In memoriam Jan Kool Quad 50 jaar oud(maar je geeft ze nog geen 30)Quad 306 en II op herhalingProficiat!© Jan Kool, Luister, augustus 1986
|
In 1936 was er natuurlijk nog geen programmamateriaal om geïnspireerd te raken voor de latere fabuleuze en inventieve producten van dit merk, maar ze waren vast al 'a gleam in Peter Walker's eye'. In Engeland was Quad al vrij snel bekend als een producent van opmerkelijke kwaliteit; in het buitenland kwam natuurlijk de grote bekendheid na de geboorte van de LP en de prachtige versterkers, die Peter Walker daar direct voor beschikbaar had. Zoals de meeste van de grote namen in audio was P.W. er oorspronkelijk beslist niet voor bestemd. Zijn vader zag hem het liefst als opvolger in de groothandel in ijzerwaren! Hij heeft dan ook geprobeerd schroeven te verkopen maar met weinig overtuiging. Na een baantje bij C.E.C. begon hij (zéér klein) de 'Acoustical Manufacturing Company.. waar versterkers per stuk op bestelling werden gemaakt maar o.a. door Voigt, raakte hij al vóór de oorlog hevig geïnteresseerd in luidsprekers. Briggs van Wharfedale zag tot zijn consternatie al vrij kort na de oorlog een basreflex van hem, n.b. met niet eens een Wharfedale erin, wat hem niet belette om later samenwerking te zoeken met Peter Walker voor zijn beroemde concerten-demonstraties met luidsprekers versus levende musici op het podium (o.a. het veel geroemde Boyd Neel Orkest). P.W. zorgde voor de Quad IT versterkers, een Ferranti 'Ribbon' pickup en bediende met John Collinson de knoppen. Zoals Briggs zei: 'Al waren wij concurrenten, we bleken op dezelfde wijze te denken over wat kwaliteitsweergave diende te zijn. Kortom we hadden dezelfde hoeveelheid watten in de oren!' Dat was overigens de spannendste tijd in 'Hi-Fi' met steeds nieuwe avonturen en zowel Gilbert Briggs als Peter Walker leverden geen geringe bijdrage. De climax was natuurlijk de eerste Quad electrostaat. Die het tot ver voorbij de meerderjarigheid uithield als pure kwaliteitsstandaard. Geen luidsprekerfabrikant of hij streefde, zo niet naar evenaring, dan toch naar benadering van het transparante en ongekleurde van de Quad ESL-55. Als hij dat niet deed, was hij een sufferd! Bij het jubileum van misschien wel de meest magische naam in audioland leek het ons aardig om de nieuwste Quad versterker. de 306, onderhanden te nemen en direct daarnaast nog eens een lang gebruikte, stokoude buizen Quad II. Dat is dus het menu voor ons jubileum Quad-diner. Hoe klinken ze?Niet anders dan een andere van de beste soort. Als ze dat wel deden, werden we wantrouwend. Zeker, de II klinkt niet geheel hetzelfde en is voor moderne luidsprekers wat aan de krappe kant met zijn gespecificeerde 15 W aan 16 ohm. Het is een buizenversterker met twee knotsen van eindbuizen, die de huidige buizenridders in vervoering moeten brengen. Maar zoals de oscillogrammen nogal duidelijk laten zien, is er goed meetbare vervorming. Zogeheten 'zachte', met wat tweede en derde harmonischen, die vaak de weergave wat 'warmer' maken, wat dan versleten wordt voor beter. Dit type vervorming is inherent aan buizenversterkers en zeer onschuldig en bij de Quad II van een orde die ons indertijd er bijzonder gelukkig mee deed zijn, omdat we binnen de limiet van die 15 Watt in honderdsten van procenten konden melden waar nog maar kort tevoren 0,1% als het 'absolute einde' werd beschouwd (al vervuilden we in die jaren ons Nederlands niet zo als nu blijkbaar moet). Via de oscillogrammen wordt eveneens duidelijk, dat met de 306 die resten van vervorming helemaal zijn verdwenen. De meters geven nog slechts duizendste van procenten aan en dat is grotendeels de restruis. Ergo, nog meer 'de waarheid en niets dan de waarheid'. Dat wordt bij die 'objectieve' vergelijkingen dan 'kil' gevonden. De 306 klinkt precies gelijk aan bijvoorbeeld die versterker uit het julinummer, de Denon 700V. We hoorden ze ook naast elkaar. Maar we moeten daar toch maar eens bij bedenken, dat die heel mooie Japanners in feite allemaal een variant zochten op wat Peter Walker met zijn 'current dumping' in de 405 deed. Dat kwam er, net als bij de 306 op neer, dat zo'n versterker erg onverschillig wordt voor vreemde belastingen en bij muziek zonder problemen aan de soms zeer plotselinge vraag naar stroom en snelle wisseling daarvan kan beantwoorden. Een reden waarom er indertijd - binnen het vermogen natuurlijk - een subtiel onderscheid bestond tussen de 303 en de 405. De 306 kan in korte muziekpieken tot 100 W per kanaal leveren. Heel geraffineerd gedaan, want het is maar een klein doosje met bescheiden koelsysteem. Dat kan omdat, in tegenstelling met de meeste andere versterkers, niet continu die hoge vermogens kunnen worden geleverd maar dat is met normaal muziek luisteren ook geheel overbodig. De andere manier biedt natuurlijk ook zekerheid maar dat is eigenlijk de oplossing van een mug doodslaan met een honkbalbat! De mug is dan zeer dood maar met een krant gaat het ook. Dit is eigenlijk zeer elegant, al zal misschien de 306 op een disco-avond wel afschakelen, net als hij doet bij pogingen om te meten met een continu 1000 Hz sinussignaal op 50 W gedurende een minuut. Vandaar ook de meting bij 30 Watt (0,003%!). Met zg. 'tonebursts' (meer te vergelijken met een muziekpiek) kan men uitstekend zien hoe voor korte tijd zeer grote vermogens voor zo'n klein doosje geen enkel probleem zijn. Met een signaal/ruisafstand van ver boven 100dB, het zeer stabiele karakter, de dempingsfactor van >80 bij 30 Hz is het vooral in combinatie met de 34 of 44 voorversterker een ideaal machien voor de muziekliefhebber, die het graag zeer goed maar liefst wat onopvallend en eenvoudig wil hebben. En dan met een regeleenheid erbij, zoals in de 34, die ideale klankregelmogelijkheden heeft. Maar die heeft AvO al genoeg bezongen. Het is leuk om de oscillogrammen van beide versterkers naast elkaar te bekijken. De 10 kHz blokgolf ziet er bij de II wat brokkelig uit op de bovenzijde, wat samenhangt met kleine faseverschuivingen en wat vervorming, die ver in het supersonische gebied liggen. Een blokgolf is in feite een sinus plus een oneindig aantal oneven harmonischen (de eerste boventoon van zo'n 10 kHz golf is dus al 30 kHz!). Het gaat bij het meten dan ook vooral om de steile voorkant, een indicatie voor impulsgedrag, en het wordt nog meer gebruikt als provocatie om sporen van instabiliteit of liever, de afwezigheid daarvan, aan te tonen. Wel, dat doen beide exact hetzelfde. Met een gesimuleerde electrostaat belast, of met een pure grote capaciteit van 2 microFarad, zie je het blok minder steil worden en afronden, wat aangeeft dat zo'n belasting alleen maar werkt als een hoog-af filter voor het supersonische gebied. Vroeger lieten vele versterkers dan sterk natrillen zien of zelfs een soort blazen op het blok met zeer hoge frequenties en sommige gingen staan werken als een soort hoogfrequent zender. Ze 'genereerden'. Dat zien we weinig meer, maar wel nog vaak een blok dat heel vreemd gaat doorschieten en/of daarbij heel vreemd kronkelen. Die stokoude Quad, die overigens na nog eens een 10.000 km beurt het beslist nog beter zou doen, draait zijn KT66 er niet voor om als je hem zo martelt. Hij had bovendien ook nog eens een S/R verhouding van meer dan 90dB, niet kinderachtig voor buizen met gloeidraden en forse stromen erdoor. De dempingsfactor is met 6 bij 30 Hz voor die dagen al hoog en voor deze dagen nog ruim voldoende! Dan mag hij gespecificeerd zijn voor 15 W, hij komt wel tot voorbij 21 voor er iets echt misgaat met de golfvorm en dan nog niet abrupt, zoals het harde afplatten dat iedere transistorversterker doet als je boven zijn limiet gaat. De metingen en oscillogrammen stemden nagenoeg exact overeen met die van veel meer dan 20 jaar geleden uit mijn archief (van een toen splinternieuwe). Het was een fractie beter allemaal, bijvoorbeeld 22 watt i.p.v. 22. Het 'brokkeltje' bij 10 kHz iets minder uitgesproken. Je zou nu zeggen: 'Even nalopen en hij is weer als nieuw'. Leuk om weer mee te spelen maar voor de KEF RR 107 (4 ohm!) beslist te klein, want daar kan hij aanzienlijk minder dan 15 W aan leveren. Voor nu is de 306 echt wel nodig. Houdt u vaak (of waarschijnlijker uw nakomelingschap) een avondje met forse 'pop', dan zou ik de 405 aanraden. Die kan de 3dB dynamiek rond maximum vermogen, die zoiets vergt, langer volhouden. De 306 schakelt dan vol afkeer af! En voor mij en de buren heeft hij dan groot gelijk. Uw Stravinsky zal hij echter met gemak de belendende percelen laten binnendringen. Goed voor hun muzikale educatie.We mogen concluderen, dat Quad een heel erg mooi maar vooral ook praktisch jubileumproduct heeft gemaakt waarmee, naar ik hoop, velen jarenlang probleemloos en verouderingsloos muziek kunnen genieten. De II bewijst wel hoe men bij Quad over duurzaamheid denkt en je kunt er aan zien hoe men zich toen al bewust was ván wat een versterker diende te kunnen. Een plezierig soort beproeven en het bleek weer eens, dat versterkers óók nog interessant kunnen zijn. De oscillogrammen gaan we niet voortaan weer bij alle versterkers reproduceren, maar in dit geval was het weleens de moeite waard. Voor de grap er nog een bij van de 303, die wel 10x meer vervorming laat zien dan de 306, zelfs een spoortje crossover maar ik verzeker u: geen haar minder klinkt! Tot over 50 jaar! Importeur: TransTec, Rotterdam (alsof u dat niet allang wist!) index |