audioapparatuur

Twee hoofdtelefoonversterkers:

Creek OBH-11 en OBH-21

 

© Aart van der Wal, maart 2009

 

Eind jaren zestig wilde ik toch wel graag een hoofdtelefoon op mijn Quad 33 voorversterker aansluiten. Dat was nog in de tijd dat we ons de hemel te rijk voelden met de Sennheiser HD 414 die inmiddels alweer járen deel uitmaakt van het audiomuseum (in tegenstelling tot die Quad, die nog steeds springlevend is en na een grondige opknapbeurt zelfs weer aan een nieuw leven mocht beginnen).

Maar... Quad bood die voorziening nu eenmaal niet. Ondanks veel heen en weer geschrijf met de fabriek, Acoustical in Huntingdon, werd daar geen duimbreed toegegeven: géén hoofdtelefoonaansluiting, nu niet en nooit niet. Wie een hoofdtelefoon wilde gebruiken moest zelf maar een kastje in elkaar zetten, dat naar behoefte de luidsprekers het zwijgen moest kunnen opleggen en daarnaast moest voorzien in een permanente belasting voor de versterker in de orde van grootte van 110 ohm. De in het milliwatt-gebied opererende hoofdtelefoon kon worden beschermd met een serieweerstand van 100 ohm. Voor de aanpassing van het niveauverschil tussen luidspreker en hoofdtelefoon diende de spanningsdeler van 110 op 10 ohm. Afhankelijk van het type hoofdtelefoon kon van die waarden uiteraard naar believen worden afgeweken. Dat was dan nog slechts een kwestie van wijziging van de 100 ohm-weerstanden.

Pas later kwamen de kant-en-klare kastjes, met name uit Engeland, de bakermat van de Europese haaifaai. Tegenwoordig bieden tientallen fabrikanten bijzonder mooi afgewerkte en degelijke hoofdtelefoonversterkers aan die in een oogwenk kunnen worden aangesloten. Aangezien een plaatje meestal meer zegt dan duizend woorden hieronder een afbeelding uit het instructieboekje van de Creek OBH-11 met een overzicht van de aansluitings- en gebruiksmogelijkheden:

Daarmee is duidelijk dat de OBH er niet voor is bestemd om aangesloten te worden op de luidsprekeruitgang van de eindversterker, maar uitsluitend dienst mag doen vanaf een bron op lijnniveau, dus de uitgang van cd-, md- of dat-speler, tuner, of naar keuze opgenomen in de tapelus (tape-in en tape-out) van de versterker. Dan is er nog de mogelijkheid om de OBH aan te sluiten tussen de voor- en eindversterker. Uiteraard is het tevens mogelijk om de OBH aan te sluiten op het uitgaande lijnsignaal (pre-out) van een stand-alone voorversterker.

 
 

Aan de achterkant van de van de OBH bevindt zich de ingang voor het lijnsignaal vanaf de bron naast de uitgang voor het verdere signaaltransport (de hoofdtelefoonversterker fungeert dan tevens als 'tussenstation' in de audioketen). Handig is de losse 24 volt adaptor met netsteker (in de uitmonstering die we zo goed kennen van onze laptop), die de kans op bromstoring in de hoofdtelefoonversterker tot nul reduceert. Het apparaat wordt in- of uitgeschakeld met een drukschakelaar aan de achterzijde (ik blijf deze typisch Engelse aanpak hardnekkig onhandig vinden).

De OBH-21 heeft een extra hoofdtelefoonuitgang, maar zonder aparte volumeregelaar. Het nut van deze extra voorziening ontgaat me daarom enigszins. Als de voorziening bedoeld is om samen te luisteren moeten de beide hoofdtelefoons een (vrijwel) identieke impedantie hebben vervolgens dienen de beide gebruikers het het er dan over eens te zijn op welk geluidsniveau er wordt geluisterd. In de handleiding vermeldt de fabrikant wel dat met slechts één hoofdtelefoon aangesloten de impedantie per uitgang verschilt en het de moeite loont om ze beide te proberen voor het beste resultaat, maar ik merkte geen verschil.

Zo bekeken is de OB-11 de beste keus, en te meer omdat er tussen de OBH-11 en OBH-21 geen klankverschil valt waar te nemen. Wel is er nog een OBH-21SE, eveneens met twee aansluitingen voor hoofdtelefoon, die volgens de fabrikant in de zogenaamde high-end klasse thuishoort en van speciaal geselecteerde onderdelen en dito voedingsdeel is voorzien. Die heb ik echter niet onder handen gehad en dus kan ik er niets zinnigs over zeggen.

Hoewel de versterker bedoeld is voor hoofdtelefoons met een impedantie van 30 tot 300 ohm kunnen in principe alle dynamische typen worden aangesloten. Het enige merkbare verschil is een wat hogere stand van de volumeregelaar bij het gebruik van hoogohmige hoofdtelefoons. Het uitgangsvermogen van ca. 10 milliwatt (gespecificeerd bij 30-300 ohm) is daarvoor meer dan toereikend.

De bediening is recht toe recht aan. Als de versterker wordt ingeschakeld ligt keurig een heldere led op. De volumeregeling gaat in stappen, terwijl ik een continue inregeling toch het prettigst vind, maar ze zijn klein genoeg voor een vrij nauwkeurige fijnafstelling. Het brom- en ruisniveau is bij zowel de OBH-11 als de OBH-21 verwaarloosbaar gering. Wel ligt de gemeten vervorming op 1 kHz bij de OBH-11 iets hoger dan bij de OBH-21: 0,04% t.o.v. 0,008%, maar dit heeft in de praktijk slechts theoretische betekenis. Bij de OBH-21SE, de 'high-end' versie, is er met de standaard OBH-21 nauwelijks verschil: 0,005% (volgens de fabrikant) t.o.v. 0,008% (gemeten).

De OBH-21 is met zijn gewicht van bijna 6 kg minder gemakkelijk van zijn plaats te krijgen dan de OBH-11 (slechts ruim 3,5 kg). Met de hoofdtelefoon aangesloten op de OBH-11 is er maar heel weinig voor nodig om het lichtgewichtkastje van de plank te trekken. Het lijkt mij zeker verstandig om de rubbervoetjes van een (verwijderbare!) kleefpasta te voorzien.

Conclusie

Met de Creek OBH-11 en OBH-21 haalt u een prima hoofdtelefoonversterker in huis. In termen van prijs/kwaliteitverhouding lijkt mij de OBH-11 de eerste keuze, tenzij u een enkelvoudige aansluiting niet voldoende vindt. De OBH-21SE (€ 399,=) is misschien het proberen waard.

Prijzen:
OBH-11 (aluminiumzwart, incl. voedingsadapter): € 179,= (incl. btw, prijswijziging voorbehouden).
OBH-21 (zilver, incl. voedingsadapter): € 299,= (incl. btw, prijswijziging voorbehouden).

Importeur:
HNNY Benelux b.v.

Web: www.hnny.nl (Creek: www.creekaudio.com)


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links