CD-recensie

Don Giovanni op SHM-cd's

 

© Paul Korenhof, maart 2013

 

   

Mozart: Don Giovanni

Ildebrando Arcangelo (Don Giovanni), Vitalij Kowalski (Il commendatore), Diana Damrau (Donna Anna), Rolando Villazón (Don Ottavio), Donna Elvira (Joyce DiDonato),Luca Pisaroni (Leporello), Konstantin Wolff (Masetto), Mojca Erdmann (Zerlina), Vocalensemble Rastatt, Mahler Chamber Orchestra o.l.v. Yannick Nézet-Séguin

DG UCCG-1601/3 (3 SHM-cd's)

Opname: Baden-Baden, juli 2011


Geen wijnproducent haalt het in zijn hoofd om een mooie fles te verdunnen met flink wat water, zeker niet op een proeverij voor 'wijnschrijvers'. Het label Universal biedt echter zijn producten ter recensie aan in mp3-formaat, niet eens in de enigszins acceptabele kwaliteit van 320 kbps, maar met 192 kbps. Gelukkig laat het totale beleid van Universal nog wel iets zien van de hang naar kwaliteit die Deutsche Grammophon, Decca en Philips ooit kenmerkten. Alleen mag de naam Philips niet meer gebruikt worden, wat leidt tot heruitgaven met 'historische hoezen' als frontje, waarbij het Philips-logo door dat van Decca vervangen is. Helemaal merkwaardig zijn sommige uitgaven in de serie 'The originals', waarin cd's worden voorzien van een herdruk van het lp-label. Wie nu Philips' Bayreuther Parsifal uit 1962 aanschaft in de nieuwe 'remastering', ziet op de cd's de blauwe etiketten van de serie 'Decca - Full Frequnecy Stereophonic Sound'. Pure geschiedvervalsing dus!

Super High Material (SHM)
Omdat ik te veel van muziek houd om mij in te laten met een weergave waarbij driekwart van het databestand is uitgefilterd, heb ik voor de nieuwe opname van Don Giovanni onder Yannick Nézet-Séguin maar eens het andere uiterste gekozen. Via het buitenland kwam ik in het bezit van een uitgave uit Japan, waar deze opname is uitgebracht op drie cd's van 'Super High Material' (SHM). Voor deze cd's werd gebruik gemaakt van een ultratransparante kunststof die ook gebruikt wordt in plasmaschermen, en die de laserstraal in staat stelt de informatie veel zuiverder en exacter te lezen. Met andere woorden: het zijn gewone cd's, maar zij zorgen wel voor een betere en scherper gedefinieerde klank, waarbij het verschil natuurlijk groter zal zijn naarmate de gebruikte cd-speler beter is.
Dat klinkt als goed nieuws, al blijft de cd zelf nog steeds een onzekere factor. Afgezien van wat tikken en soms lichte slijtage klinken mijn grammofoonplaten nog hetzelfde als toen zij nieuw waren, maar dat kan ik niet zeggen van al mijn cd's en ik heb zelfs al meerdere exemplaren moeten weggooien. Het probleem blijft het flinterdunne metaallaagje dat de cd leesbaar moet maken, maar dat bij gebruik van inferieur materiaal onderhevig blijkt aan verweer, en dat bovendien - het zwakste punt van de cd - aangetast kan worden door invloeden van buitenaf, vooral aan de 'etiketzijde'.

Belangrijker is de vraag hoe het klinkt en daartoe heb ik de SHM-cd's vergeleken met de standaardversie, waarbij ik mij geconcentreerd heb op de openingsscène, de opkomst van Donna Elvira met het daarop volgende recitatief en het kwartet 'Non ti fidar, o misera'. Daarbij gebruikte ik eerst een simpele Sony-speler (RCD W-100) en daarna de Marantz SA8003, goede doorsnee dus. De versterker was in beide gevallen een Luxman C/M-03B en als luidsprekers dienden twee solide Hepta Menhirs. Via de Sony was het verschil wel al hoorbaar, maar pas via de Marantz werden de verschillen evident, zodat ik durf te stellen dat een werkelijk superieure cd-speler mogelijk ook een superieur resultaat zal afleveren.

Aangezien de verschillen op iedere installatie in een andere gradatie tot uiting kan komen, is het feitelijke verschil moeilijk te omschrijven. Klank en helderheid zijn vrijwel identiek en het onderscheid ligt op dat vaag te benoemen terrein van de 'kwaliteit'. De SHM-cd klinkt een fractie (of meer dan dat) preciezer, scherper gedefinieerd en feller in de attaque, zowel in de weergave van de stemmen en de solo-instrumenten (je hoort bij wijze van spreken het natrillen van de snaren van de contrabassen) als in de tutti. De muziek krijgt daardoor directheid en présence, terwijl ook de stereospreiding iets scherper getekend lijkt.

Momenteel kost de SHM-cd nog het dubbele van de standaard-cd, maar dat vind ik niet overdreven duur. Dertig jaar geleden kostten de duurste exemplaren van de grote labels ook al 21 tot 24 euro (45 tot 50 gulden), wat betekent dat zij ondanks de inflatie niet in prijs gestegen zijn. Een set van drie cd's zoals deze Don Giovanni kost zelfs officieel maar 35 euro, terwijl in 1983 voor een vergelijkbare uitgave bijna 150 gulden (70 euro) moest worden betaald, wat na inflatiecorrectie overeenkomt met 130 euro nu!

Klank in breedbeeld
Terug naar Don Giovanni, hier gepresenteerd in een technisch sublieme live-opname, gemaakt tijdens drie concerten tijdens het festival van Baden-Baden 2011. Het klinkt zelfs bijna te goed en dankzij de moderne microfoons ook zo sterk gefocust op stemmen en orkest, dat van het aanwezige publiek vrijwel niets te merken is, hooguit wat gegniffel of een lichte lach als reactie op de boventiteling. Al met al een live-opname met de technische perfectie van een studioregistratie, zij het dat het niet helemaal realistisch overkomt als je publiek wel hoort lachen, maar nooit applaudisseren.
De klank zelf is heel breed en ruimtelijk, maar ook daarbij is appreciatie een kwestie van smaak. Zo'n ' Don Giovanni in audio-breedbeeld' klinkt veel overweldigender dan men zou verwachten van het Mahler Chamber Orchestra. Dankzij de aanpak van Yannick Nézet-Séguin klinkt het allemaal bijzonder virtuoos, maar ook een beetje met het air van de Berliner Philharmoniker onder Herbert von Karajan. Hoe groots het effect ook is, bij een uitvoering op moderne instrumenten hoor ik in deze opera toch liever de Weners onder Josef Krips of Rudolf Moralt, het London Philharmonia Orchestra onder Carlo Maria Giulini of hetzelfde Mahler Chamber Orchestra onder Claudio Abbado of Daniel Harding.

Een en ander hangt natuurlijk samen met de opvatting van Nézet-Séguin die in deze partituur het viriele, het uitbundige en de grote emoties benadrukt. Zijn Don Giovanni, met veel aplomb neergezet door een donker getimbreerde Ildebrando d'Arcangelo, is niet echt een subtiele verleider aan wie de vrouwen zich in slaapkamer, bosjes of chambres séparées smachtend overgeven. Hier horen we een krachtfiguur die imponeert en pakt wat hij pakken kan, eerder een sexueel gedreven held dan een levensgenieter met fluwelen kragen en kanten lobben als Giacomo Casanova, en eigenlijk is het onbegrijpelijk dat juist deze Don Giovanni in de loop van de opera voortdurend het lid op zijn neus krijgt.

Dramma giocoso
Daarmee zijn we bij aangeland de kern, ofwel bij het karakter van de opera. Da Ponte noemde het een 'dramma giocoso', een blijspel dus, en Mozart betitelde Don Giovanni zelfs als een 'opera buffa'. Dat wij zijn opgegroeid met een fascinatie voor de duistere, bijna demonische kanten in de interpretatie, danken we vooral aan de novelle Don Juan (1813) van E.T.A, Hoffmann, die daarmee deze opera het terrein van de Duitse romantiek in trok. Bijna niemand heeft nog oog voor het feit dat de hoofdpersoon constant mislukt en dat zijn echtgenote aan de lopende band in lachwekkende situaties terechtkomt, met als hoogtepunt haar amoureuze uitstapje met Leporello in de bosjes bij het kerkhof, waarbij hij beslist niet alleen haar hand zal hebben vastgehouden. Sterker nog: vaak hebben we niet eens in de gaten dat Elvira zijn echtgenote is.
Slechts weinigen zien ook dat Don Giovanni niet gestraft wordt omdat hij vrouwen verleidde of omdat hij de Commendatore in een duel gedood heeft. Aan verleiding en buitenechtelijke escapades tilde de 18de-eeuwer niet zo zwaar en niet alleen was duelleren heel normaal, maar Don Giovanni werd er in dit geval zelfs toe gedwongen. Zijn grootste zonde was dat hij in de kerkhofscène de rust van de doden verstoorde. Daaraan tilde de 18de-eeuwer heel zwaar, daarom komt het standbeeld van de Commendatore in actie, en daarom eindigde dit blijspel in zijn ogen uiteindelijk met een 'boontje komt om zijn loontje'.

Kennelijk benadert Nézet-Séguin het werk echter niet als een Weense ensemblekomedie met een 'eind goed al goed', maar als een 'grote opera' over de grote vragen des levens. Dat is zijn goed recht, maar daardoor worden lichtvoetigheid, puntigheid en pastelcoloriet wel opgeofferd aan felle dramatiek en sterke hartstochten. Die opvatting werkt niet alleen door op de titelrol, maar ook op de drie dames. Zo zet Diana Damrau een schitterend gezongen Donna Anna neer in grote 'Hoffmann-traditie, waarbij felheid en lyriek elkaar prachtig afwisselen. Als Donna Elvira spreidt Joyce DiDonato naast vocale grandeur gelukkig ook een zekere exaltatie ten toon, een effect dat zij versterkt door een ietwat vrije opstelling ten opzichte van de partituur. Die exaltatie hoort ook meer bij haar rol dan de 'noblesse' waarin Elisabeth Schwarzkopf ooit grossierde. Tenslotte is Elvira een burgerdame uit Burgos die haar status als 'Donna' te danken heeft aan haar huwelijk met Don Giovanni, maar die zich in feite weer tot burgerjuffrouw verlaagt door in haar eentje haar man door heel Spanje achterna te reizen. Zoiets doet 'een echte dame' niet!
De derde stand wordt vertegenwoordigd door Mojca Erdmann, meer als een zelfbewuste, geëmancipeerde Zerlina dan als een niet al te slim maar wel geraffineerd boerenmeisje, en dan prefereer ik toch een speelsere vertolking, al was het maar om de drie vrouwenrollen meer met elkaar te laten contrasteren. Bovendien valt mij op dat deze jonge sopraan af en toe heel slecht verstaanbaar is, bijvoorbeeld tijdens het bruiloftslied aan het begin. De uitvoering als geheel blinkt trouwens niet uit door aandacht voor vocale details zoals het kleuren en zeker het 'naar elkaar toe kleuren' van stemmen. Dat is een terrein waarop Nézet-Séguin duidelijk de weg nog niet weet.
Verder blijkt Luca Pisaroni een Leporello die uitstekend past bij de titelrol van d'Arcangelo, maar die wel iets meer humor in zijn stem had mogen leggen. Ook de Masetto van Konstantin Wolff klinkt mij net iets te vierkant en daardoor te weinig als een simpele boer, maar voor de Commendatore is het eveneens solide stemgeluid van Vitalij Kowaljow prima op zijn plaats.

Villazón
De grote vocale verrassing is RolandoVillazón die Don Ottavio in alle opzichten overtuigend neerzet. Hij klinkt iets krachtiger dan ik van deze rol gewend ben, maar dat past bij de uitvoering als geheel, en bovendien blijkt de Mexicaanse stertenor vocaal 'terug van weggeweest'. Tijdens zijn lange brugpassage in 'Il mio tesoro', gezongen met zorg voor de afwerking en in één adem tot de inzet van de herhaling, betreurde ik weer eens dat hij niet altijd in het lyrische vak gebleven was.
Zijn uitstapjes naar werken als Don Carlos en Carmen hebben zijn stem en zijn carrière geen goed gedaan, maar de blaam hiervoor treft in gelijke mate dirigenten en operadirecties die hem maar al te graag engageerden voor rollen die hij nooit had mogen zingen. Laten we hopen dat de zanger zelf iets geleerd heeft en zich nu voorzichtiger. In de Da Ponte-cyclus van Nézet-Séguin zullen we hem in ieder geval nog tegenkomen als Don Basilio in Le nozze di Figaro en als Ferrando in Così fan tutte .

Over de overwegend Japanse presentatie van de SHM-cd's kan ik weinig opmerken, maar wel verbaasde ik mij over de indeling van de cd's die 'Dalla sua pace' aan het begin van het tweede schijfje plaatst. Niet echt logisch en zeker niet noodzakelijk gezien het feit dat de eerste cd nog geen zestig minuten duurt. Bovendien is het jammer dat Universal Japan weer koos voor de bekende smakeloze en altijd weer breekbare plastic klapbox, terwijl de standaardversie in Europa werd uitgebracht in een gedistingeerd kartonnen doosje.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links