Actueel

Openingsconcert Festival Oude Muziek Utrecht

 

© Neil van der Linden, augustus 2023
https://basiaconfuoco.com

 

La Bomba Flamenca, een imaginaire uitvaartdienst voor Karel V
Le Tempête o.l.v. Simon-Pierre Bestion
25 aug. 2023, TivoliVredenburg, Utrecht

Festivalprelude met Vlaamse en Duitse polyfonie uit Renaissance en twintigste eeuw
Huelgas Ensemble o.l.v. Paul van Nevel
25 aug. 2023, Domkerk, Utrecht

Om er zeker van te zijn dat zijn begrafenis naar zijn zin zou zijn organiseerde Karel V in augustus 1558 alvast een repetitie. Een paar weken later overleed hij. Van die door de keizer zelf geregisseerde ceremonie wilde het Franse ensemble La Tempête, dit jaar artists in residence bij het Festival Oude Muziek in Utrecht, een impressie geven in de vorm van ‘Bomba Flamenca, een imaginaire uitvaartdienst voor Karel V' en daarmee tevens de muzikale opening van het festival.

Ik ben al een paar jaar fan van het ensemble onder leiding van Simon-Pierre Bestion, vooral vanaf hun cd ‘Larmes de Résurrection' uit 2017, ‘Tranen van de Wederopstanding', gewijd aan de minder vrolijke aspecten van Eerste Paasdag (Jezus' volgelingen vinden zijn graf leeg, de ‘Emmaüsgangers' krijgen een levende dode te gast, enz.)
Op die cd werden delen uit de 'Auferstehungshistorie' van Schütz dramatisch gezongen door Georges Abdallah, een voorzanger uit de Libanees-Orthodoxe kerk in derol van evangelist. Edoch, ‘Larmes de Résurrection' was niet alleen op cd te horen, maar ook in 2021, theatraal uitgevoerd in de Utrechtse Jacobi-kerk in het kader van hetzelfde Festival Oude Muziek.

De volgende cd van het ensemble was een ‘vermediterraniseerde' uitvoering van Monteverdi's Maria-vespers, waarin de verschillende onderdelen werden afgewisseld met ‘volksversies' van dezelfde teksten, met de ‘pure' stemmen uit verschillende folkloretradities van rond de Middellandse Zee.

Simon-Pierre Bestion leidt Le Tempête

Met een vergelijkbare gemengd-mediterrane bezetting presenteerde La Tempête in Utrecht de impressie van het begrafenisritueel van Karel V. Ook nu weer was sprake van instrumenten in verschillende stemmingen, oriëntaalse percussie, zangers die niet ‘belcanto' maar juist Balkan-achtig, of flamenco, of Oosters-Orthodox, of Arabisch intoneerden. En gezegd moet worden: het klonk overtuigend. Wie zou durven beweren dat in al die eeuwen, toen de muziek nog nauwelijks gestandaardiseerd was, de Europese muziekwereld niet miegelde van muzikale talenten van overál rond de Middellandse Zee?

Wat het Spanje van Karel V betreft gold dat natuurlijk al helemaal. De laatste resten van Moors Spanje waren in 1492 nog maar net onderworpen aan Karels grootouders van moederskant: Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië. En zoals we in de Spaanse architectuur nog steeds de Mudejar-stijl vinden, werden er in de Spaanse muziek nog eeuwenlang de Morescas (Moorse dansen) gecomponeerd en de Morillas (Moorse meisjes) bezongen.

Grootvader Ferdinand werd bezongen in een van de centrale stukken in het programma: Juan del Encina's huiveringwekkende ‘Una sañosa porfía'. In de tekst wordt Ferdinands zegenrijke veldtocht tegen Granada geschilderd, maar dan vanuit het perspectief van de laatste sultan van Granada, Abou Abdallah ofwel Boabdil. De tekstdichter beschrijft daarin ook het leed van de burgers dat met de inname van de stad gepaard ging. De dramatiek van dit lied werd ooit al eens magnifiek verkend  door Jordi Savall en zijn Hesperion XX. La Tempête bouwt duidelijk op die traditie voort. Sowieso is het Savall die al lange tijd pioniert in dit soort concepten rond een historisch thema.

‘Bomba Flamenca' is een doorlopende muzkale collage uit de tijd van en vóór Karel V. Vanaf het begin, als het zaallicht uitgaat en er vanuit het duister aan alle kanten zangstemmen een deel uit de twaalfde-eeuwse Codex Calixtinus doen weerklinken, zijn het vervolgens de bovenin en rondom gepositioneerde koperblazers die Janequins ‘La Guerre' en Flecha's ‘La Bomba' inzetten. Zo worden werkelijk alle spreekwoordelijke hoeken en gaten van de grote zaal van TivoliVredenburg benut.

We horen een deel uit het Requiem van De Manchicourt en Karel V's favoriete lied ‘Mille Regretz' van Josquin de Prez in de versie van De Narváez, naast Gomberts ‘Musae Iovis' ter nagedachtenis van Josquin, en dan opeens een traditioneel Arabo-Andalusisch ‘Nawa Assar'. Er komen delen voorbij uit de dertiende-eeuwse ‘Cantigas de Santa Maria' en de veertiende-eeuwse ‘Llibre vermell de Montserrat', alsmede nog veel meer muziek uit Karels tijd. Erg indrukwekkend weerklinkt ook Mabrianus de Orto's ‘Guimel' uit diens Klaagzangen van Jeremia. Verder een Sefardisch lied; vanaf 1492 werden niet alleen moslims, maar ook Spaanse joden op straffe van de dood verbannen, of gedwongen zich te bekeren (om zelfs dan vaak alsnog door de Inquisitie ter dood te worden veroordeeld).

Het zaallicht bleef de hele uitvoering lang uit, behalve op het moment dat het brandalarm spontaan afging door uitbundig rokende van wierook. De zangers zwaaiden met wierookhouders als in een Oosters-Orthodoxe kerk of moskee. Wat normaal deel uitmaakt van de rondgang rond de zaal met ijzeren raamwerk, transformeerde door de speciale belichting in een kloostergang of een paleiszaal in typisch Moorse stijl. De musici bewogen zich intussen van boven naar beneden en van links naar rechts. Dat werkte soms wat kitscherig, wanneer ze op de inderdaad niet altijd sonore en geregeld dansbare muziek swingend meebewogen, wat evenmin de synchronisatie en intonatie altijd ten goede kwam. Maar als geheel deed de uitvoering je bijna ononderbroken in de kapel van het San Yuste klooster in het Spaanse Extramadura wanen, waar Karel V zich gedurende zijn laatste levensjaren had teruggetrokken en waar hij op 21 september 1558, 58 jaar oud, vermoedelijk aan malaria overleed.

Gegeven het feit Karel zijn begrafenisceremonie een paar weken vóór zijn dood repeteerde, is het niet onmogelijk dat de begrafenis plaatsvond op precies dezelfde datum als deze uitvoering in Utrecht: 25 augustus, maar liefst 465 jaar geleden. Overigens had deze keizer een historische band met Utrecht. In 1546 bezocht hij samen met zijn zuster Maria van Hongarije de vergadering van de Orde van het Gulden Vlies, in de ‘Balije van Utrecht', een klooster dat nu een hotel is: Hotel Karel V.

‘Bomba Flamenca' werd besloten met twee toegiften, waaronder als laatste een vrolijke religieuze compositie uit het door de Spanjaarden veroverde Zuid-Amerika, waarin duidelijk te horen was dat daar, ver weg van de Inquisitie, het leven er ook religieus veel vrolijker aan toe ging.

Paul van Nevel en het Huelgas Ensemble

Daaraan voorafgaande was er in de middag een Festivalprelude in de Domkerk, in de vorm van een ‘Verrassingsmarathon’ door het Huelgas Ensemble onder Paul van Nevel. De verrassing bestond eruit dat componisten en tijdvakken niet in het programmaboek stonden vermeld en het publiek online mocht raden tot welk tijdvak de uitgevoerde stukken moesten worden gerekend: ‘oud (tot 1600)’ of ‘niet zo oud (na 1900)’. Na afloop zou het exacte programma dan online worden bekend gemaakt.
De categorie ‘niet zo oud’ bestond voor een belangrijk deel uit motetten van Max Reger. Soms moest je even denken aan de Duitse Renaissance rond bijvoorbeeld componisten als Joachim a Burck of Michael Praetorius, maar al snel gaf een harmonische wending uit de Laatromaniek het antwoord op de ware identiteit prijs. Wat klinkt ‘O Tod, wie bitter bist du?' overigens ook voor Regers doen ultramodern!

Van een wél Renaissance-Duitse componist, Ludwig Daser, zong het ensemble delen uit diens ‘Missa Praeter rerum seriem' (‘Tegen de natuur in'), waarna de tekst verder gaat met ‘brengt een maagdelijke moeder God als mens voort'.

Maar er zat in elk van de drie marathonsecties ook een regelrechte instinker. De ‘Missa Iam Navis Adventat' klinkt als een perfecte Vlaamse mis uit de Renaissance, waarin je melodielijnen van Josquin, harmonieën van Isaac, modulaties van Obrecht en repeterende patronen van Brumel hoort. Maar wie was de componist?? Het eclectische karakter van dit amalgaam van stijlen had natuurlijk al te denken moeten geven. En ook de naam van de cantus firmus ‘Iam Navis Adventat' ofwel 'Het schip komt al aan' had misschien al de nodige belletjes doen rinkelen, vooral nadat het ensemble er meteen aan voorafgaand het ‘Zie ginds komt de stoomboot' had aangeheven.
Die ‘Missa Iam Navis Adventat' is...een eigentijdse, geheel als pastiche geschreven compositie van...voormalig ensemblelid Wim Ceuleers. Het is overigens interessant dat ‘Zie ginds komt de stoomboot' een ‘diabolus in musica' ofwel een tritonus bevat, een overmatige kwart of verminderde kwint, waarvan toentertijd (waarschijnlijk ten onrechte) werd gedacht dat die officieel taboe was omdat hij door zijn harmonische instabiliteit de gelovigen in verwarring kon brengen. Verder werd deze als moeilijk te zingen beschouwd. Maar ook dat valt mee, want in het openingsinterval van de tweede regel van ‘Zie ginds komt de stoomboot', op de lettergrepen ‘uit Span-' bleek het uitstekend zingbaar.

Van Ceuleers stond ook een ‘Stabat Mater' in perfecte Vlaamse stijl op het programma, naast het madrigaal‘Io non so ben' (‘Ik weet niet goed') in de stijl van Marenzio, gevolgd door ‘Solo e pensoso' van de ‘echte' Marenzio. In dit  ‘Alleen en peinzend', al eens fraai op cd gezet door hetzelfde ensemble, imponeren de stijgende en dalende, bijna dodecafonische halvetoonsreeksen.

Dat spelen met reeksen werd min of meer weerspiegeld in het stuk dat daarop weer volgde, een canon van Mathieu Gascongne (ca. 1490-1540), ‘Ista est speciosa' (‘Dit is de schoonste'), waarin elke volgende stem op een toon van de toonladder hoger invalt. Van Gascongne werd indertijd als componist een vergelijkbaar niveau als dat van van Josquin des Prez toegedicht, maar er is heel weinig van hem bewaard gebleven. Van deze canon kon ik geen enkele opname vinden; misschien weer een typische vondst van Paul van Nevel!

Het programma begon met de vroegtijdagen van de Europese polyfonie in Perotin's ‘Viderunt omnes'. Misschien lag het aan het feit dat ik dit scharnierstuk in de Europese muziekgeschiedenis voor het eerst live hoorde, maar ik heb de blijdschap uit de tekst niet eerder zo muzikaal, zelfs bijna fysiek ervaren. De messcherp gezongen polyfone weefsels waaieren als klankgordijnen door de kathedraal en keren na de nagalm terug om de vierstemmige polyfonie van nog meer lagen te voorzien. Zo moet het werk ook hebben geklonken in de Parijse Nôtre-Dame, waarvoor het waarschijnlijk is geschreven.

Ook in Antoine Brumel's ‘Missa Berzerette Savoyenne' werd duidelijk dat weinig andere ensembles zo precies en tegelijk zo vrij en sensueel met dergelijke materie weten om te gaan. De mis is een zogenaamde parodiemis op Josquins tekstueel eigenlijk nogal wufte lied dat het ensemble eveneens uitvoerde: ‘Bergerette Savoyenne' (de tekstdichter wil een herderin, tijdens het middagmaal, ‘uns soulas', ‘genot', in het Engels ‘relief', schenken...) Maar met name in het derde Agnus Dei , altijd een proeve van kunnen van Renaissance-componisten, ontstijgt de muziek samen met ons de aardse geneugten geheel...


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links