Actueel

Fair P(l)ay in de cultuursector

 

© Aart van der Wal, juni 2023

 

Uit recente berichten in de media valt op te maken dat de negen symfonieorkesten niet meer in staat zijn om hun begroting sluitend te krijgen. De kassa-opbrengsten en subsidiepakketten samen blijken niet voldoende tegenwicht te bieden tegen de toenemende kosten. Hetgeen tevens betekent dat de orkesten niet in staat zijn om de musici hogere salarissen toe te kennen, terwijl dat op grond van ‘fair pay' (waarover straks meer) wel zou moeten.

Noodgedwongen
We zijn inmiddels ruim een decennium verder sinds het eerste kabinet-Rutte de cultuursector met een grotesk bezuinigingsplan opzadelde, waarvan de nadelige effecten tot op de huidige dag bepaald niet zijn weggeëbd. Ook de symfonieorkesten moesten noodgedwongen naar alternatieven op zoek, wat uitmondde in deels de vervanging van vaste door deeltijdcontracten (alleen het Rotterdams Philharmonisch Orkest en het Concertgebouworkest hielden vast aan het vaste voltijdcontract), met dientengevolge een beroep op meer zzp'ers, terwijl ook op andere fronten moest worden bezuinigd.

Het veroorzaakte veel ellende in de sector, waarover althans publiekelijk door makers en uitvoerders niet of nauwelijks werd gemord, al waren er incidenteel wel enige oprispingen. Zoals die violist van het Metropole Orkest die landelijke bekendheid verwierf met zijn mededeling dat hij naast zijn orkestbaan ook als vuilnisman aan de slag was gegaan om de financiële gaten te kunnen dichten. Of Lucie Horsch die tijdens de uitreiking van de Nederlandse Muziekprijs in haar speech behoorlijk van leer trok (klik hier).

Nobel streven: eerlijke betaling
Medio juni stuurde de staatssecretaris van het ministerie van OCW een kamerbrief waarin werd aangekondigd dat in 2025 het zogenaamde ‘fair pay' (er is een gewoon Nederlands begrip voor: eerlijke betaling) ingevoerd moet zijn. Alle culturele instellingen die putten uit de OCW-subsidiepotten dienen dan daaraan verplicht te voldoen. Tot dan hoeven de instellingen alleen maar de ‘fair pay' code te onderschrijven en de toepassing ervan achterwege te laten zonder daarvoor sancties opgelegd te krijgen.

Ik zou er een aanbeveling aan toe willen voegen: dat als het dan zover is, ook alle andere subsidiegevers vergelijkbare voorwaarden hanteren. Dat bijvoorbeeld ook de gemeenten als subsidieverstrekkers ‘fair pay' eisen, wil een kunstinstelling voor subsidie in aanmerking komen.

Treurig
Het is op zich al een uitermate treurige vaststelling dat eerlijke betaling door de Rijksoverheid moet worden opgelegd, maar de aanleiding is net zo treurig: de stelselmatige, zo niet systematische onderbetaling van het enorme leger zzp'ers (maar liefst 60% van alle werkenden in de cultuursector). Onderbetaling die alleen maar voortkomt uit de al jaren bestaande wanverhouding tussen de relatief geringe vraag naar en het overstelpend grote aanbod van freelancers. “Voor u tien anderen,” luidde het dan, als een willekeurige zzp'er de aangeboden honorering te laag vond, meer wilde (als er al geen gesteggel over reis- en verblijfkostena an vooraf was gegaan). De zzp'er die niet wilde toegeven of zich er publiekelijk over uitsprak liep de kans niet meer te worden gevraagd.

Solidariteit tussen de 'vaste' musici en de zzp'ers was eveneens ver te zoeken. 'Vaste' orkestleden hielden zich veelal stil, protesteerden in ieder geval niet openlijk tegen de afschrikwekkende onderbetaling van hun 'vrije' collega's. Terwijl ze wel maar al te vaak broederlijk naast elkaar op het podium zaten, dezelfde muziek speelden.

Te weinig geld vanuit Den Haag
‘Fair pay' vanaf 2025 betekent in beginsel het door de Rijksoverheid afgedwongen einde van de onderbetaling van makers en musici. Maar gezien de precaire financiële situatie van de orkesten moet er dan wel een stevig bedrag tegenover staan. Waarmee we gelijk zijn aanbeland bij de ‘makke van het Haagse': er wordt van alles en nog wat bedacht, maar wordt er stelselmatig te weinig geld voor beschikbaar gesteld, in dit geval niet meer dan een schrale 34 miljoen per jaar. Dat moet zelfs bij deze staatssecretaris zijn doorgedrongen, want in een brief aan de Tweede Kamer wees ze erop – het klinkt als voorschot op een onheilsboodschap – dat ‘fair pay' mogelijk zou kunnen leiden tot de noodzaak om de producties in te perken'. Met andere woorden: minder grote orkestbezettingen (George Wiegel, de directeur van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, nam vanuit Tokio, tijdens de orkestournee, een dezer dagen al een voorschot: géén Alpensinfonie meer), of zelfs minder concerten. Kortom, iedere orkestdirecteur kon het zelf wel uittekenen en uitrekenen.

Het ingangsjaar 2025 is overigens niet toevallig gekozen, want dan begint immers weer de vierjaarlijkse periode van overheidssubsidiëring binnen het raamwerk van de BIS, de Basisinfrastructuur, waarvan de negen symfonieorkesten die ons land telt gebruik kunnen maken (het tiende, het Radio Filharmonisch Orkest, wordt uitsluitend met omroepgelden gefinancierd).

Dezelfde rechten
Voor de zogenaamde ‘projectmusici' gold sinds 2020 al een, zij het niet al te riante, verbetering van het honorarium, hetgeen voor de orkesten het inhuren van remplaçanten al duurder maakte, waar dus vanaf 2025 nog zo het een ander bijkomt. We zien het gevolg ervan al aftekenen: remplaçanten die straks alleen nog worden ingehuurd als het echt niet anders kan. In het orkestbedrijf gaat het wat dit betreft echt niet anders toe dan in een onderneming die wollen sokken produceert. \
De voor (projectmatig ingezette) remplaçanten geldende WAB, de Wet Arbeidsmarkt in Balans, heeft niet alleen een aanmerkelijke financiële verbetering opgeleverd en hen dezelfde rechten gegeven als de musici in vast dienstverband, maar tegelijkertijd daardoor hun inzetbaarheid verminderd. Dát is het duiveltje in de staart van structurele financiële tekorten die ontstaan door de wanverhouding tussen kosten en opbrengsten. De meest voor de hand liggende ‘oplossing': de stukken zodanig programmeren dat het inhuren van remplaçanten zoveel mogelijk kan worden vermeden. Links- of rechtsom dus.

Tegenstelling
Het heeft een merkwaardige tegenstelling opgeleverd: we zien enerzijds al die negatieve effecten van de door de Haagse politiek geïnitieerde bezuinigingen (in 2011, door VVD en CDA, met als de kwade genius achter de uitvoering de toenmalige staatssecretaris van OCW, Halbe Zijlstra) en anderzijds diezelfde politiek die nu ‘fair pay' afdwingt.

Teruggang
De invoering van deeltijdcontracten, noodzakelijk geacht door het overal in de cultuursector rondwarende spook van de bezuinigingen, vond plaats onder de noemer ‘waar niet is, verliest de keizer zijn recht'. Orkestleden met een voltijdcontract gingen morrend maar noodgedwongen akkoord met de stap van 100% naar 75 of zelfs 60%. De lacunes moesten vervolgens worden opgevuld door remplaçanten die op projectbasis werden ingehuurd en (veel) minder werden betaald. Tekenend is dat volgens de huidige berekeningen bij de vaderlandse symfonieorkesten sprake van zo'n twaalfhonderd musici met een vast dienstverband en zo'n 800 remplaçanten.

Deeltijdcontracten betekenden voor de orkestmusicus de onvermijdelijke zoektocht naar ander betaald werk, hetzij binnen (lesgeven), hetzij buiten het muziekbedrijf (de spreekwoordelijke vuilnisman). Een in de dagelijkse praktijk behoorlijk lastige, zo niet onmogelijke opgave omdat een orkestbaan nu eenmaal anders moet worden ingevuld dan een willekeurige kantoorbaan van 9 tot 5. Veel stress dus, die voor remplaçanten nog een factor hoger ligt, want wie ziek is krijgt niks en wie een minder goede dag heeft of teveel zeurt wordt de volgende keer wellicht niet meer gevraagd.

Verre van ideaal
Maar ook het werken met remplaçanten wordt door menig orkestlid met een vast contract als verre van ideaal gezien (ik heb het zelf uit hun mond mogen optekenen). ‘Wisselende contacten' komen de artistieke kwaliteit in hun ogen niet ten goede, terwijl het ook in sociaal opzicht op bezwaren stuit (‘ons kent ons' gaat hier immers niet op). Maar ook vanachter de orkestbureau's is het lastig: met een vaste ploeg kan beter en makkelijker worden (in)gepland.

Prijskaartje
Inmiddels is ook een ander prijskaartje ontstaan, want sinds de invoering van de WAB waren alleen al vorig jaar de orkesten gemiddeld 300.000 euro meer kwijt en zonder dat er meer subsidie tegenover stond. Geheel uit eigen zak dus, terwijl toch al sprake was van sterk oplopende kosten (orkest-CAO, energie, enz.)

Ik wil het geen gotspe noemen, maar vreemd is het wel: docenten aan het conservatorium die door de bank genomen beter worden betaald dan orkestmusici. Hoe groot de verschillen precies zijn verschilt per docent en orkestlid, maar er wordt allerwegen een percentage van – het kan overigens niet meer zijn dan een gemiddelde - zo'n 20% genoemd. En dan te bedenken dat binnen het orkestbestel totaal al zo'n 80 miljoen euro aan loonkosten wordt uitgegeven. Als er – onder meer door de inflatie en de toch al opgelopen achterstand in de honorering – 10% extra structureel wordt overeengekomen betekent dit alleen al een loonkostenstijging van 8 miljoen.

Bui
Er moet dus, links- of rechtsom, meer geld uit Den Haag komen, bovenop de reeds toegezegde 34 miljoen. Of het ervan komt moet worden afgewacht, want er loopt momenteel een verder onderzoek naar het met ‘fair pay' verbonden kostenscenario. Al heeft de staatssecretaris in haar Kamerbrief reeds aangegeven dat dankzij de CAO-afspraken met alle orkestmusici sprake is van ‘eerlijke betaling'; wat overigens niets zegt over de daardoor ontstane, extra gaten in de orkestbegroting. Iedereen ziet de bui dus al hangen zoals bijvoorbeeld minder koperblazers en dus minder laatromantisch repertoire. Of minder optredens, wat, mede afhankelijk van de programmering, voor het ene orkest wel en voor het andere niet of minder goed haalbaar is (wel of geen substantieel inkomstenverlies). Bezuinigen op de bezetting en het aantal concerten betekent in ieder geval een aderlating richting het (veelal trouwe) publiek. Al is er wel een voordeel van minder concerten te registreren: meer repetitietijd en minder stress. En mogelijk valt er straks nog een wezenlijk 'side effect' te registreren: dat van het inventiever programmeren.

Rode draad
Renée Steenbergen, journaliste en adviseuse op het gebied van het kunstmecenaat, publiceerde een zeer lezenswaardig boek: De Kunst van Anders. 6 Voorstellen voor Culturele Innovatie. De rode draad: dat makers en uitvoerders in de kunstensector in het door bureaucratie geregeerde kunstbeleid een ondergeschikte rol toebedeeld hebben gekregen en dat dit door en door vermolmde en verziekte stelsel alleen op de schop gaat als diezelfde makers en uitvoerders zich verenigen en solidair zijn aan elkaar (daarin past dus niet meer ‘voor u tien anderen'). Zelfs de Raad voor Cultuur lijkt te zijn opgeschrikt uit haar winterslaap, getuige de publicatie Beweging in het bestel (hier te downloaden). Ook de huidige staatssecretaris lijkt erdoor ‘begeesterd' te zijn geraakt, al is de stroperigheid binnen haar beleidsdomein net zo tekenend als de onvrede die binnen het orkestbestel wordt gehoord. Het is alweer máánden geleden dat zij aangaf bezig te zijn met de herziening van de BIS, wel of niet vasthouden aan ‘alle disciplines, ‘meer denken in cross-overs, hoe de jongeren erbij te betrekken.'

Vergrootglas
Steenbergen maakt in haar boek menige rake opmerking, waaronder die naar aanleiding van de coronacrisis: dat die heeft gewerkt als vergrootglas op de (vele) huidige problemen in de cultuursector. Dat het beleid in alle geledingen zich heeft toegespitst op het realiseren van rendement, met mede als gevolg de structurele onderbetaling van makers en uitvoerders, de achteruitgang in kwaliteit van het aanbod en de overproductie. Voor haar is duidelijk dat de instellingen centraal zijn komen te staan, niet de makers en uitvoerders van kunst.

Niet ter discussie
De auteur legt nog maar eens de vinger op een andere belangrijke, zere plek: dat (zelfs goedwillende) bestuurders en toezichthouders hun eigen rol niet ter discussie willen stellen, laat staan die willen verkleinen. Terwijl ze rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor de ontstane verkokering en daardoor het volslagen gebrek aan vernieuwing, terwijl ze al evenmin een afspiegeling vormen van de bevolking (waar het belastinggeld uiteindelijk vandaan komt).

Willens en wetens
Deze treurige toestand die vrijwel alle kunstsectoren raakt kent uiteraard vele schuldigen. En wie niet schuldig is, is toch verantwoordelijk. Mensen zijn er veelal goed in om onhoudbare situaties te creëren, maar ook om daaraan zo lang mogelijk vast te houden, meestal tegen beter weten in. Ze zijn te vinden onder beleidsmakers en - uitvoerders, bij culturele instellingen, de Raad voor Cultuur, het Fonds Podiumkunsten, maar ook bij artistieke makers en uitvoerders die op partijen hebben gestemd die hen nu juist in hun ambities hebben gekneveld en die eerder al (mede) verantwoordelijk waren voor het fuseren of zelfs opheffen (Radio Kamer Filharmonie!) van op zich geweldige orkesten. En dan zijn zij er die geen enkele solidariteit hebben getoond met het leger zzp'ers (voor hen jarenlang géén 'level playing field', in de muziek, in het theater, op of achter het podium), maar ook degenen die de vele bezuinigingen vrijwel rimpelloos hebben geslikt of hen tegenstaand nieuw beleid zonder al te veel weerstand toch maar tot het hunne hebben gemaakt. Het is deze overvloed aan oorzaken binnen gehele stelsel dat de cultuur en alles wat daarmee onlosmakelijk is verbonden geleidelijk steeds zieker heeft gemaakt.

Zou het?
Komt het ooit nog goed? Wie het denkt te weten mag het zeggen. Ik waag me in ieder geval niet aan welke voorspelling ook.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links