Componisten/werken

Een Britse 'schaduwcomponist': York Bowen

 

© Gerard Scheltens, oktober 2007

 

 
  York Bowen in 1946

"York wie?" was de eloquente reactie van een gewaardeerde collega-recensent bij het horen van de naam York Bowen. Geen wonder. Bowen (1884-1961) is een Britse shadow-composer voor wie zelfs in eigen land nauwelijks belangstelling bestaat. The New Grove weet slechts enkele algemeenheden te melden over de man die in zijn eigen dagen de 'Britse Rachmaninov' werd genoemd. Zulke vergelijkingen zijn een snelle manier om een stijl te identificeren, maar ook in Bowens geval geeft zo'n benaming hoogstens een indicatie van een zekere gelijkenis - met de pianomuziek van Rachmaninov, Skrjabin en vooral Medtner - maar een epigoon was hij zeker niet.

Gevraagd naar het York wie? moeten we allereerst vaststellen dat York Bowen tijdens zijn leven gold als een geweldige pianist en componist. De oude Camille Saint-Saëns noemde hem de "opmerkelijkste jonge Britse componist". Een andere uitspraak is van Kaikoshru Sorabji (zelf de componist van het ellenlange Opus Clavicembalisticum): "zijn muziek getuigt van een onuitputtelijke pianistische inventiviteit, eindeloze fascinatie en een beeldende harmonische subtiliteit en verfijning. York Bowen is tegenwoordig de enige Engelse componist van wiens composities met recht kan worden gezegd dat ze komen van een meester van het instrument, zoals dat ook geldt voor Rachmaninov, Ravel en Medtner."

Hoe komt het dat zo'n geweldige pianist en componist, die bij leven in het centrum van de muzikale belangstelling stond, zo snel in de vergetelheid verdween? Waarschijnlijk omdat hij al tijdens zijn leven gold als een typische vertegenwoordiger van een geprolongeerde 19de eeuw, een muzikaal verleden waarvoor zelfs in het conservatieve Engeland op dat moment geen plaats meer was.

Edwin Yorke Bowen (later verkoos hij het kernachtige 'York') werd geboren in 1884 in Londen en was dus een generatiegenoot van figuren als Cyrill Scott, Arnold Bax en Havergal Brian. Hij kwam uit een geslacht van whiskystokers (Bowen & McKechnie Ltd.), maar zijn moeder herkende zijn talent vroeg genoeg om hem een muziekopleiding te laten volgen. Met succes. Als achtjarige was de kleine snaak al solist in een pianoconcert van Dussek. Op zijn veertiende kon hij - dankzij een scholarship - gaan studeren aan de Royal Academy of Music, waar hij onder de hoede kwam van de fameuze pianopedagoog Tobias Matthay en de componist Frederick Corder. Het was Matthay (ook leermeester van Moura Lympany en Myra Hess) die Bowen in aanraking bracht met de Russische muziek van Tsjaikovski, Anton Rubinstein en Glazoenov, die een beslissende invloed zouden uitoefenen op zijn eigen muziek. Op zijn negentiende trad hij onder Henry Wood op in de Proms met zijn eigen eerste pianoconcert. Het tekent de glanzende carrière van de rijzende ster Bowen, die overladen met prijzen in 1905 afstudeerde aan de Royal Academy, hetzelfde instituut waar hij al twee jaar later Fellow werd en nog eens twee jaar later Professor. Ondertussen reisde hij met dirigent Hans Richter het land af om zijn tweede en derde pianoconcert ten gehore te brengen.

Wat een succesverhaal! En niet alleen op het klavier was York Bowen een meester, maar deze veelzijdige musicus bespeelde ook verdienstelijk het orgel, de hoorn (zijn instrument in de Scots Guard tijdens de Eerste Wereldoorlog) en zijn lievelingsinstrument de altviool, die hij qua toon meer waardeerde dan de viool. Hij werkte samen met de beroemde altist Lionel Tertis voor wie hij een concert en een sonate schreef.

 
  York Bowen(ongedateerd)

Bowens opmars werd alleen onderbroken door de Eerste Wereldoorlog die hij bij de Scots Guard doorbracht in Frankrijk, maar door longontsteking keerde hij vervroegd terug. Hij zette zijn muzikale carrière voort en schreef in die periode de 24 Préludes voor piano die een centraal punt vormen in zijn oeuvre, dat verder bestaat uit 4 pianoconcerten, 6 sonates, 12 Études, 2 Ballades en een hele rij korte stukken. Toch schreef Bowen ook andere muziek: o.a. 4 symfonieën (waarvan de vierde nooit is uitgegeven), het bovengenoemde altvioolconcert en wat kamermuziek.

Over de rest van Bowens succesvolle leven valt weinig te vertellen. Hij moet een man met een typische Brits-stoïcijns soort humor geweest zijn. Hij bleef in hoog aanzien als pianist en componist, speelde op vele concerten zijn eigen muziek en die van anderen, gaf al die jaren les aan de Royal Academy, schreef in 1936 een boek over pianospel en pedaalgebruik (Pedalling the modern pianoforte), stierf plotseling in 1961 en werd daarna razendsnel vergeten. Het moest tot de jaren negentig duren voordat er - met name dankzij de pianist Stephen Hough - weer belangstelling kwam voor Bowens werk.

Wie dat werk hoort, zal zeker parallellen ontdekken met dat van Nikolai Medtner. De Russische componist woonde van 1935 tot 1951 in Londen. Het kan haast niet anders of  beide componisten kenden elkaar. Bowen heeft Medtner gespeeld en liet zich zeer beïnvloeden door de Russische muziek. Maar niet alleen Tsjaikovski, Skrjabin en Rachmaninov laten zich horen in zijn composities. Ook de invloed van de Franse impressionisten als Debussy en Ravel ging niet aan hem voorbij. Toch bleef zijn muzikale taal altijd romantisch en tonaal. Wat die bijzonder maakt, zijn - naast de virtuoze pianistiek - vooral de harmonische vondsten. Chromatiek speelt daarin een belangrijke rol. Een herhaling is nooit een herhaling zonder meer. Kleine chromatische verschuivingen plaatsen het fragment in een net iets andere context. De expressiviteit van bijvoorbeeld de Préludes is groot, soms op het stormachtige af. Het is hoorbaar dat Bowen ook een bewonderaar was van Skrjabin. Deze muziek is nooit voorspelbaar en beweegt zich soms langs grillige wegen. Voor de twee grote sonates die we nu dankzij de cd kennen (nrs. 5 en 6) geldt dat net zo goed. Ondanks de formidabele moeilijkheidsgraad vervalt Bowen nooit in lege krachtpatserij. Wie deze muziek voor het eerst hoort, zal verbaasd staan over de verrassende kwaliteit van deze muziek.  

Aanbevolen opnamen

Opnamen van Bowens werk zijn dun gezaaid. De componist zelf nam een aantal pianowerken op voor Lyrita, het label dat zich specialiseerde in Britse muziek en kortgeleden weer tot leven is gewekt - dus wie weet kunnen we een heruitgave tegemoet zien? Pas in 1994 nam Marie-Cathérine Girod de 24 Préludes op. Deze uitgave van een Frans label (3D Classics 8012), die ik niet ken, schijnt mooi en verfijnd te zijn. In 1996 selecteerde Stephen Hough 13 van de 24 Préludes in een eigen volgorde die de contrasten duidelijk laat uitkomen, al verliezen we zo het inzicht in de stijgend-chromatische gang door de toonsoorten. De andere hoofdwerken op Houghs cd zijn de Ballade nr. 2 en de Sonate nr. 5, een groots opgezet werk waarin een kort Andante complice geflankeerd wordt door de grandeur van de beide hoekdelen. Met nog wat extra kleingoed biedt Hough een representatieve doorsnede die dankzij zijn fantastische spel de aandacht op Bowens pianowerk heeft gevestigd (Hyperion CDA66838).

Ook de Nederlandse pianist Joop Melis heeft zijn hart aan Bowen verpand. Hij schreef een verhelderend essay in het tijdschrift Pianowereld (2002-1, p. 15-23);de gesproken versie is te horen op een peptalk met een selectie uit de Préludes. In 2005 kreeg Melis van Chandos de kans een cd op te nemen (CHAN 10277) met o.a. de 6de sonate en alle 24 Préludes in de voorgeschreven volgorde. Siebe Riedstra gaf in Luister (okt. '05, p. 29) de hoogste waardering voor dit superieure spel. Ook in Engeland werd Celis' meesterschap erkend, zodat er ruimte kwam voor een vervolg. Hoofdwerk van dit Vol. 2 is dezelfde 5de sonate die we al kennen van Stephen Hough. Daarmee vergeleken is Celis een fractie helderder, energieker en misschien ietsje minder verfijnd in zijn aanpak, maar verder geven beide pianisten elkaar niets toe. Wel vind ik Chandos' pianoklank net iets rijker en voller dan die van Hyperion. Een 10 met een griffel voor Celis' tweede Bowen-cd, die ook plaatpremières van een aantal kortere stukken bevat, is dan ook net zo verdiend als die voor de eerste.

Ook voor andere werken van Bowen groeit de belangstelling. Onlangs verschenen twee opnamen van het Endymion Ensemble: de viool- en de cellosonate en de Suite voor viool en piano (Dutton CDLX 7120) en de sonates voor resp. fluit, hobo, klarinet en hoorn (Dutton CDLX 7129). De pianist van dit ensemble, Michael Dussek, speelt de veeleisende solopartij in de fraaie pianoconcerten 2 en 3 op een derde Dutton-cd (CDLX 7187), die verder de belangrijke Symphonic Fantasia op.16 o.l.v. Vernon Handley bevat.

Er schijnt een opname te bestaan van de tweede symfonie op het label ClassicO, maar die is voorlopig onvindbaar. Wel is het aan Lionel Tertis opgedragen altvioolconcert in c op.25 uit 1908 in Nederland verkrijgbaar. Dit fraaie werk, stilistisch vooral verwant met Frederick Delius, wordt mooi gespeeld door Lawrence Power en het BBC Scottish SO o.l.v. Martyn Brabbins (Hyperion CDA67546). Het is gekoppeld aan het altvioolconcert van Cecil Forsyth (1870-1941), een componist die nog dieper in de vergetelheid is geraakt dan York Bowen. Dat die laatste daaruit nu langzaam maar zeker opkruipt, is echt niet te vroeg. Deze muziek is de moeite absoluut waard.


Joop Celis plays York Bowen - Volume 2

Sonate nr. 5 in f, op. 72 - Nocturne op. 78 - Ripples (A Short Sketch) op. 100 nr. 1 - Prélude nr. 1 in g, op. 100 nr. 1 - nr. 2 in D, op. 100 nr. 2 (Shadows) - Two Intermezzi op. 141 - Siciliana and Toccatini op. 128 - Four Bagatelles op. 147 - Evening Calm.

Joop Celis (piano).

Chandos CHAN 10410 • 74' •


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links