CD-recensie

 

© Maarten Brandt, augustus 2013

 

Schöne Welt, wo bist Du?

R.Strauss: Waldeinsamkeit - Morgen! op.27 nr. 4 - September (uit Vier letzte Lieder)

Berg: Die Nachtigall - Nacht - Traumgekrönt - Sommertage - Im Zimmer - Schilflied - Liebesode

Mahler: Ich ging mit Lust durch einen grünen Wald - Frühlingsmorgen

Schubert: Frühlingsglaube D 686 - Die Götter Griechenlands D 677

Schönberg: Verlassen op. 6 nr. 4 (uit Acht Lieder)

Kilpinen: Wind und Geige - Sturmnacht - Über tausend Berge - Heimat op. 61 nr. 1

Wolf: Verborgenheit

Hesse: Sternklare Nacht (vrije improvisatie)

Julia Kleiter (sopraan), Michael Gees (piano)

Challenge Classics CC72593 • 64' • (sacd)

Opname: november 2012, Grosser Lindensaal, Markkleeberg (D)

   

“Schöne Welt, wo bist Du? Kehre wieder, holdes Blütenaltar der Natur! Ach, nur in Feenland der Lieder lebt noch deine fabelhafte Spur. Ausgestorben trauert das Gefilde, keine Gottheit zeigt sich meinem Blick. Ach, von jenem lebenwarmen Bilde blieb der Schatten nur zurück.“

Dit, door Schubert getoonzette en mede op bovenstaande cd te horen, gedicht van Friedrich von Schiller vormt het motto boven deze fenomenale en uiterst smaakvol samengestelde productie. Het had vandaag geschreven kunnen zijn, dit gedicht. Immers het beeld dat deze dichter en toneelschrijver hierin schildert is volledig van toepassing op de door het bijna niets en niemand ontziende tegen het fundamentalisme aanleunende neoliberalisme die de wereld van vandaag onbarmhartig in haar greep houdt. Een wereld waarin niet de kwaliteit maar de – vooral financiële – kwantiteit van A tot Z bepalend is geworden en waarvoor alles moet wijken. Met als resultaat dat de navelstreng die de mens met de natuur verbindt, de wezenlijke oerbron van zijn bestaan, is doorgesneden en hij au fond totaal ontheemd is geraakt. De 19 e en vroeg 20 e eeuwse romantici hebben dat met hun helderziende blik scherp ingezien en daarbij bovendien onderkend dat, wanneer het bestaan voor de volle honderd procent is ontmythologiseerd en de magie totaal uitgebannen, het hek van de dam is en de mens is gedegradeerd tot niet meer dan een economisch futiliteit. Wat kan hem dan nog redden? Het antwoord van Julia Kleiter en Michael Gees (hij schreef de voortreffelijke line notes bij deze cd) is ondubbelzinnig dat we ons heimwee naar een betere wereld niet moeten opgeven, maar integendeel: moeten koesteren. En verder dat de vooruitgang niet alleen schuilt in het dragen van de pijn die de verscheurdheid tussen verlangen en realiteit nu eenmaal met zich meebrengt, maar dat zich juist daarin, dus in die pijn, een nieuwe mogelijkheid tot ontwikkeling aandient. Een mogelijkheid, zo zouden we hieraan kunnen toevoegen, die bij uitstek is belichaamd in de kunst in het algemeen en de muziek in het bijzonder . En, uitgerekend zijn het nu juist de kunst in het algemeen en de muziek in het bijzonder die in onze onder het juk van de zogenaamde vrije marktwerking gebukt gaande samenleving steeds meer het onderspit delven, waardoor wordt verhinderd -om met Schiller en Schubert te spreken - dat die ‘wereld van schoonheid’, dat ‘bloemenaltaar van de natuur’ terugkeert.

Geraamte
Net zoals bij de prachtige Challenge cd’s van de pianistes Valentina Tóth en Einav Yarden biedt onderhavige uitgave een hoogst imposant staaltje van programmeerkunst. Of, zoals onze oosterburen dat noemen, van ‘Dramaturgie’. De overgrote meerderheid van liedprogramma’s bevatten doorgaans een aantal gegroepeerde liederen dan wel cycli, waarbij de dramatische samenhang veelal ver is te zoeken en het er meer om gaat de zanger of zangeres te profileren (waar op zich overigens niets mis mee is, maar dat is weer een ander verhaal) dan om wat anders. Weliswaar is bij dit programma ook sprake van een complete cyclus, namelijk in de vorm van de Sieben frühe Lieder van Berg, zij het dat deze niet als cyclus worden gepresenteerd maar fungeren als geraamte voor dit intrigerende geheel, waarbinnen de liederen onderling zodanig zijn geplaatst dat er zowel tekstueel als muzikaal uiterst verrassende kruisbestuivingen ontstaan die op een andere wijze nooit aan het licht zouden zijn gekomen. Dit inderdaad zodanig dat, om weer met Gees in zijn essay te spreken, er een geheel in het leven wordt geroepen dat meer is dan de optelsom van de delen. Daar komt nog bij dat men de Berg-liederen ook anno 2013 nog veel te weinig hoort, zeker binnen het domein van het reguliere romantische repertoire-aanbod waarin ze eerder thuishoren dan in dat van de modernistische 20 ste eeuwse toonkunst.

‘Drame intérieure’
Een van die schitterende overgangen is die van Kilpinens Sturmnacht naar Bergs Sommertage, waarbij vooral valt te denken aan de zinsnede uit laatstgenoemd lied “Im Sommerwind verweht die Zeit”, dat door deze opeenvolging prachtig is te verbinden met de nachtelijke storm van Kilpinen. Dit nog afgezien van het feit dat beide liederen ook muzikaal stormachtig van karakter zijn. Dat Kleiter en Gees ook over compositorische talenten beschikken, blijkt uit hun geraffineerde en geconcentreerde improvisatie op basis van het gedicht Sternklare Nacht van Hermann Hesse, waarin eens te meer het bijzondere van deze hoogstaande artistieke samenwerking aan de dag treedt. Een vondst is voorts het programma te laten eindigen met Strauss’ September uit Vier letzte Lieder: niet eerder maakte het slot daarvan, waarin wordt gesproken van de “müdgewordenen Augen” een dermate diepe indruk op mij, terwijl bij een vertolking van de complete cyclus juist het laatste lied Im Abendrot de meeste dramatische impact heeft. Maar hier is echt sprake van een verinnerlijkte en lyrische apotheose, volledig passend als afsluiting van deze imposante lied-queeste waarin de hartstocht soms ongemeen hoog oplaait. Opnieuw blijkt hieruit nog eens dat niet alleen de keuze van stukken op zich, maar veel belangrijker nog: de volgorde waarin deze aan de orde komen van verstrekkende importantie is. Met andere woorden, het totaal komt als gevolg van dit alles niet als een reeks liederen zonder meer, maar als een naadloos samenhangend totaal, een ‘drame intérieure’ van monumentale afmetingen op de toehoorder over. Alleen al daarom is deze uitgave wat mij betreft een absolute ‘must’ voor een ieder die op onverschillig welke wijze betrokken is bij de artistieke leiding van een kamermuziekgezelschap of orkest.

Sensualiteit
Tel daarbij op dat het uitvoeringsniveau over de gehele linie van superieur gehalte is, en wel zodanig dat men hier niet van een zangstem met instrumentale begeleiding moet spreken maar van twee volstrekt evenwaardige partners, en het is duidelijk dat het hier een uitgave van het absolute topklassement betreft. Zoals Kleiter met haar stem door middel van allerhande dynamische nuances de in de teksten opgesloten emoties tegelijkertijd subtiel en direct tastbaar maakt, doet Gees dat bij machte van een pianistiek die van een sensualiteit getuigt die het kenmerk is van de allergrootste instrumentalisten op dit gebied. Men luistere als proef op de som naar het slot van Bergs Nacht dat ik zelden met een zo spannend rubato heb horen realiseren. Keer op keer wordt men voorts getroffen door fluweelzachte pianissimi die bijna zonder precedent zijn, iets waar de voorbeeldig geslaagde opname nog eens het hare aan toevoegt. Samenvattend: een cd die zowel in artistiek als educatief opzicht zeer hoog scoort en als zodanig een maatstaf stelt.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links