CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, april 2010

 

 

(De) Roos: Strijkkwartet nr. 2 (1942) - nr. 3 (1944/45) - nr. 5 (1951) – nr. 7 (Quartettino, 1971).

Utrecht String Quartet.

MDG 603 1613-2 • 65' •

www.utrechtstringquartet.com

 

 


‘Ik wil het niet hebben over de bekende componisten, maar wel over Bob de Roos in wie ik veel vertrouwen heb. Hij is veertien jaar oud. Onthoud zijn naam.’ Dat was het antwoord van Darius Milhaud, op de vraag wat zijn indruk was van het Nederlandse componeren, toen hij in september 1922 samen met Roussel en Ravel een bezoek bracht aan Nederland. De veertienjarige componist was al voor 1922 ondernemend genoeg geweest om Milhaud in Parijs op te zoeken en hem zijn composities te laten zien. In 1924 durfde hij zijn Sonatine voor piano op te dragen aan zijn idool.

 
  Robert de Roos (1907-1976)

Robert de Roos werd in 1907 te Den Haag geboren en overleed daar in 1976. Hij studeerde er aan het Koninklijk Conservatorium de vakken piano, viool en altviool. Compositielessen kreeg hij van Johan Wagenaar. Al in 1926 vertrok hij naar Parijs, waar hij tot 1934 verbleef. Hij nam privé-lessen bij Darius Milhaud (compositie), Isidor Philipp (piano), Charles Koechlin en Roland Manuel (contrapunt) en Pierre Monteux (directie), aan wie hij zijn Mouvement symphonique voor orkest uit 1930 opdroeg. Na zijn terugkeer in Nederland studeerde hij bij Sem Dresden in Den Haag muziektheorie en orkestratie. Al vroeg boekte hij opmerkelijke successen: zijn Mouvement symphonique werd al in 1931 uitgevoerd door Pierre Monteux met het Concertgebouworkest, en zijn Eerste Pianosonate en de Cinq Etudes pour piano et orchestre werden uitgegeven door de Editions la Sirène Musicale de Paris. De Roos droeg beide werken op aan pianiste Marcelle Meyer, de muze van de Groupe des Six. In de decennia na de oorlog was Willem van Otterloo met zijn Residentie Orkest een belangrijke steunpilaar.

Ondanks zijn grote talent heeft Robert de Roos van het componeren nooit zijn beroep gemaakt. Hij bleef zijn leven lang wat hij zelf omschreef als ‘een avondcomponist’. In zijn Parijse jaren werkte hij op een effectenkantoor, en in Den Haag bij uitgeverij Ten Hagen die in de oorlogsjaren zijn salaris doorbetaalde, zelfs toen er geen werk meer was. Van 1946 tot 1956 was De Roos cultureel attaché op de ambassade te Parijs. Daarna volgden functies in de diplomatieke dienst in Caracas, Londen en Buenos Aires. In 1973 keerde hij terug naar Nederland.

Voor een ‘avondcomponist’ heeft De Roos een respectabel oeuvre nagelaten: meer dan honderd werken. Hoewel hij werd opgeleid tot violist en altviolist, hing hij deze instrumenten aan de wilgen toen hij zijn studie in Den Haag voltooid had, maar zijn liefde voor strijkinstrumenten liet zich niet verloochenen. Zij uitte zich onder meer in de compositie van zeven strijkkwartetten – een achtste bleef onvoltooid – die een periode van 35 jaar omspannen van 1941 tot aan zijn dood. Op deze cd zijn de strijkkwartetten nr. 2, 3, 5 en 7 verenigd. Aan de hand van deze kwartetten kunnen we de ontwikkeling van de componist vanaf 1942 volgen, het jaar van ontstaan van het Tweede strijkkwartet.

In de jaren 1940 stond het Nederlandse componeren nog sterk onder de invloed van Willem Pijper, met de nadruk op diens ‘kiemcel’ techniek. Een kiemcel is precies wat het woord omschrijft: een kort motief van enkele noten die het basismateriaal vormt voor een gehele compositie. Het ontlokte Willem Mengelberg de uitspraak: ‘Zoals de ouden zongen, zo pijperen de jongen’. De taal waarin de techniek werd ingebed was niet uitgesproken Duits, noch uitgesproken Frans. Een opvallende karakteristiek in het componeren van De Roos is de fuga, die in veel van zijn werken en prominente rol vervuld. Daarmee wordt een duidelijk principe naar voren gebracht: lijnen zijn belangrijker dan kleuren. Een bont kleurenpalet zullen we in de orkestraties van De Roos niet aantreffen, en ook in de strijkkwartetten is geen sprake van speciale effecten als knallende pizzicati of vervreemdende ponticelli effecten. Het is in de eerste plaats het onopgesmukte lijnenspel dat telt.

De cd opent met het auditive equivalent van een blikseminslag. Na een knallend openingsakkoord schieten loopjes als weerlicht dwars door alle liggingen van de vier instrumenten om na anderhalve minuut even abrupt te eindigen als ze begonnen. Een indrukwekkende openingszet. Wat volgt is een langzame fuga die in zijn dalende chromatiek de sfeer oproept van Bach’s cantate Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen BWV 12. Dit zijn de eerste twee delen van het Vijfde Strijkkwartet uit 1951, die je samen een toccata en fuga zou kunnen noemen. Het afsluitende derde deel begint met een ritmische variant van het bliksemmotief uit deel één, in een fugatische episode, gevolgd door een aantal variaties op dat thema. Het gehele kwartet duurt nog geen twaalf minuten en bevat geen noot teveel.

Het Tweede strijkkwartet uit 1941 opent met de gepunteerde langzame beweging van een Franse Ouverture zoals we die uit de orkestsuites van Bach kennen, maar dan wel in een somber mineur. In het tweede deel wordt hetzelfde thema aan een ritmische variant met omspelingen onderworpen, maar de mineurstemming blijft. Ook dit is een kort werk, twee delen waren genoeg.

Quartettino is de waarschuwende ondertitel van het Zevende strijkkwartet uit 1971; hier is de tijdsduur gekrompen tot slechts acht minuten. Dertig jaar zijn verstreken sinds het tweede kwartet en dat is te horen. De tonaliteit is vrijwel losgelaten en de studies van Berg’s Lyrische suite en de aforismen van Anton Webern hebben hun sporen nagelaten.

Het Derde Strijkkwartet uit de hongerwinter van 1944/5 klokt in boven de 32 minuten en is daarmee veruit het langste werk op deze schijf. Die hongerwinter kwam ook voor Robert de Roos hard aan: tot tweemaal toe werd hij geëvacueerd. Hij voltooide het werk in het zomerhuisje van zijn vriend August Mees in Oegstgeest. Het is een vierdelig werk met een openingsallegro, een langzaam deel, een scherzo en een finale, die begint met een treurende fuga. Het is een van de belangrijke kamermuziekwerken dat in deze duistere periode is ontstaan, samen met het Tweede Strijkkwartet van Guillaume Landré. In 1961 ontving De Roos de Willem Pijper prijs voor kamermuziek voor dit kwartet van de Johan Wagenaarstichting.

Het Utrecht String Quartet (Eeva Koskinen, Katherine Routley, Joël Waterman, Sebastian Koloski) heeft al een aantal jaren een vaste verbintenis met het label MDG. Dat heeft geleid tot een flink aantal uitgaven, met kwartetten van Glazoenow, Gretsjaninow, Tsjaikowsky en Van Delden. Het kwartet werd opgericht in 1985 en heeft weinig wisselingen van bezetting gekend. In 2005 moest altviolist Sven Arne Tepl het kwartet verlaten wegens een ernstige blessure. Na twee wisselingen op de altstoel is de bezetting nu zoals hierboven aangegeven. De samenwerking met MDG heeft internationale erkenning gebracht, en belangrijke podia als Wigmore Hall worden sindsdien jaarlijks bezocht. De grote ervaring met twintigste-eeuws repertoire maken dit kwartet een ideaal instrument voor de kwartetten van Robert de Roos. De opnamekwaliteit van MDG is zoals altijd exemplarisch.

Als de crisis in de ‘muziekindustrie’ tot gevolg heeft gehad dat uitgaven op ‘kleinere’ onafhankelijke labels als deze tot de norm gaan behoren, mag de nieuwsgierige muziekliefhebber zijn handjes dichtknijpen. Nog nooit werden in zo’n korte tijd zoveel totaal vergeten componisten aan de vergetelheid ontrukt. Zo ook Robert de Roos. Onthoud zijn naam.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links