© Aart van der Wal, juni 2018
Mendelssohn: Elias op. 70 (Oratorium nach Worten des Alten Testaments)
Christian Immler (bas – Elias), Rachel Nicholls (sopraan), Roxana Constantinescu (alt), James Gilchrist (tenor)
Bach Collegium Japan
Juilliard415
Yale Voxtet
Dirigent: Masaaki Suzuki
Het Bach Collegium Japan en Yale Voxtet n het Gewandhaus (foto © Luca Kunze)
Succes
De geschiedenis van de profeet Elia (of Elias) moet Mendelssohn (1809-1847) sterk tot zijn muzikale verbeelding hebben gesproken. Geen wonder, want de machtsstrijd tussen de aanbidders van Jahweh en Baäl zoals die in 1 en 2 Koningen uit de doeken wordt gedaan kent vele zowel woeste als contemplatieve taferelen die in muzikaal opzicht zeker kunnen worden uitgebuit; en zeker als er het muzikale genie van Mendelssohn aan te pas komt. Het resultaat liegt er dan ook niet om: een onafgebroken flonkerend en sterk expanderend oratorium waarvan de première in augustus 1846 in het Engelse Birmingham ongekende ovaties tot gevolg had. Mendelssohn kon tevreden zijn: Elijah (in de Engelse vertaling van het stuk) stond op de kaart, en hoe. Het succes was zelfs nog groter dan van zijn zeventien jaar eerder voor het eerst uitgevoerde oratorium ‘Paulus’. Lang mocht de componist er niet van genieten, want hij overleed ruim een jaar later in Leipzig, op 4 november 1847.
Homogeen
Mendelssohn toont zich in ‘Elias’ bepaald niet als de componist van ‘Een midzomernachtsdroom’. De zware koperakkoorden waarmee Elias door het gehele werk heen wordt begeleid – ze fungeren als ‘Leitmotiv’ -, de gejaagdheid die het stuk voornamelijk kenmerkt, maar ook het overdonderende natuurgeweld dat rauw wordt uitgebeeld spreken een geheel andere taal. Het is de taal van de Bijbel, in het bijzonder die van het Oude Testament, waarin het in het boek Koningen draait om Gods toorn, maar ook om diep menselijke wanhoop en onstuitbare razernij. Rampen worden verkondigd, het volk wordt aangemoedigd om Elias te vermoorden, het kan niet op, er lijkt maar geen einde te komen aan de vele verschrikkingen. De koorklank heeft Mendelssohn doelbewust homogeen gecomponeerd. Het is immers het volk dat spreekt. De complexe fuga bewaarde Mendelssohn voor het slot van de beide delen, maar dan wel met groots effect.
Tot in de puntjes uitgewerkt
De goddelijke toorn in ‘Elias’ betekent staat uiteraard niet op zichzelf, maar is rechtstreeks gelieerd aan het menselijke drama dat zich in Mendelssohns oratorium met grote expressieve kracht ontvouwt. Het moet een kolfje naar zijn hand zijn geweest. In de uitvoering in de grote zaal van het Gewandhaus op 12 juni lag daarop ook terecht de klemtoon, met de bas Christian Immler in de zowel vocaal als interpretatief zeer sterke rol van de profeet Elias. Hij droeg ze met verve uit, diens belangrijkste eigenschappen van goedheid, warmte, twijfel en falen, maar ook die een onbetwiste autoriteit. Zoals ook de overige solisten een grandioos inzicht boden in het steeds wisselende rollenspel, met ware meesterhand geleid door dirigent Masaaki Suzuki die niets op had met trucjes of maniertjes, maar had gekozen voor een tot in de puntjes uitgewerkte muzikale dramaturgie. Dat laatste was per saldo misschien nog wel het belangrijkste, want anders wil dit oratorium nogal eens verzanden in een schier eindeloze reeks recitatieven en aria’s waarin het onderlinge verband soms ver te zoeken lijkt. Terwijl dat er door de componist wel degelijk is ingelegd. In die zin verschilt een oratorium zoals Elias niet veel van het seculiere muziektheater: als al vanaf het begin een duidelijke richting en samenhang ontbreekt, gaat het in muziekdramatisch opzicht al snel bergafwaarts en uiteindelijk ter ziele.
Masaaki Suzuki in het Gewandhaus (foto © Luca Kunze)
Waaier van klankkleuren
Of de verwachtingen nu wel of niet hooggespannen waren, Suzuki’s opzet resulteerde in een uitvoering uit duizenden. Hoe goed de individuele prestaties van solisten, koor, orkest ook beoordeeld worden (en meestal krijgen ze in de recensies de meeste aandacht), ze spelen een ondergeschikte rol in het totale concept als zodanig, want dat is niet waaraan Mendelssohns Elias zijn grootste kracht ontleent. Waar het om draait is de bijna verzengende spiritualiteit die in alle geledingen voelbaar moet zijn. Zoals ook niet de zeker in dit werk voor de hand liggende massaliteit leidraad moet zijn, maar juist structurele doorzichtigheid. Natuurlijk lukt dat alleen als de gehele bezetting zowel op topniveau fungeert als zich onderdeel voelt (en daarnaar ook handelt) van het concept als geheel. Met het besef dat schoonheid nooit en te nimmer ten koste mag gaan van pure zeggingskracht en interpretatieve scherpte. Hoe verleidelijk het ook kan zijn voor menige dirigent om te streven naar ultieme cosmetisering met een topensemble letterlijk binnen handbereik. Maar Suzuki is niet in die bekende val getrapt. Integendeel, hij realiseerde juist een zeldzaam gehoorde homogeniteit, in een waaier van klankkleuren die zich bewogen tussen uitersten van verscheidenheid. Dictie, articulatie, frasering, geprofileerde ritmiek, zijn, hoe belangrijk ook op zich, niet meer dan een hulpmiddel bij de realisatie van een partituur die vraagt om extremen die reiken van opgekropte volkswoede tot transcendentale innigheid. Dat laatste aspect kon niet beter worden gesymboliseerd dan door de drie (Japanse) koorsopranen die met hun a capella zang de engelen werkelijk uit de hemel deden neerdalen. Zoals ook met het lutherse koraal ‘Wirf dein Anliegen auf den Herrn’ voor vocaal dubbelkwartet een ongekende diepte werd bereikt. Net zo onvergetelijk als ‘Der Herr ging vorüber’, die fameuze passage die de componist zelf zo diep ontroerde, toen hij deze in 1836 aan zijn vriend Ferdinand Hiller voorlas. Een passage die volgens hem ‘heerlijk was voor een oratorium’. Zijn fascinatie voor de figuur Elias (in een brief aan zijn jeugdvriend Karl Klingemann schreef Mendelssohn in 1837 over de protagonist: ‘stark, eifrig, auch wohl bös und zornig und finster’) heeft – zelfs vergeleken met ‘Paulus’ – een oratorium opgeleverd dat in de tijd van de romantiek zijn gelijke nauwelijks nog kende, maar dat zich verre van gemakkelijk laat realiseren. Dat moet toen nog sterker hebben gegolden dan nu, met de meest uitgelezen ensembles tot onze beschikking. Wat niet wil zeggen dat alles in deze uitvoering het niveau van perfectie bereikte. Zowel de sopraan Rachel Nicholls als de tenor James Gilchrist hadden niet hun beste avond, want beide hadden te kampen met een scherp en flakkerend hoog.
Samen sterk
Die gedenkwaardige uitvoering in het Gewandhaus was om nog een andere reden bijzonder: de medewerking van niet alleen het zo vertrouwde, door Suzuki opgerichte Bach Collegium Japan, maar ook het in de historiserende uitvoeringspraktijk gewortelde instrumentaal ensemble Juilliard415 (de band met de Juilliard School of Music blijkt al uit de naam) en koristen van het aan de Amerikaanse Yale University verbonden Yale Voxtet. Met beide ensembles heeft Suzuki al lang samengewerkt, wat ook verklaart hoe volmaakt zij samen met het Bach Collegium in het geheel waren geïntegreerd.
Weinig publiek
Onbegrijpelijk dat ondanks deze topbezetting en een werk dat zeker in Leipzig goed gekend is, de zaalbezetting zo mager uitviel. Ik heb her en der hierover navraag gedaan, maar een bevredigend antwoord heeft dat niet opgeleverd. Wel kreeg ik van meerdere kanten te horen dat het concert ‘midden in de week’ was gepland en dat er voor de componist Mendelssohn in het programma van het Bachfest 2018 geen centrale plaats was ingeruimd. Steekhoudend leek het me niet, maar teleurstellend was die magere opkomst wel. Hoewel sommigen zich misschien achteraf wel de haren uit het hoofd hebben getrokken…