'De Grote Componisten hebben hun Werken geschapen om te worden beluisterd met beide oren'. - (uit een advertentie voor stereofonie) 'Kan best wezen, maar God heeft de luisteraars niet geschapen met hun beide oren boven elkaar'. - Hans Evers

Ik meen reden te hebben om te mogen twijfelen aan de kwaliteit van de stereofonie die de radio-omroep en de grammofoonplatenindustrie ons thans als zodanig verkoopt. Ik ben niet zeker, of de radio-omroep en grammofoonplatenindustrie hun beloften wel geheel zijn nagekomen. De 'compatible stereo' die men nu zonder nadere aanduiding als stereofonie verkoopt, is volgens mij geen stereofonie. Indertijd heb ik me een belangrijke financiële uitgave getroost om stereofonische geluidsreproducties onder de beste omstandigheden te beluisteren. Waarschijnlijk ben ik niet de enige, wiens teleurstelling ook een materiele zijde heeft.....

Als men de beschikking heeft over twee gescheiden geluidskanalen, is het mogelijk om geluid op een meer natuurgetrouwe wijze te reproduceren, dan wanneer er slechts een geluidskanaal beschikbaar is. Het blijkt mogelijk te zijn om ook een zeker gevoel van richting en diepte over te brengen, hetgeen bij een enkel kanaal (mono-) systeem verloren gaat. In het kort gezegd berust de eigenschap, dat we richting en ruimte kunnen horen, op het feit dat onze oren ieder een geluid opvangen dat onderling in geringe mate verschilt. Afhankelijk van de richting waar vandaan we een geluid waarnemen zal het ene oor dat geluid sterker opvangen dan het andere. Dit is een verklaring. De andere is, dat het ene oor het geluid iets later ontvangt dan het andere oor. Dit komt omdat het geluid tijd nodig heeft om zich door de lucht voort te planten, en daardoor niet gelijktijdig in beide oren arriveert.

Uit proeven is overtuigend gebleken, dat voor stereofonisch horen beide verschijnselen - zowel het verschil in geluidssterkte als bet looptijdverschil tussen de geluiden in beide oren - belangrijk zijn. Om stereofonie te reproduceren maakt men in principe gebruik van twee microfoons, ongeveer de plaats innemend van de oren van de luisteraar. Algemeen wordt aanvaard dat de beste resultaten worden bereikt, als men twee richtingsgevoelige microfoons naast elkaar opstelt onder een hoek van ca. 60 graden, met een onderlinge afstand van 20 a 30 cm.

Deze microfoonopstelling - proefondervindelijk de beste opstelling om stereofonie te reproduceren - blijkt echter zelden te worden toegepast. Men geeft er tegenwoordig de voorkeur aan, de microfoons niet op enige afstand van elkaar op te stellen, doch juist zo dicht mogelijk op elkaar, soms zelfs letterlijk boven op elkaar. Uiteraard doet dit geen goed aan de stereofonie. Stereofonie wordt gemaakt door zowel sterkte- als looptijdverschillen tussen de geluiden die beide microfoons bereiken. En als men beide microfoons op elkaar stapelt, arriveert het geluid altijd gelijktijdig in beide microfoons. Weliswaar blijven, dankzij bet richtingeffect van de microfoons, de sterkteverschillen bestaan, doch de looptijdverschillen zijn verdwenen.

Vraag: Waarom zet men de microfoons zo dicht op elkaar dat alle looptijdverschillen - een voorwaarde voor goede stereofonie - worden geëlimineerd? Dat men dit niet doet om de stereofonische kwaliteit van Uw grammofoonplaten te verbeteren, is duidelijk. Integendeel, de stereofonie wordt eerder in zekere mate verminkt, en men zou beter kunnen spreken van 'pseudo-stereofonie'. Neen, het antwoord is, dat men in vele gevallen liever geen echte stereofonie wil reproduceren. Echte stereofonische opname kan men namelijk niet als 'compatible' verkopen.

Kompettebul

Als men met een stereofonische radio-ontvanger een stereo-uitzending opvangt, dan worden er in de ontvanger twee verschillende signalen verwerkt. Niet de signalen 'links' en 'rechts', zoals U wellicht zou denken, doch de som van links en rechts, en het verschil van links en rechts. De stereo-ontvanger maakt uit dit som- en verschilsignaal langs elektrische weg het linker en rechter geluidskanaal. Dit lijkt een vrij omslachtige methode, maar het heeft een bepaald voordeel. Het systeem is namelijk zo gemaakt, dat de luisteraar met een gewoon radiotoestel uitsluitend het somsignaal kan horen. M.a.w.: hij hoort het geluid in de toestand waarin het linker en rechter geluidskanaal nog bij elkaar zijn opgeteld, nog met elkaar zijn doorverbonden, zo U wilt. Hij luistert naar beide stereomicrofoons tegelijk.

De stereofonische radio-uitzendingen worden voor het grootste gedeelte beluisterd door luisteraars met een gewoon radiotoestel. Dankzij de eigenschappen van bet gebruikte stereofoniesysteem kunnen ook gewone luisteraars de stereo-uitzendingen - zij het dan als 'mono' - ontvangen. De stereo-uitzendingen zijn 'compatible'. De meeste stereogrammofoonplaten zijn eveneens 'compatible'. Een groot aantal luisteraars zal de platen waarschijnlijk als mono beluisteren. De beide pickup- elementen, die ieder bun eigen geluidskanaal aftasten, worden daartoe met elkaar doorverbonden, zodat het linker en het rechter kanaal bij elkaar worden opgeteld. Het 'compatible' systeem stelt de monoluisteraar in staat, zonder extra kosten naar stereo-opnamen te luisteren.

Maar pas op. In de techniek gebeurt het maar zelden dat men iets voor niets krijgt. Het systeem heet weliswaar 'compatible', maar het blijkt dat er nog een gemene adder onder bet gras zit. Men wordt namelijk voor de keuze gesteld om opnamen te maken die of: goede stereofonie opleveren en slechte monokwaliteit, of: goede monokwaliteit, maar dan met slechte stereofonie.

Zowel de radio-omroep als de grammofoonplatenindustrie heeft zich duidelijk uitgesproken voor de laatste mogelijkheid. Het is hiertegen, dat ik mijn woorden van protest uit. Ik heb me namelijk geen volwaardige stereo-installatie aangeschaft om mooie monomuziek, noch om onvolwaardige stereofonie te horen.

Links plus rechts = ?

Het technische probleem dat de grammofoonplatenindustrie, en vooral de radio-omroep probeert te omzeilen, is het feit dat men niet ongestraft beide kanalen van een stereosysteem met elkaar kan doorverbinden. Als men bij een echte stereofonische opname beide kanalen optelt, krijgt men weliswaar 'mono', maar tegelijkertijd wordt er een zekere vervorming geïntroduceerd. 'Maar als ik met mijn monoradio naar een stereofonische uitzending luister, dan hoor ik absoluut geen vervorming, de kwaliteit is uitstekend....' Inderdaad, dat is waar. Maar het bewijst tegelijkertijd, dat de 'stereo'-uitzendingen van de radio geen echte stereofonie overdragen. Echte stereofonie zou vervorming veroorzaken als men het als mono beluistert. De technische verklaring voor dit verschijnsel is, dat men met het doorverbinden van beide geluidskanalen twee verschillende trillingen bij elkaar optelt, die ieder een zeer gecompliceerd karakter hebben. Zolang er alleen maar sterkteverschillen bestaan, zal men in de optelling alle geluidscomponenten van beide kanalen terugvinden. Maar als er ook nog looptijdverschillen zijn, of anders gezegd: als sommige componenten van beide geluidskanalen onderling in tijd verschoven zijn, dan wordt het resultaat enigszins verward. Sommige componenten die in beide kanalen voorkomen, zullen versterkt worden. Andere componenten (en dat kan van alles zijn: de toon zelf, een boventoon, een stukje nagalm) zullen verzwakt, of zelfs geëlimineerd kunnen worden. Het resultaat klinkt vervormd, een 'groezelig' geluid, en volgens moderne opvattingen zeker niet acceptabel als monogeluid.

When the salesmen come marching in

Het antwoord ligt - als men met alle geweld een 'compatible' systeem wil behouden - voor de hand. Als men een soort stereo maakt zonder looptijdverschillen, dan kan men het ook als mono verkopen. En dat is wat gebeurt. De microfoons worden op elkaar gezet, en de looptijdverschillen zijn verdwenen: 'Stereo, ook mono afspeelbaar'.

De vraag is nu maar, of het dan nog langer stereofonie is wat men hoort. En indien men het nog stereo kan noemen, waarom het dan 'compatible' moet zijn. Want laat men het hier over eens zijn, er gebeurt toch iets vreemds. We hebben nu kleurentelevisie. Stel dat men daar zegt: 'Het spijt ons, maar vanavond is het groen niet zo geslaagd, en het blauw laten we maar helemaal weg. We doen dit, omdat anders de zwart-wit kijkers de ondertitels niet kunnen lezen.' Zou dit met een storm van verontwaardiging opwekken? Maar de radio-omroep presteert het. 'De ruimtewerking van onze stereo-uitzendingen is niet helemaal geslaagd, en de looptijdverschillen laten we maar helemaal vervallen, anders klinkt het niet zo mooi voor de monoluisteraars.'...Kijk, dáárvoor heb ik me indertijd geen stereo-installatie aangeschaft!

Punt-stereo

Maar het kan nog extremer. Als men ervan uitgaat, dat de overdracht van looptijdverschillen bij een stereofonische reproductie van geen belang is, dan staat de weg open voor 'point-stereo'. Punt-stereofonie is geen stereofonie. Bij de opname wordt het orkest onderverdeeld in groepjes die, onderling geïsoleerd ieder bun eigen microfoon hebben. In de controlekamer worden de verschillende geluiden dan over beide stereokanalen verdeeld. Een geluid dat bijvoorbeeld naar de smaak van de opnametechnicus geheel links moet klinken, wordt aan uitsluitend het linker kanaal toegevoerd. Een geluid dat vanuit het midden moet klinken wordt in gelijke mate met het linker en rechter kanaal doorverbonden. Met behulp van volumeregelaars kan men in de controlekamer het geluid van iedere microfoon overal in bet geluidsbeeld plaatsen waar men het hebben wil. Aangezien iedere orkestgroep slechts één microfoon heeft, en de verschillende groepen onderling min of meer geïsoleerd van elkaar zijn opgesteld (soms letterlijk, in aparte hokjes), kunnen er geen looptijdverschillen optreden, om de eenvoudige reden dat er geen sprake is van stereofonie. Het wordt echter wel als zodanig verkocht, en het is 'compatible'.

Fop-stereo

Degene, die deze technische foefjes het minst kan appreciëren, is de luisteraar die met een stereofonische hoofdtelefoon de verrichtingen van het orkest en opnametechnicus volgt. Stereofonisch luisteren met een hoofdtelefoon is een genoegen, en heeft uitgesproken voordelen in vergelijking met het luisteren naar luidsprekers. Dat wil zeggen, als het om echte stereofonie gaat. Natuurlijk, wie er genoegen in heeft om met een hoofdtelefoon naar een 'stereo'-uitzending van Dolf van der Linden of Malando te luisteren, hij vermake zich. Maar de luisteraar die alle instrumentengroepen op een rijtje naast elkaar ergens in zijn achterhoofd hoort, moet niet denken dat hij stereofonie hoort. Maar ook de luidsprekerluisteraar wordt voor de mal gehouden. Zijn gehele stereo-installatie dient, voor het geval van punt-stereo, alleen om de piano en de bas uit twee verschillende richtingen te laten komen, in plaats van uit een gaatje. Ik noem dit geen stereofonie. Men kan met waterverf zwart-witte prentbriefkaarten bijkleuren. Dat noem ik geen kleurenfoto's!

De muzikale tweehappenproef

Dat punt-stereo, algemeen toegepast voor opnamen van vooral populaire muziek, geen ruimte-informatie overbrengt, is niet moeilijk aan te tonen als men de beschikking heeft over een stereo-installatie, voorzien van een balansregelaar en een knopje, waarmee men snel van stereo naar mono kan omschakelen. De demonstratie lukt vaak gemakkelijk wanneer het een opname betreft van een zanger die in het midden staat. Luister goed naar het geluid van deze zanger, terwijl U afwisselend op stereo en mono schakelt. De 'diepte' van de zanger verandert niet. Anders gezegd: tijdens de 'stereo' weergave klinkt het geluid van de zanger precies hetzelfde als wanneer het om een gewone monoweergave zou gaan. Dit experiment kan men vervolgens herhalen voor iedere instrumentengroep in het orkest. Schakel over van stereo op mono, tegelijk de balansregelaar corrigerend zodat het geluid niet van richting verandert. Er is geen verschil in ruimte te horen. Indien U mij toestaat om een vergelijking te maken tussen stereofonie en stereoscopie: met punt-stereo creëert men een vlak schilderij met platte beelden, zonder reliëf. Maar net zo min als een schilderij stereoscopie zou weergeven, is het geluid van Uw dure stereoradio stereofonisch. Niet omdat de techniek tekort zou schieten. Het komt omdat de omroep niet beter doet. Niet beter schijnt te willen doen.

Richting en reliëf

Er is al veel over stereofonie geschreven. Verhalen zelfs met lange formules vol wiskundige symbolen. Als men echter nagaat, waarover men dan precies schrijft, dan blijkt het vooral de aandacht te hebben dat men bij stereofonie richting moet kunnen horen. Richting horen is echter mijn probleem niet. Stereofonie betekent het horen van ruimte. En wat ik duidelijk wil maken is, dat men voor het overbrengen van dit zo moeilijk te definiëren begrip: ruimte, diepte, reliëf, of hoe men het noemen wil, niet kan volstaan met 'compatible stereo'. Nu is punt-stereo wel wat ver gaand, en schijnt gelukkig gereserveerd te blijven voor de populaire muziekopnamen, of als toevoeging bij grote concertopnamen. Maar in het algemeen blijkt het toch niet zo gemakkelijk om nog echte stereofonie te horen.

Waarom?

Indertijd heeft men met veel moeite en kosten een nieuw systeem van radio-overdracht geïntroduceerd, met ultra korte golven en frequentiemodulatie. Niemand heeft zich toen bijzonder druk gemaakt over 'compatibility', en zover ik weet heeft niemand geprotesteerd tegen het systeem, dat de radioluisteraar toch maar noodzaakte om een nieuwe en aanzienlijk duurdere radio te kopen. Nu is men technisch in staat, om stereofonie van voortreffelijke kwaliteit te maken. Maar men doet het niet, omdat het 'compatible' moet zijn. Waarom moet een grammofoonplatenfabriek tegelijk 'mono'- en 'stereo'-platen van hetzelfde muziekstuk in de handel brengen, als de laatste niet eens echt stereofonisch zijn? Als men dan tóch speciale platen voor de monoluisteraar maakt, waarom moeten de stereoplaten dan 'compatible' zijn? Als U een stereofonische bandopnemer bezit met een stel goede microfoons, dan is het de moeite waard om eens wat te experimenteren. Maak eens een afspraak met de organist van de kerk in de buurt, of met de dirigent van een plaatselijk dameskoortje, en maak eens een paar echte stereofonische opnamen. Beluister vervolgens op Uw gemak Uw eigen opnamen met een goede hoofdtelefoon. Vergelijk de stereofonie met datgene, wat U door de radio-omroep en grammofoonplatenhandel als 'stereo' wordt verkocht. Luister goed, en U zult begrijpen wat ik bedoel!

Commentaar van Jan Kool:

Het bovenstaand artikel van de heer Evers is bitter van loon en niet geheel zonder reden. Ofschoon wij het lang niet met alle, nogal absoluut gestelde conclusies, eens zijn, is het een verzameling goed geformuleerde grieven, die misschien kunnen prikkelen tot interessante reacties. Alleen deze overweging al maakt publicatie de moeite waard en wij hopen, dat er uit 'kringen van opnamentaven' wat tegenargumenten loskomen, die onze lezers ook eens van de andere kant wat laten horen. Gezien de vele zeer goede stereo-opnamen, die wij de laatste tijd hebben kunnen horen en de eveneens talrijker wordende stereo-uitzendingen via FM, die wel degelijk een goed ruimtelijk beeld bieden, moet het toch nog weleens meevallen!

De opmerkingen over het luisteren met hoofdtelefoon blijven vooral voor rekening van de schrijver want dit is beslist niet de beste manier om stereo te beluisteren al kan het wel zijn aparte bekoring hebben. Het is de bedoeling van gereproduceerde stereo dat de beide signalen wel degelijk ook beide oren bereiken, wat met de hoofdtelefoon beslist niet gebeurt. Misschien een aanvechtbaar verhaal dus van de heer Evers maar wel prettig provocerend!

Naschrift Redactie opusklassiek.nl:

Al 35 jaar gelden klaagde men dus over de kwaliteit - iets waar in veel opzichten weinig aan is veranderd en nog immer worden bezwaren van serieuze luisteraars met een hoop techniek en bombarie weggewuifd en terzijde gelegd.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links