![]() In memoriam Jan Kool B&W 801 driewegluidsprekerTweemaal in 25 jaar
© Jan Kool, Luister, oktober 1979
|
Voor degenen die de kop boven dit artikel wat raadselachtig vinden, haast ik mij met uitleg te geven. In de 'HiFi'-eeuw ben ik pas twee keer zo onder de indruk van een luidsprekerontwerp geweest, dat ik vond dat er sprake was van een nieuwe standaard. De eerste keer was dat bij het verschijnen van de Quad elektrostaat en de tweede keer toen ik kennis maakte met deze nieuwe B&W. Natuurlijk zijn er de afgelopen vijfentwintig jaar vele luidsprekers geweest die bijzonder goed waren, of zelfs soms sensationeel konden worden genoemd. Daaronder, in het begin, de monumentale Wharfedales, later verscheidene modellen van KEF en we moeten natuurlijk niet vergeten een aantal revolutionaire modellen van B&W zelf Speciaal die waar faselineariteit een belangrijke rol in speelde. Niet alleen kunnen vele ontwerpen uit Engeland erbij worden gezet als we een lijst zouden opstellen, maar ook uit ons eigen land kwam een aantal zeer attractieve en opmerkelijke luidsprekers, die nog steeds onze aandacht waard zijn. De 3-KF of de Hepta CR-Lux, om er eens twee te noemen. Hoe goed, of sensationeel zo u wenst, ze ook waren, ze waren echter geen van allen in staat om mij, of wie dan ook, te laten voelen dat een nieuwe mijlpaal in muziekweergave was bereikt. Niet op de manier waarop tweeëntwintig jaar (!) geleden de Quad dat deed, toen over de gehele wereld luidsprekerontwerpers erg ongerust werden en allemaal probeerden om zijn doorzichtigheid, vrijheid van kleuring en impulsweergave te evenaren (onmogelijk!) of te benaderen. Geen hogere lof dan: 'bijna een Quad elektrostaat' kon worden gegeven. Triest, dat de nadruk blééf liggen op 'bijna'. De ongezonder geesten onder de concurrentie en/of de zogenaamde 'experts' probeerden in die tijd de bas in diskrediet te brengen, maar het ontwerp overleefde en kan nog steeds in vele aspecten een standaard worden genoemd. Nu heb ik het gevoel dat we een tweede geval hebben van een luidspreker die heel goed een standaard zou kunnen worden voor andere. Vreemd genoeg niet door geheel nieuwe of revolutionaire beginselen, maar eerder door methoden in ontwerpen en produceren, die tot hun uiterste verfijning zijn ontwikkeld. De basis is nog steeds een bewegende spoel in een sterk magnetisch veld, maar de verschillende eenheden zijn een lange weg gegaan sedert de eerste papieren conus in beweging werd gebracht! Er is haast een neiging om te denken dat er een connectie bestaat
met de 'bewegende spoel' elementen (de MC's), die als de absolute
winnaars worden beschouwd in deze tijd. Het is hetzelfde principe
maar dan omgekeerd. Dat is een misvatting. De enige werkelijke parallel
ligt in de vergelijkbare zeldzaamheid van nieuwe standaards in elementen.
Het beste begin was de onvergelijkelijke Ronette TX-88 (kristal n.b!),
die pas echt werd overtroffen door de Ortofon C moving coil in de
mono dagen. Later kregen we de ADC-l, de praktisch gelijke in geluidskwaliteit
maar nu stereo. Dan een lange periode van geleidelijke verbeteringen,
beheerst door Shure, ADC en later Stan- ton als een hevige concurrent.
De eerste echte nieuwe standaard was echter weer een MC, de Ortofon
MC-20, gevolgd door verdere ontwikkelingen in het MC gebeuren. De 801 is voorlopig het grootste model met een baskamer van 100 liter, die een geheel nieuwe 13 inch eenheid belast. De weergave gaat door tot ver beneden 30 Hz (in mijn huis werd er niet gestopt bij 25) met een systeemresonantie die ongeveer 37 Hz is. Ongeveer, omdat hij zeer weinig uitgesproken is met een Q van 0,7. Tijdens de ontwikkeling werd nog eens vastgesteld, dat subjectief gezien het er niet veel toe doet wat de resonantiefrequentie is zolang deze voldoende laag blijft. Maar de mate van geprononceerdheid - de Q factor - dient gering te zijn. Dit is bereikt en de bas heeft het prettige solide gevoel van praktisch ongelimiteerd te zijn. Bovendien is de combinatie van kast en eenheid met gemak die met de geringste kleuring in het laag die ik ooit hoorde, behalve misschien in mijn eigen behuizingen, die meer dan drie maal het interne volume hebben en niet meer transporteerbaar kunnen worden genoemd. Ze zijn niet beter maar hebben hun gigantische afmetingen nodig om de gelijke te zijn! Verder nauwelijks noodzaak om te vermelden, dat het verwerken van impulsen zeer indrukwekkend is. Zelfs een waanzinnig geworden paukenist zal hem niet bang maken. Uniek stereo-effect De tweeter is een verdere ontwikkeling van die van de DM-7. Het membraan weegt niet meer dan drietiende van een gram en de weergave gaat tot ver boven het menselijk gehoor, zelfs van 8-jarigen (die het niets kan schelen!). Gewend als ik ben aan het geluid van elektrostatische luidsprekers (de B&W 702's in mijn immense combinaties met elektronisch crossover bij 440 Hz) dacht ik, voor ik de 801 's hoorde, nog steeds te zullen prefereren boven deze nieuwe luidsprekers. Naderhand moest ik toegeven, dat zij hun meesters hadden gevonden en in de nabije toekomst zullen de 801 componenten ze hebben vervangen. De warmte, de natuurlijkheid, de snelheid bij impulsen en de opmerkelijke spreiding zijn tè onmiddellijk overtuigend. Op advies van John Bowers zal ik mijn bas behuizingen handhaven, al was het alleen maar om de pret. De 'Radar' erbovenop zal moeten verdwijnen en worden vervangen door de 801 top. De basweergevers zullen natuurlijk worden vervangen door die van de nieuwe B&W. Vergeleken met de elektrostaten zal ik er niet op verliezen wat impulsweergave betreft, het frequentiebereik in het hoog zal aanzienlijk winnen, en weer moet ik het benadrukken: het stereobeeld zal aanzienlijk beter zijn. Ik heb nu een flinke periode met de 801 's geleefd en was geheel bereid mijn eigen systemen te slopen. Alleen door J.B.'s aandrang echter is het niet tot puinruimen gekomen in mijn huiskamer en zijn de 801 's niet ervoor in de plaats gekomen. Ik had het bijna gedaan toen de DM-6 verscheen, en nog eens bij de DM-7. Beide keren kon ik nog niet scheiden van mijn 702's noch van de basreuzen. Nu zou ik echter heel gelukkig zijn met de 801 ervoor in de plaats. Dit is bij géén vorige luidspreker gebeurd. Dus als u hieruit wilt concluderen dat de nieuwe B&W wel een heel speciale luidspreker is, dan denk ik dat u volkomen gelijk hebt. Voor mij (en verscheidene anderen die hem hoor- den, Chris Rutgers van Hepta bijvoorbeeld) beslist een nieuwe standaard. Ze kunnen natuurlijk zeer grote vermogens aan en zijn bovendien elektronisch beveiligd. Een wat vrijstaande positie is het prettigst, dus niet stijf in een hoek, en een royale versterker, minimaal een 50 Watt lijkt mij in een kamer van 7x4 m en méér in grote kamers, zeker aan te bevelen. U kunt rustig tot meer dan 200 Watt gaan. De beveiliging treedt in werking bij ca. 230 Watt. Grotere vermogens zijn in zelfs de grootste woonruimten overbodig en behoren tot het hoofdstuk audioverdwazing. Natuurlijk zijn ze kostbaar maar naar de prestatie gemeten beslist niet te duur. Weer eens een echt opwindende audiobelevenis! Importeur: Audioscript, Loosdrecht. Prijs: ca. f 2750,- per stuk. index |