Audiotechniek De hedendaagse scene: III. Roeien met de riemen... Als we MP3 en soortgelijke gimmicks vaarwel zeggen,
missen we niets wezenlijks.
© Aart van der Wal, juni 2006
|
|||||||||
De CD heeft zijn waarde bewezen en is de techniek van de CD-speler toch zo langzamerhand wel uitontwikkeld. De afgeleide daarvan, de Super Audio CD, heeft vooral de periferie van surround sound wel voor nieuw leven in de brouwerij gezorgd, maar spectaculair is het allemaal niet. Er is uit die hoek geen groot nieuws meer onder de zon te verwachten. De fabrieksschoorstenen moeten blijven roken en dus zal het marketing perpetuum mobile zijn bekende werk wel blijven doen, maar de schreeuwerig aangekondigde 'innovaties' zijn en blijven gewoon... illusies. De opnametechniek zal ook geen grote verbeteringen meer ondergaan. Kabels, microfoons, mengtafels en D/A-omzetters kunnen hun huidige state of the art nauwelijks nog overtreffen en zal het geluidsbeeld dat we onder de best denkbare omstandigheden onze huiskamer binnenhalen niet meer ingrijpend naar boven worden gewijzigd. Waar ik nog wel reële verbeteringen zie is in het domein van surround sound, in de zin van (veel) betere kwaliteit tegen een (veel) schappelijker prijs. Massaconsumptie Wie in de winkel en cd koopt en die vervolgens thuis afspeelt, heeft geen behoefte aan datareductie - met, hoe het ook wordt gewend of gekeerd - kwaliteitsverlies. Je hoeft niet iets kleiner te maken dat niet of nauwelijks plaats inneemt (het CD-schijfje). Datareductie komt pas zinvol in beeld bij music on the move en bij het downloaden of uitwisseling van muziekbestanden (de meeste synergie wordt natuurlijk uit de combinatie van beide gehaald). Laat ik toch vooral de individuele muziekbeleving niet in talloze segmenten uit elkaar breken en dan vervolgens ook nog vele nuances gaan aanbrengen, maar slechts nuchter constateren dat voor de eigentijdse mens de aperte schoonheid en diepte die in goede muziek schuilt, merendeels verloren is gegaan. Met de toename van de muziek is de betekenis ervan afgenomen en is zij verworden tot een attribuut van een afgemat gevoelsleven. Muziek is toch vooral 'iets' dat je aan- of uit kunt zetten. Zoals de componist en muziekwetenschapper Elmer Schönberger het uitdrukte: "De meeste muziek functioneert als Rorschachtest van het gemoedsleven van de luisteraar, die als een koning over zijn eigenhandig gedownloade klankuniversum heerst." Zielig eigenlijk. Dat weidse, luisterrijke, monumentale, grootse perspectief van de muziek is ineen gekrompen tot een usb-stick, een iPod en minuscule oordopjes. We zien een zich vooral voortbewegende volksmassa die zich voor de buitenwereld heeft afgesloten en met oordopjes door het sportieve leven gaat, daarbij balancerend tussen luide decibellen en gehoorschade. Nog maar een eeuw geleden kostte het werkelijk veel moeite om muziek te horen. En nog meer terug in de tijd werden de belangrijkste stukken uit de muziekliteratuur ook voor piano-vierhandig gepubliceerd, omdat dit de enige manier was om er überhaupt kennis van te nemen. Nu is muziek een 'ding' dat op ieder gewenst tijdstip reproduceerbaar is en ook uitstekend als virtueel behang kan dienen, waar en hoe dan ook. Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw kon je wel met een beweging de radio aanzetten en naar muziek luisteren, maar het opzetten van een grammofoonplaat was toch weinig anders dan een echt bewust besluit, bijna een rituele handeling, maar de komst van de CD maakte daaraan rigoureus een einde: schijfje in het laatje en spelen maar, keurig track na track, of at random, in willekeurige volgorde, of slecht een aantal tracks keurig ingeprogrammeerd. Het gemak dient de mens, nietwaar? MP3 heeft daaraan nog een dimensie toegevoegd, zijn de onoverzienbare stortvloed aan muziek en het massale genotskarakter ervan alleen nog maar toegenomen, en heeft het medium het al langer aan de gang zijnde verval van het bedachtzaam genieten als een van de uitingen van goede smaak nog verder versterkt. Die nieuwste technische verworvenheden hebben alle een ding met elkaar gemeen: ze vormen het vehikel voor de vervlakking en de uitholling, ze brengen de muziek niet dichter bij de mens, maar er juist verder vandaan. Dat tij valt niet te keren, net zo min als een technisch hoogstandje valt terug te draaien. Wat er eenmaal is gekomen én omarmd, vervult een blijvende functie, ten goede of ten kwade. Aldus past dit beeld keurig in het cultuurpessimisme, maar er is - gelukkig! - niet alleen een negatief scenario, al raken we dan weer aan het vermogen des onderscheids, zij het dan in een ietwat andere context. Minder kosten, meer winst Vrijwel alle platenmaatschappijen kampen met een afzetprobleem dat zich toespitst op muziek en musici die onvoldoende 'verkopen'. Sterker nog, de winst (als die er al is) wordt vaak grotendeels bepaald door slechts een handvol artiesten die wèl goed verkopen. Hoe dat mechanisme zo'n beetje functioneert kunt u [hier] lezen. De winst is - eenvoudig gezegd - de aftreksom van omzet en kosten, en als de omzet sterk achterblijft en kostenbezuinigingen geen evenredig effect meer sorteren, zal naar nieuwe wegen moeten worden gezocht. Een aanmerkelijk deel van de kosten huist in het productie- en logistieke traject. Het internet met zijn downloadmogelijkheden kwam in dat opzicht als geroepen, want dankzij dit medium verdwenen die kosten grotendeels als sneeuw voor de zon. De muziek kon beschikbaar worden gesteld middels een of meerdere gehuurde of aangeschafte servers en door de consument worden gedownload, tegen betaling (dat spreekt). Geen productiekosten voor de zilveren schijfjes meer, geen verpakking, geen gedrukt duur boekje, geen transport, geen voorraad, geen renteverlies, maar ook geen detaillist met zijn marge. wat een concept, linea recta van 'fabriek' naar consument. Welke ondernemer kan daar nu 'nee' tegen zeggen? Maar ook: welke artiest? Die heeft weinig meer in te brengen als de platenmaatschappij onvoldoende financiële vruchten uit het contract haalt (en als dat wèl het geval is, zal die artiest toch met zijn financieel minder vruchten afwerpende collega's naar dezelfde uitgang mee moeten hobbelen, voor die wèl goed scorende artiest wordt natuurlijk geen apart logistiek kader opgetuigd). Wat staat er voor de consument tegenover? Geen bezoek meer aan de winkel (die wel of niet goed bereikbaar is, wel of niet een goed assortiment heeft), zoeken naar albums of tracks op het internet, afrekenen met creditcard of anderszins en dan downloaden en vervolgens opslaan op usb-stick of harde schijf, tegen een doorgaans lagere prijs dan voor de CD moet worden neergelegd, maar zónder de daarbij horende verpakking en booklet, en - misschien wel het belangrijkste van alles - vergeleken met de CD een mindere geluidskwaliteit, ook al wint het doorgaans voor het downloaden van muziekbestanden toegepaste WMA-formaat het hoorbaar gemakkelijk van MP3. Datareductie (en daarmee relatief snelle downloads) biedt evenwel nog een aantal andere voordelen. Voor de artiesten betekent het dat zij zelf hun muziek vrij of tegen betaling over het internet kunnen verspreiden, niet gebonden aan platenmaatschappijen en distributeurs. Ze marketen zich als het ware zelf, met weinig kosten en mogelijk met groot effect. Muziekliefhebbers kunnen op hun beurt voor weinig geld eerst van muziektracks proeven, maar ook muziek downloaden die in de meeste platenwinkels niet in het assortiment zit. Of gratis of tegen geringe vergoeding alvast proeven van een uitgave, of slechts verschillende tracks van meerdere albums kiezen om te kunnen vergelijken (bijvoorbeeld een of twee tracks uit Schuberts Negende onder Furtwängler en een dito onder Walter of Harnoncourt). Dit stimuleert naast keuzevrijheid ook doelgerichtheid. De downloadsites van de platenmaatschappijen bieden vrijwel uitsluitend de muziekbestanden in het tegen kopieermisbruik beveiligde WMA-formaat aan, waaraan de digitale rechten (DRM) zijn gekoppeld. De kwaliteit is doorgaans 192 kb/s. CD, WMA en MP3 De muzieksoort is bij de beoordeling zeker van belang. Popmuziek - meestal toch al door allerlei elektronische mangels gehaald en onderworpen aan elektronische kunstgrepen - is door haar aard minder kwetsbaar voor datareductie dan klassieke muziek. Het muzikale oor van de luisteraar speelt daarbij ook een belangrijke, zo niet doorslaggevende rol. Niet alleen hoort de een beter dan de ander, maar de klankperceptie en de analyse van hetgeen wordt waargenomen, in casu ervaren, bepaalt uiteindelijk het (altijd subjectieve) oordeel. Dat geldt voor iedereen. Wat de een stoort, kan de ander onverschillig laten, wat de een niet waarneemt, kan de ander wèl constateren, enz. Het enige concrete element van de datareductie is het mathematische aspect, niet wat men hoort. In de aanprijzing van datareductie wordt niet zonder reden gerept van psychoakoestiek (de wetenschap van het menselijk waarnemen van geluid en in het bijzonder de verbinding tussen de subjectieve waarneming en de objectieve meting). Muziekweergave (de akoestiek hoort daar nadrukkelijk bij) wordt door ieder individu subjectief ervaren, maar het geluid kan exact worden gemeten, maar die metingen zeggen nog niets over de wijze waarop wij de door ons gehoor opgevangen geluidsgolven in onze hersenen verwerken. Wij analyseren in ons brein het spectrum, we filteren en selecteren het geluid. In sommige situaties wordt een geluid, dat op zichzelf goed hoorbaar is, gemaskeerd door ander geluid. De fase-informatie vertelt ons uit welke richting het geluid komt. Maar zoals gezegd, sound processing (geluidsverwerking) in ons hoofd en de intelligente interpretatie daarvan laten zich niet zomaar in een hokje duwen. Wie weleens een luistersessie van een audioclub heeft meegemaakt, zal kunnen beamen dat ook zij die veel met geluid bezigzijn, de meest uiteenlopende meningen over de kwaliteit ervan hebben. De fysiologie van het gehoor is een aspect, de verwerking van hetgeen wordt waargenomen, een ander. Dit moet voor ogen worden gehouden als uitsluitend op het gehoor oordelen worden geveld naar aanleiding van hetgeen we hebben gehoord. Wie mij dus wil attaqueren op grond van mijn waarnemingen moet dit vooral goed in het oog houden. Anderzijds geldt dat een laaiend enthousiaste reactie over de geluidskwaliteit van MP3 mij niet spoorslags naar de pen doet grijpen... De CD is in dit specifieke geval onze vertrouwde referentiestandaard (er is trouwens ook geen betere voorhanden) en die kiezen we dus voor de beoordeling van de geluidskwaliteit van WMA en MP3, zowel ten aanzien van die CD als onderling. De compressiestandaard is in dit geval 192 kb/s (dat is tevens de kwaliteitsmodus op de meeste 'officiële' downloadsites). Eerst een overzicht van de datareductie voor de twee populairste formaten. Ik gebruikte als muziekbron Ravels Daphnis et Chloé, Orchestre symphonique de Montréal o.l.v. Charles Dutoit op Decca 400.055-2, totale tijdsduur 56 minuten.
Globaal blijft er dus van het oorspronkelijke CD-formaat slechts 13,5% over, wat neerkomt op een ingrijpende reductie. Als we daarvan weinig tot niets zouden terugzien in de klankkwaliteit, kunnen de platenmaatschappijen Götterdämmerung gemakkelijk op één cd persen, nietwaar? Of anders gezegd, een werk van 240 minuten speelduur wordt qua in beslag genomen ruimte effectief teruggebracht tot zo'n 33 minuten... In dit geval kan de Walküre er dan ook nog wel bijgeperst worden, en Rheingold... op diezelfde CD welteverstaan... Dat willen we allemaal wel, die enorme fysieke ruimtebesparing! De verschillen zijn er dus en zijn gemakkelijk in kaart te brengen. Het grootste verschil in klankkwaliteit ten opzichte van de CD levert MP3 op. Het begint al met het akoestische beeld (de ruimte waarin wordt gemusiceerd) dat beduidend minder scherp is. De laagweergave is minder substantieel, met vagere contouren en gebrek aan body in de pizzicati. De celli zijn niet zo warmbloedig, de mengklank van fluiten en hobo's is minder pregnant en de klarinet mist het 'rietkarakter' dat dit instrument zo eigen is. De vioolklank mist zijdeachtige glans, neigt naar het scherpe, maar met verlies van articulatie, terwijl de bronzen klank van de altvioolsectie wordt overheerst door groezeligheid. Het koor staat niet goed afgebeeld in de ruimte en klinkt benepen. Voor het WMA-formaat gelden dezelfde bezwaren, maar dan wel aanmerkelijk minder. Het rondborstige koper heeft een scherp randje en staat ook niet mooi in de ruimte. Als tweede voorbeeld nam ik de uitstekende opname van Bachs Die Kunst der Fuge in de uitvoering door Musica Antiqua Köln (DG). De ontrafeling van de complexe meerstemmigheid is voor iedere audioketen een tour-de-force, maar in het MP3-formaat is het een teleurstellende ervaring. De textuur gaat gewoon deels verloren, waardoor de muziek aan de hand van de notentekst lastiger te volgen is. Het gebrek aan 'ademende ruimte' rond de instrumenten (wél aanwezig op de CD!) begon na verloop van tijd werkelijk op mijn zenuwen te werken. Voor WMA geldt weer hetzelfde verhaal: dezelfde bezwaren, maar beduidend minder van postuur. Het derde en laatste voorbeeld gebruik ik graag in vergelijkingen: Beethovens strijktrio in Es, op. 3 in de (oude!) opname van het Grumiaux Trio (Philips 456 317-2). De eerste paar minuten maken althans mij al duidelijk wat voor audiovlees ik dan in de kuip heb. Het akoestische beeld is scherp, de instrumenten staan mooi in de ruimte afgebeeld en de talloze details in het spel kunnen het beste met 'luisterrijk' worden omschreven. Als MP3 echt teleur kan stellen, dan is het wel hier. Rustig luisteren, niet zenuwachtig schakelen tussen CD- en MP3-weergave levert doorgaans de beste vruchten af en dan valt het resultaat bepaald niet mee. Het klankbeeld is bij MP3 ronduit levenloos, ontdaan van zijn wel degelijk in de opname ingebakken charme, iel en kaal, soms ook scherp of nasaal. Bij WMA dezelfde bezwaren, maar wederom in afgezwakte vorm. In de vierde en laatste aflevering: De weg omlaag... index | |||||||||