Interview

Antoni Wit: "Lutoslawski was als dirigent een geboren talent"

 

© Maarten Brandt, december 1996

 

 

Maar liefst 10.000 exemplaren gingen er wereldwijd van de Naxos-cd met Lutoslawski's Vierde symfonie onder de Poolse dirigent Antoni Wit als warme broodjes over de toonbank, waarvan zevenhonderd in ons land. En dat binnen amper vier maanden. Iets dat grote verbijstering zal hebben gewekt op de burelen van Polygram die Lutoslawski's muziek tevens in haar catalogus heeft staan. Zij het op schijfjes waarvoor men, op een enkele midprice-uitgave na, minstens vijf-en-veertig gulden moet neertellen

Wit, in december jongstleden te gast bij het Limburgs Symfonie Orkest, glundert helemaal als ik hem in Maastricht op de hoogte breng van deze ondubbelzinnig hoge verkoopcijfers. En daar zal het niet bij blijven. Als we Bruno Truyens van Vanguard Classics mogen geloven, zijn de exemplaren van de tweede aflevering met werk van Lutoslawski niet meer aan te slepen.

Bij wijze van visitekaartje opende Wit zijn optreden dan ook met de fonkelende Mala-suite van Lutoslawski, waar de LSO-ers goed weg mee wisten, blijkens het naadloos samengaan van een gespierde ritmiek met een sterk tot de verbeelding sprekende kleurwerking. Ook in Bartóks Tweede vioolconcert, waarin Peter Zazofsky soleerde, stond het LSO onder Wit zijn mannetje. "En dat is geen sinecure," aldus de chef-dirigent van het Orkest van de Poolse Nationale Omroep te Katowice, "de technische eisen liggen hoog. Niet alleen van de solist, ook van het orkest wordt het onderste uit de kan gevergd." Trouwens, Wit was nu niet voor het eerst in ons land. Nog vrij recentelijk dirigeerde hij het Noordhollands Philharmonisch Orkest (in een uitvoering van onder andere de balletmuziek 'Antoine et Cléopâtre' van Florent Schmitt) en Het Brabants Orkest. Op 11 mei a.s. brengen Wit en zijn eigen orkest uit Katowice een bezoek aan Eindhoven met onder andere het Tweede pianoconcert van Chopin, te spelen door dezelfde pianist die de meesterlijke weergave van Lutoslawski's Pianoconcert op Naxos voor zijn rekening nam, Piotr Paleczny. Verder zijn er besprekingen gaande omtrent een optreden met Het Gelders Orkest in seizoen 97/98.
Van EMI naar Naxos

Het lijkt erop dat Wit's naam nu eindelijk definitief is gevestigd. Vooral dankzij Naxos, het super low-budget label waarvoor hij niet alleen muziek van Lutoslawski opneemt, maar waarop hij tevens is vertegenwoordigd met registraties van onder meer symfonieën van Mahler, Schumann, Tsjaikovski plus de veel bewonderde en dito versmade Derde symfonie van Gorécki (N.B.: Op mijn vraag wat hij van dit opus vindt, antwoordt hij even tactisch als veelzeggend dat hij die vraag niet geschikt acht binnen het kader van ons interview!).
"Wat wil je als musicus nog meer?! Niet alleen in centra als Parijs, Berlijn, Londen, Hong Kong, New York en Amsterdam boekt Naxos reusachtige resultaten, ook in de kleinere plaatsen vinden deze cd's gretig aftrek. Een betere reclame voor m'n orkest kan ik me niet voorstellen."

Totdat het zover was, moest er echter nog heel wat gebeuren. De carrière van de in 1944 geboren Antoni Wit begint in 1967 als hij zijn studie afsluit bij de toentertijd beroemde dirigent Henryk Czyz, bij ons vooral bekend vanwege zijn opnamen van Penderecki voor Muza, Philips en Harmonia Mundi. In datzelfde jaar wordt Wit assistent van Witold Rowicki in Warschau, een functie die hij tot 1970 zal bekleden. Een jaar later weet hij de tweede prijs van het Karajan-concours in de wacht te slepen. Hij is dan al dirigent van het orkest van Poznan. In 1974 volgen benoemingen bij de Filharmonia Pomorska en bij de opera van Warszawa, aan welke instelling Wit als assistent actief is. Na tussen 1977 en 1983 chef-dirigent van het Radiokoor van Krakau te zijn geweest volgt zijn aanstelling tot chef-dirigent en artistiek leider van het Orkest van de Poolse Nationale Omroep te Katowice, met welk ensemble Wit tot op heden voor diverse maatschappijen meer dan zestig opnamen heeft vervaardigd. Tot Wit's eerste plaatopnamen behoren onder meer de voor EMI opgetekende - en inmiddels op cd gezette - registraties van Szymanovski's 'Stabat Mater' en het ballet 'Harnasie' met het koor en orkest van de Poolse Omroep te Krakau.

Leerschool

In de afgelopen jaren heeft Wit niet alleen met Lutoslawski, maar tevens met Messiaen, - van wie hij voor Jade de cd-primeur van diens op één na laatste opus 'Eclairs sur L'Au-delà' dirigeerde - Kilar en Penderecki samengewerkt.

Wit: "De contacten met deze grote componisten vormen de beste leerschool voor een dirigent. Niet alleen voor de uitvoeringspraktijk van de eigentijdse muziek, ook waar het om stukken van bijvoorbeeld Brahms, Beethoven, Prokovjev en Stravinsky gaat. Ik probeer me, naar analogie van mijn ervaringen met Lutoslawski en Penderecki, voor te stellen hoe een Brahms of Prokovjev zouden hebben gereageerd op eventuele vragen van mijn kant over details uit hun partituren. Met andere woorden, dankzij deze contacten ben ik, althans naar mijn gevoel, meer in staat me te vereenzelvigen met de muziek uit het verdere verleden, dan anders het geval zou zijn geweest. Daardoor weet ik beter waar de grenzen liggen, hoe ver je kunt gaan in het benaderen van die plaatsen in een werk waarover onduidelijkheid bestaat."

Uiteraard is Wit goed op de hoogte van Lutoslawski's eigen opnamen voor EMI (nu in de Matrix-serie op cd verkrijgbaar), die voor een groot deel tot stand zijn gekomen met hetzelfde orkest als waar Wit nu de scepter over zwaait. Wat hem daarin vooral opvalt, is de kolossale precisie die de componist bij zijn interpretaties aan de dag legde, dit in tegenstelling tot Penderecki die vaak hele andere tempi kiest dan die in de partituur staan. "Lutoslawski was als dirigent een geboren talent", vindt Wit, "iemand die langzaam maar zeker een grote en natuurlijke autoriteit heeft verworven en uiteindelijk iedereen voor zijn muziek wist te winnen. Dat is overigens niet van de ene op de andere dag gegaan. Ooit heeft hij me verteld hoe hij begin jaren zeventig beledigd werd door de eerste altist van een Duits orkest in Duisburg of Dortmund die hem vroeg of hij zijn muziek zelf serieus nam. Iets wat Lutoslawski, een man van een innemende charme, bijna als een hartaanval moet hebben getroffen."

Dit laatste brengt ons als vanzelf op de vraag wanneer Wit Lutoslawski voor het eerst heeft zien dirigeren. "Dat was op 9 juni 1967 in Katowice. Op die datum leidde hij Poolse première van zijn Tweede symfonie. Toen heb ik hem ook persoonlijk heel goed leren kennen en een van mijn lievelingswerken, zijn Concert voor orkest, met hem doorgenomen. Een stuk dat tegenwoordig terecht bijna even geliefd is als het gelijknamige werk van Bartók, maar dat eertijds in Polen een wat twijfelachtige status genoot. Vooral vanwege de erin gebruikte volksmelodieën, die bij onze landgenoten, zeker aanvankelijk, automatisch associaties wekten met de van bovenaf opgelegde functionele muziek die moest passen in het kader van het zogenaamde 'socialistische realisme'. Niet voor niets heeft Lutoslawski er met betrekking tot de Intrada met klem op gewezen de expositie van het thema niet als een dans op te vatten, maar als een barok fugato. En dat klopt helemaal, getuige de canonische wijze waarop de melodie wordt verwerkt."

Schok

Dat de contacten tussen Lutoslawski en Wit altijd prima zijn geweest, moge blijken uit een aantal tekenende gebeurtenissen. Op een cruciaal moment stond Wit's positie bij de Poolse Radio ter discussie en moest hij om politieke redenen het veld ruimen, maar dankzij de tussenkomst van Lutoslawski is dit verijdeld. "Met zijn grote en erudiete invloed kon hij tal van kunstenaars achter zich krijgen", weet Wit zich nog levendig voor de geest te halen, "en om zijn schriftelijke pleidooi durfde niemand heen, ook de 'haviken' niet." Een ander treffend voorbeeld van de waardering voor Wit's prestaties met zijn orkest in Katowice is een verzoek dat de componist in december 1992 tot het ensemble richtte: "Zoals bekend zou in januari van het daaropvolgende jaar in Los Angeles de vuurdoop van zijn Vierde symfonie plaatshebben. Met het oog daarop zat hij verlegen om een werkopname en vroeg hij of dat met ons orkest zou kunnen. Ik weet nog als de dag van gisteren dat hij het volgende tot de musici zei: 'Mijne heren, weet U, ik ken mijn symfonie nog onvoldoende maar hoop haar tijdens deze repetities beter te leren kennen'."

Lutoslawski is Wit tot het laatst toe trouw gebleven. "In januari 1994", memoreert Wit, "dus amper één maand voor zijn dood, verzocht hij me of ik een concert met het Tonhalle Orchester te Zürich wilde overnemen dat hij zou dirigeren. Het ging om de Symfonische variaties, het Pianoconcert - met niemand minder dan Krystian Zimerman - en de Derde symfonie. Ik was echt verbaasd want ik wist op dat moment nog niet dat hij zo ernstig ziek was, iets wat hijzelf achteraf wel blijkt te hebben geweten. Zijn overlijden op 7 februari 1994 kwam vanzelfsprekend als een enorme schok, temeer ook daar 7 februari uitgerekend mijn geboortedatum is."

Verwondering

In het licht van het voorgaande zal het dus niemand verbazen dat Antoni Wit de erfgenaam bij uitstek van Lutoslawski's muzikale nalatenschap is geworden. Het was daarom een reeds lang gekoesterde wens zijn werk op cd te zetten, maar aanvankelijk bleek niemand geïnteresseerd, totdat Heyman, de directeur van Naxos zelf het initiatief nam. "Tot mijn niet geringe verwondering moet ik zeggen, want ik had zelf nooit met het voorstel durven komen. Kijk, binnen het kostenplaatje van Naxos moeten er per cd-produktie toch meerdere duizenden exemplaren worden verkocht teneinde quitte te kunnen spelen. Maar Heyman wist kennelijk wat hij deed. De eerste twee afleveringen overtreffen, naar ik uit Uw woorden mag opmaken, alle records. Onlangs hoorde ik nog dat de cd met de Vierde symfonie in Frankrijk met een 'Diapason d'Or' is onderscheiden en bovendien in het uiterst kritische Duitse blad 'Fonoforum' zeer lovend is besproken." Duidelijk is inmiddels dat er meerdere Lutoslawski-cd's onderweg zijn, ook al staat alles betreffende de koppelingen per uitgave nog niet geheel vast. Bij het ter perse gaan van onderhavig artikel zijn in ieder geval reeds het Concert voor orkest, de 'Trois poèmes d'Henri Michaux', het voor het Koninklijk Concertgebouworkest geschreven 'Mi parti' en het Celloconcert opgenomen, evenals het aangrijpende 'Les espaces du sommeil' voor bariton en orkest. Daarnaast kunnen opnamen van 'Livre pour orchestre', de rousseliaanse Eerste symfonie, 'Jeux Vénitiens' en 'Paroles tissées' voor tenor en kamerorkest tegemoet worden gezien.

En natuurlijk van de monumentale Derde symfonie. "Dat wordt m'n tweede opname van dit werk", zegt Wit, "want in mijn verzameling bevindt zich nog de elpee van mijn eerste vertolking van dit prachtige stuk, die overigens niet meer verkrijgbaar is. En dan zie je toch hoe je met zo'n symfonie mee-evolueert. Tussen die oude en de nieuwe binnenkort op Naxos te verschijnen uitvoering gaapt een verschil van maar liefst vier minuten, en dat is bepaald niet gering voor een werk van plusminus een half uur." De vraag is en blijft voorshands hoe compleet compleet is bij deze Lutoslawski-onderneming. Veel hangt daarbij natuurlijk af van de verkoopcijfers, en die zijn nogmaals astronomisch. Dat komt goed uit aangezien Wit behalve de Vijf liederen op teksten van Illakowicz voor mezzosopraan en kamerorkest ook een van Lutoslawski's allerlaatste composities, te weten de zangcyclus 'Chantefables et Chantefleurs' voor sopraan en kamerorkest wil vereeuwigen. "Hiervoor heb ik in verband met de hoge 'stimmliche' eisen een sopraan op het oog die het nodige kost en ik weet momenteel niet of bruin dit bij Naxos kan trekken. Het laatste woord is hierover nog niet gezegd", besluit Antoni Wit. Het evidente succes van de eerste afleveringen mag hem, Naxos en de vele liefhebbers van Lutoslawski's muziek echter hoopvol stemmen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links