweden (‘Ja, ik heb over jou gehoord'). Van Biemen was toen 14. Hij moest maar naar zijn huis in Blaricum komen om voor te spelen, waarna de dirigent hem muzikaal onder zijn hoede nam. Helemáál klopt dit niet, want een bladzijde verder schrijft Van Biemen dat Van Zweden ervoor had gezorgd dat hij als 12-jarige mee mocht doen aan het door de AVRO uitgezonden tv-programma Muziekcircus Van Zweden.

Krebbers
Van Zweden had door zijn drukke bestaan als internationaal gevierd dirigent helaas weinig tijd over voor de talentvolle Van Biemen. Zo schoot het niet echt op, maar Van Zweden had een oplossing achter de hand: niemand minder dan de voormalige alom gelauwerde concertmeester van het Concertgebouworkest en latere muziekdocent Herman Krebbers zou zich om Van Biemen gaan bekommeren: ‘Herman is bereid om je over te nemen. En qua geld hoef je je geen zorgen te maken,' zo luidde Van Zwedens boodschap.

Krebbers heeft volgens Van Biemen een zeer belangrijke rol gespeeld in zijn muzikale ontwikkeling, al heeft hij er zelf nauwelijks bewuste herinneringen aan. Dat laatste lijkt vreemd, maar het was de vader die steevast de lessen bij Krebbers in Amsterdam bijwoonde en alles wat uit diens mond kwam tijdens de vaak urenlange studeersessies vervolgens thuis in praktijk bracht. De leerling hoefde tijdens de lessen zelf niets te onthouden, want dat deed zijn vader wel voor hem...

Naar Amerika: Pittsburgh en New Haven
In Van Biemens muzikale ontwikkeling past ook zijn studie aan de Mary Pappert School of Music in Pittsburgh van 2002 tot 2007 (hij studeerde er, net als zijn vader vóór hem, bij Sidney Harth), waarna het de beurt was aan de Yale School of Music in New Haven. Het was daar dat hij sterk de behoefte voelde aan een betere viool dan die van Tetsuo Matsuda, waarop hij al vanaf zijn jeugdjaren speelde. Het werd de – zij het niet meer in geheel originele staat verkerende – Amati van zijn vader, die het instrument zelf in 2006 in Pittsburgh kwam brengen. Voor de vader een bijzonder moeilijk moment, want het viel samen met zijn definitieve afscheid van zijn leven als violist; waarmee tevens dat laatste beetje muzikale passie dat er nog was verdween. Dezelfde vader die de zoon voortdurend op zijn tenen deed lopen en zich na één fles wijn een als een grappige en gezellige man, ontpopte, maar na rap de tweede fles chagrijnig en licht ontvlambaar was. En zoals bij zoveel alcoholisten bleven zijn afkickpogingen steken in goede bedoelingen.

De verschillende studiestadia wierpen bij Van Biemen naar verloop van tijd de gewenste vruchten af: vanaf 2014 als primarius van het Alma Quartet en vanaf 2012 als eerste violist bij het Concertgebouworkest, twee belangrijke functies die nog werden aangevuld door een derde: als lid van het merendeels uit leden van het Concertgebouworkest bestaande Camerata RCO. En natuurlijk tussen al die activiteiten door de nodige schnabbels.

Scherp oordeel
Ieder orkestlid heeft zo zijn eigen mening over de dirigenten onder wie hij moet spelen. En als je dan aan meerdere musici hierover hun mening vraagt krijg je onherroepelijk verschillende antwoorden. Eenieder ervaart repeteren en concerteren onder dirigent X nu eenmaal anders, al is er soms wel een grootste gemene deler in te vinden. Van Biemen toont zich in zijn boek een zeer kritische waarnemer met een doorgaans scherp oordeel, al wil dat niet zeggen dat hij het gelijk altijd aan zijn kant heeft.

Een voorbeeld van die kritische benadering is wat Van Biemen opmerkt over de dirigent Philippe Herreweghe. Hem volgen is bepaald geen ‘eitje'. De Belg kan volgens hem niet dirigeren, is bovendien half doof en behoort het oplossen van muzikale problemen niet tot diens vaardigheden. Iemand die niet kan laten zien of uit de doeken doen wat hij van het orkest wil moet niet komen dirigeren, zo luidt de boodschap. Van Biemen steekt evenmin onder stoelen of banken dat de vele loftuitingen aan het adres van deze dirigent hem behoorlijk frustreren en dat hij zich bij al die lovende recensies en de vele publieke bijval afvraagt waarom hij eigenlijk als violist zo zijn best doet als het verschil toch niet wordt gehoord. Tja...

Ook het beeld dat wordt geschetst van de dirigerende Canadese stersopraan Barbara Hannigan is niet onverdeeld positief. Ze verscheen bij het orkest kort nadat Klaus Mäkelä er de sterren van de hemel had gedirigeerd. Dat was pech voor Hannagan, want het verschil tussen beide dirigenten viel daardoor des te meer op. Hannigan kon niet goed laten zien wat ze wilde, haar slag was onduidelijk, de maat werd niet goed aangegeven. Kortom, met de basisprincipes van het dirigeren was het danig mis. Bovendien bekommerde ze zich al vanaf het begin van de eerste repetitie teveel om het detail terwijl het orkest het stuk (Bergs Vioolconcert) nog niet eens goed en wel in de oren had. Zo doe je dat dus niet, vindt Van Biemen, om voorts opte merken dat hij tot heden nog geen vrouwelijke dirigent is tegengekomen die het tegen mannelijke collega's kan opnemen.

Zenuwen
Ik vraag het me weleens af of publiek én recensenten wel voldoende beseffen dat podiumoptredens voor veel musici veel stress met zich meebrengen. Enerzijds heeft dat te maken met de 'aard van het beestje', anderzijds met de complexiteit van het onderwerp: musiceren. De angst om fouten te maken, de 'tekst' kwijt te zijn (ook acteurs lijden eronder), steeds weer op het hoogst denkbare of haalbare niveau te moeten presteren. Als het op een natuurlijke manier niet of onvoldoende onder controle te krijgen is? Dan is er de bètablokker als alternatief...
Wat me dan tevens tot de auditie brengt: dat vréselijke moment waar het erop aankomt, de musicus achter scherm of gordijn zijn kwaliteiten moet bewijzen, in een momentopname die van grote invloed kan zijn op zijn verdere toekomst (of op wat hij of zij het liefst zou willen: aangenomen te worden). Veel kandidaten stranden tijdens die meedogenloze oefening in technische beheersing en muzikaliteit, zoals ook tijdens concoursen het falen om de hoek ligt. Wie zijn zenuwen niet in bedwang weet te houden is al bij voorbaat verliezer, hoe groot het muzikaal talent ook mag zijn. Wie muzikaal (iets) minder presteert maar over sterkere zenuwen beschikt, kán de pot dus winnen.
Van Biemen beleeft het ook, als op het podium, gezeten tussen zijn collega's, het zweet hem plotsklaps uitbreekt, zijn strijkstok ongecontroleerd op en neer begint te zwiepen en er soms zelfs een regelrechte black-out op volgt. Paniek, afgang!

Geknakt zelfvertrouwen
Ook voor Annebeth Webb is in het boek een rolletje weggelegd. Ze bezorgt Van Biemen een gevoelige knauw met haar mededeling dat de Duitse bariton Matthias Goerne, met wie Van Biemen overigens altijd prima overweg kon en bij de violist thuis van diens kookkunsten heeft mogen genieten, haar heeft laten weten dat hij graag zou zien dat Van Biemen bij komende concerten met hem en het Camerata RCO wordt vervangen. En niet alleen Goerne had geklaagd: er waren ook klachten van van sommige leden van het ensemble, al speelt Van Biemen volgens Webb ‘fantastisch'. Het besluit is gevallen om naast Van Biemen een andere eerste violist op te stellen.

Er dan is er die andere vervelende kant aan het bestaan als musicus: niet te worden teruggevraagd na een optreden. Het is Van Biemen meerdere malen overkomen, zoals het ook vervelend is dat niet aan bepaalde verwachtingen is voldaan, maar hij niet in staat is er de vinger op te leggen. Dan blijft de vraag hangen wat er dan veranderd zou moeten worden; en vooral: hoe?

Op tournee
Musici op tournee zijn volgens Van Biemen het best te vergelijken met pubers die op schoolreisje gaan. Veel klieren, jennen, klagen, roddelen. Er zijn de onvermijdelijke anekdotes, want met zo'n 120 musici samen in een hotel, is vragen om wanordelijkheden. Zoals tijdens een tournee naar Gran Canaria, waar een violiste het zowel met een blazer als met een slagwerker ‘deed'. Vissen in dezelfde vijver, noemt Van Biemen het. Er vielen rake klappen toen de beide heren erachter kwamen.

Er wordt verhaald van de 'inmiddels overleden chef-dirigent' die de ene na de andere affaire met vrouwelijke orkestleden had. Of het wel zo kies is om het aan te halen laat ik verder maar in het midden, maar wie het was blijft in nevelen gehuld. Het orkest telt sinds de oprichting in 1888 slechts acht chefs, met in volgorde van opkomst Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Mariss Jansons, Daniele Gatti en Klaus Mäkelä. Daarvan zijn alleen Bernard Haitink en Mariss Jansons 'inmiddels' overleden, de overige drie zijn allang niet meer onder ons. Waarom niet de gewenste duidelijkheid geschapen? Je noemt man en paard of je laat het weg, een tussenweg is er niet. Ingewijden weten uiteraard wie ermee wordt bedoeld, maar zoals het nu is geformuleerd laadt het de 'verdenking' ook op degene die het niet is. Van Biemen had hierover eerst beter moeten nadenken.

Strijkkwartet
Dat het Alma Quartet in Van Biemens bestaan een belangrijke plaats inneemt spreekt uiteraard voor zich. Er moet veel tijd en energie in worden gestoken, samenspel en (stijl)zuiverheid stellen hoge eisen, terwijl op het interpretatieve vlak ook behoorlijk wat werk aan de winkel is. Waarbij de vier musici op alle fronten op één lijn behoren te zitten, volkomen op elkaar ingespeeld moeten zijn. Dat leidt soms tot spanningen tussen de leden, er zijn herhaaldelijk 'akkefietjes', maar die zijn niet van dien aard dat daardoor de samenwerking op een te gespannen voet komt te staan. In die zin zal het bij het Alma niet (veel) anders toegaan dan bij andere soortgelijke ensembles. Er is de anekdote van het strijkkwartet waarvan de leden niet met elkaar in dezelfde vervoermiddelen en hotels wilden vertoeven...

Van Biemen memoreert en passant dat ons land slechts weinig echt goede kwartetten kent. Nou nou! Er zijn het Ragazze, Dudok, Matangi, Belinfante en Ruysdael; dan zijn er al vijf…. Wel ben ik het hartgrondig met hem eens dat een orkestlid dat in een kwartet speelt tot veel meer diepgang en begrip in het spelen van orkestmuziek komt, terwijl omgekeerd het kwartetspel zegenrijk uitwerkt op het orkestspel. Collega's die niet of weinig kamermuziek spelen reageren wat trager en beseffen niet altijd dat er nog meer musici op datzelfde podium zitten waar hun eigen partij wel precies onder moet passen: ‘je kunt snel auditief lui worden als je in een orkest speelt'.

Theorie en praktijk
Ik ken een aantal musici (er valt ook in dit opzicht niet te generaliseren) dat zéér bedreven is op hun instrument maar van muziektheorie niet of nauwelijks enige kennis bezitten. Ze spelen de noten, maar van de constructie ervan, zowel het geheel als in detail, hebben ze niet of nauwelijks weet. Ze hebben het - vaak om uiteenlopende redenen - nu eenmaal niet 'meegekregen', of ze wilden er gewoon niet aan. Tot die wel of niet selecte groep (geen idee eigenliijk hoeveel musici het betreft) behoort ook Van Biemen, die in zijn dagboeknotitie van 17 december (2022) daarover zonder enige reserve bericht. Dat hij niet over de kennis beschikt om 'iets' op papier te zetten. Toen hij aan het Yale ging studeren had hij inmiddels op dit (vak)gebied al zoveel achterstand opgelopen dat het hem niet lukte om het daar heersende kennisniveau nog bij te benen. Hij liet het huiswerk en het regende onvoldoendes. Hij verzucht: hoe gaaf zou het zijn om zelf een nummer te kunnen schrijven, op basis van je eigen ideeën? Heel erg goed vioolspelen dan maar en hoogstens een beetje improviseren.

Drank en drugs
In het bestaan van Van Biemen hebben alcohol en drugs (nog) niet gefungeerd als notoire spelbreker, maar je zou het als lezer wel vrezen. Hotelbars, kroegen, restaurants, party's, allerhande feestgelegenheden, ze geven het alcoholgebruik een behoorlijke 'schwung', maar er zijn ook XTC, MDMA, LSD, paddo's, ketamine en cocaïne, het gebruik ervan bovendien standaard in combinatie met alcohol. De drugs heeft hij vorig jaar vaarwel gezegd, maar niet zonder te vermelden dat ze een ‘onvoorstelbare fijne ervaring' opleveren, mits alleen bij zeldzame gelegenheden.

En het alcoholgebruik? In het minimaliseren ervan zit vooralsnog weinig schot. Uit de dagboeknotitie van 28 december, de een na laatste in het boek, blijkt Van Biemens alcoholgebruik nog steeds een behoorlijk bron van zorg. Vriendin Meike ziet nog maar weinig verandering in zijn drinkpatroon, maar wel is ze trots op het feit dat hij zich ervan bewust is dat hij duidelijk stappen wil zetten. ‘Wil' zou, zo vermoed ik, beter vervangen kunnen worden door ‘moet'. Anders is het morgen weer gratis bier.

Inwendige mens
Het boek leest menigmaal als een uittreksel uit de welbekende Michelin-gids: een groot aantal restaurants - waar de exquise wijnen rijkelijk vloeien - komt in het relaas voorbij, waaronder menig topetablissement. Want Van Biemen gaat ook wat dit betreft niet over een nacht ijs. Hij bereidt zich goed voor, raadpleegt het internet voordat hij op tournee gaat, laat zich daarbij inspireren door food blogs, influencers en recensies, aan de hand waarvan hij zijn keuzes maakt en al ruim van tevoren een tafel boekt.

En dan is er het thuis koken als hobby (in het boek is een uitgebreid recept van zijn hand afgedrukt). Hij verrast zijn gasten graag met zijn kookkunst. Ook menige solist en dirigent heeft in zijn Amsterdamse appartement, ervan mogen proeven. Bij de verschillende gangen zijn er de door zijn vriend Benjamin, medewerker van wijnwinkel Chabrol (samen bezoeken ze de Salon de Vin des Vignerons Indépendants, de grote wijnbeurs in het Franse Lille) met zorg uitgekozen, dure, tongstrelende wijnen. En ja, dat schept toch wel een band!

Conclusie
Al zijn er hier veel aspecten uit Van Biemens boek de revue gepasseerd, meer dan een tipje van de sluier is het niet. Of anders gezegd: er komt in het boek veel meer aan bod dan uit deze bespreking blijkt (waaronder ook zijn grote liefde voor Mr Bond 007 en wat daarmee verband houdt). Het is ook een boek waarin het nodige (en soms het onnodige) danig wordt opgeschud, waarin de auteur zichzelf evenmin spaart en dat een goed zij het nogal begrensd beeld oproept van het wel en wee binnen het muziekbedrijf, waarvan het Concertgebouworkest een zeer belangrijk deel uitmaakt. De muziek zelf komt er helaas nogal karig vanaf. Van Biemen heeft zijn prioriteiten duidelijk elders gelegd. Wellicht heeft hij gedacht dat wie er meer over wil weten kan daarvoor andere bronnen raadplegen. Het lijkt in ieder geval op een bewuste keuze, waar weinig tegenin te brengen valt.

Menige dagboekschrijver heeft er een stevig handje van om te 'cosmetiseren', het mooier of interessanter te maken dan het oorspronkelijk is of was. Of er is het nodige bijverzonnen. De lezer is al a priori in het nadeel als hij een dagboek leest waarvan de schrijver van tevoren wist dat het (eens) zou worden gepubliceerd en er daarom 'naartoe heeft gewerkt'. Dit dan ten koste van het realiteitsgehalte, zonder dat de lezer zich daarvan bewust kan zijn (hij kent immers de ware feiten niet). Ik heb stellig de indruk dat bij Van Biemen daarvan geen sprake is, daarvoor is het ook teveel recht-voor-zijn-raap, maakt het nergens een bestudeerde indruk. De enige (mogelijke) discrpedantie huist in het feit dat eerst op 15 februari 2022 het uitnodigende gesprek met de uitgever plaatsvond, terwijl het dagboek op 31 december 2021 al een aanvang neemt. Er moet dus 'met terugwerkende kracht' aan de notities tot en met (minstens) februari zijn gewerkt.

Niet iedere notitie, niet iedere bladzijde vond ik interessant om te lezen. Er zijn nogal wat feiten en feitjes waarvan de relevantie mij als lezer en muziekliefhebber enigszins ontging. Mijn zeker hooggespannen verwachtingen ten aanzien van het 'inkijkje' in het leven in en rond het Concertgebouworkest heeft Van Biemen helaas niet voldoende waar kunnen maken: er wordt wel het een en ander aangestipt, maar het blijft helaas bij overwegend globale observaties. Ik had graag meer op de muziek gerichte 'beeldvorming' gezien. De klemtoon ligt inhoudelijk meer op het autobiografisch dan op het muzikale aspect. Zo valt er over de samenwerking met en het werken onder de verschillende dirigenten en solisten echt veel meer te vertellen dan Van Biemen ons presenteert.

Dat de vader in een wel heel schril daglicht wordt geplaatst heeft alles te maken met het autiobiografische karakter van het boek: wie over zijn jeugd wil verhalen ontkomt er niet aan om ook - mits voor verhaal en lezer relevant - de minder florissante keerzijde te belichten; en in het geval van die vader had dat, zoals we kunnen lezen, zowel oorzaak als gevolg. Vergeleken met de in de Violist geschilderde, rauwe werkelijkheid is de uit 1958 daterende bundel Daar sta je dan van de violist Theo Olof bijna een sprookjesboek...

Gemist heb ik een personen- en zakenregister, waardoor het boek zich niet leent als naslagwerk. Wel zijn er nog niet eerder gepubliceerde (familie)foto's in het boek opgenomen. Ik ben twee vergissingen tegengekomen: de stormscène in Beethovens Zesde symfonie, de Pastorale, speelt zich niet in het derde, maar in het vierde deel af en Grieg schreef toch echt slechts één pianoconcert. Te corrigeren in een derde druk misschien? Waar dan weer tegenover staat dat dit gelukkig een van de boeken is zonder storende taal- of spelfouten.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links