CD-recensie

 

© Aart van der Wal, december 2016

 

In diesem Lande und in dieser Zeit

Eisler: Die Ballade vom Wasserrad (Brecht) - Über den Selbstmord (Brecht) - Ballade von der Judenhure (Brecht) - Vier Wiegenlieder für Arbeitermütter (Brecht) - Ballade von den Sáckenschmeißern (Arendt) - Hotelzimmer 1942 (Brecht) - Das Lied vom Weib des Nazisoldaten (Brecht)

Ovalle: Azulão (Bandeira)

Villa-Lobos: Bachianas Brasileiras V: Dança (Bandeira)

Henrique: Ulrapurú

Weill: Nanna's Lied (Brecht) - Wie lange noch? (Mehring)

Eisler Trio: Bauwien van der Meer (sopraan), Annedee Jaeger (gitaar), Joris van Haaften (cello)

Eisler Trio, eigen uitgave • 60' •

Opname: augustus 2016, Koepelkerk, Renswoude

www.eislertrio.com

 

Het Eisler Trio vindt dat de muziek van Hanns Eisler (1898-1962) meer gehoord moet worden, zo lees ik in het cd-boekje. Niet de componist van marsliederen en socialistische propagandamuziek maar juist die 'andere' Eisler. De Eisler van de bijzondere stemmingen, gevat in muzikale kleuren en harmonieën.

Wat lezen we in het 'Konzertbuch' uit 1972, uitgegeven in de toenmalige Deutsche Demokratische Republik (met aan het hoofd Erich Honecker als eerste secretaris van het Centraal Comité)? 'Eisler ist die erste schöpferische Persönlichkeit der deutschen sozialistischen Tonkunst!' En dat voor een componist die voortdurende problemen ondervond bij de uitvoering van zijn muziek en daarover herhaaldelijk met de partijleiding overhoop lag. Een 'enfant terrible' in zijn ware betekenis. Het is niet toevallig dat in de belangrijkste uitgave uit die tijd op het gebied van de eigentijdse muziek, de 'Konzertführer Neue Musik' van Manfred Gräter, Eisler geen blik waardig wordt gekeurd.

Muziek voor de massa
Eislers 'Werdegang' als componist had bijna vanzelfsprekend zijn wortels in het gezin Eisler, met daarin een prominente plaats voor vader Rudolf, een filosoof. Maar er waren ook de verwondingen die Hanns tijdens de Eerste Wereldoorlog als gewoon soldaat opliep aan het front, zijn eerste echte kennismaking met de verschrikkingen van de oorlog. Dan was er in Wenen (de Eislers waren er al in 1901 naar verhuisd) Arnold Schönberg die Eisler, zijn eerste leerling, vertrouwd maakte met de twaalftoonstechniek. In 1925 vestigde Eisler zich in Berlijn, toen een ware broedplaats voor allerlei experimentele kunstvormen maar ook een bolwerk van uiteenlopende politieke stromingen. Hij voelde zich daar in de Duitse hoofdstad al snel thuis bij het communisme, al zou hij nooit lid worden van de Communistische Partij. Het was in die tijd dat zijn voorkeur uitging naar 'eenvoudige', aan politieke thema's ontleende muziek, die voor iedereen niet alleen te begrijpen maar ook te voelen was. Muziek met een politieke lading waarmee hij zoveel mogelijk mensen wilde bereiken. Daarmee werd een 'hogere' kunstvorm ingewisseld tegen populaire (anderen zouden zeggen platvloerse) stijlelementen, een ontwikkeling die zijn vroegere leraar Schönberg wel met lede ogen aan moest zien. Voor Eisler was daarmee tevens de stap gezet naar het Marxistische kamp van Bertolt Brecht, waartoe onder meer Ernst Busch, Erich Weinert en Kurt Weill behoorden. Brecht schreef zijn oproerige teksten voor het theater en Eisler was een van degenen die daarvoor de muziek leverde. Zo ontstonden in het begin van de jaren dertig tegen de gevestigde orde indruisende theaterstukken als 'Massnahme' en 'Die Mutter', maar ook een reeks protestliederen die in de politieke chaos tijdens de laatste stuiptrekkingen van de Weimar-republiek een vruchtbare voedingsbodem vond.

Hanns Eisler (l.) met Paul Hindemith en Bertolt Brecht (m.), Baden 1929

Nieuwe verten
In 1933 verliet Eisler Duitsland, ging eerst naar Brecht die zich inmiddels in Denemarken had gevestigd, om na een korte tijd in Londen via Spanje naar Amerika uit te wijken, waar hij in 1936 neerstreek en daar al snel weer ging componeren. Hij schreef ondermeer filmmuziek voor het Hollywood-conglomeraat en bouwde er een lucratief bestaan mee op. Daar, in het zonnige Los Angeles, leken de voor de massa's geschreven Berlijnse strijdliederen vergeten, leek de noodzaak van 'eenvoudige' muziek voor 'gewone' mensen ineens nogal ver weg. Hij nam Schönbergs twaalftoonssyteem weer ter hand, mogelijk daartoe nog eens aangespoord door Schönberg zelf, die eveneens in Los Angeles was neergestreken, een van de velen die hun land onder het nazi-juk ontvlucht waren.

Zwarte lijst
Het was de Koude Oorlog die een forse streep door Eislers rekening haalde en een florissante toekomst in Amerika voorgoed afknelde. Hij was een van de vele slachtoffers van de alom in Amerika om zich heen grijpende, door paranoïde denkbeelden aangespoorde communistenjacht. Toen de hel losbrak werd Eisler al snel door de filmmakers in Hollywood op de zwarte lijst geplaatst en moest hij zich bij het 'House Committee on Un-American Activities' (HCUA of HUAC), een commissie van het Huis van Afgevaardigden, verantwoorden (klik hier voor videobeelden van de hoorzitting). Daar werd hij niet alleen gebrandmerkt als de 'Karl Marx van de muziek' maar ook als de belangrijkste spion van de Sovjets in Hollywood. Het waren volkomen idiote beschuldigingen, maar dat deed aan de ernst en de gevolgen ervan niets af. Grote namen (Stravinsky, Copland, Bernstein, Chaplin, maar ook anderen) die voor hem in de bres waren gesprongen konden niet verhinderen dat hij als 'ongewenst persoon' in 1948 zijn boeltje moest pakken en het land verlaten.

Eisler (m.) tijdens een hoorzittig van de HCUA

Naar Berlijn
Hij week uit naar Wenen, maar vestigde zich in 1950 weer in (inmiddels Oost) Berlijn dat er na een wereldoorlog en onder een ander bewind ook in cultureel opzicht enorm was veranderd. Toch nam hij daar in de DDR, de Deutsche Demokratische Republik, zijn oude 'stiel' op. Alsof hij terug was gekeerd naar waar hij in de jaren dertig was gebleven: 'scharfe, präzise Musik die sich gewiss an Gefühle wendet, aber sie zu reinigen versucht'. Tegelijkertijd leek het een duidelijk protest tegen het voortsluipende 'aufgeblasene, schwülstige neoklassizistische Musizieren'.

Hanns Eisler (l.) en Bertolt Brecht, Berlijn 1950

Eisler componeerde in die tijd ook het officiële volkslied van de DDR, onder de veelzeggende titel 'Auferstanden aus Ruinen':

Herrezen uit ruïnes en gekeerd naar de toekomst,
Laat ons jou ten goede dienen, Duitsland, verenigd vaderland.
Oude nood moeten wij bedwingen, en we bedwingen haar gezamenlijk,
Want het moet ons toch lukken, dat de zon mooi als nooit tevoren,
Over Duitsland schijnt.

Moge geluk en vrede gegund zijn aan Duitsland, ons vaderland.
De hele wereld smacht naar vrede, reikt de volkeren uw hand.
Als we broederlijk verenigen, zullen we de vijand van het volk verslaan.
Laat het licht van de vrede schijnen, zodat een moeder nooit meer
Haar zoon beweent. Laten we ploegen, laten we bouwen, leer en werk als nooit tevoren,
En vertrouwend op onze eigen kracht, zal een vrije generatie opstaan.
Duitse jeugd, het beste streven van ons volk in jou verenigd,
Zul jij Duitslands nieuwe leven zijn. Zodat de zon, mooier dan ooit tevoren,
Over Duitsland schijnt.

Bitter
Er kwamen speciaal voor het cabaret geschreven liederen op teksten van de satiricus Kurt Tucholsky (die qua teneur veel weg hadden van die van Karl Kraus in Wenen, in de sfeer van 'Die letzten Tage der Menschheit'). Hij schreef muziek voor de film en later ook voor de televisie, waarbij zijn in Hollywood opgedane ervaringen hem goed van pas kwamen. Eisler begon welgemoed zelfs aan een opera op het bekende Faust-thema, maar die ten slotte kwam niet door de censuur heen.

 
 
Verguisd, maa wel een postzegel...

Eisler moet het als bitter hebben ervaren dat hij, na wat hem in Amerika was overkomen, ook in Berlijn op hoorzittingen moest verschijnen om daar te moeten getuigen van zijn politieke loyaliteit als staatsburger van de DDR. Het is daarna niet meer goed gekomen. Hij bleef weliswaar als compositieleraar verbonden aan het conservatorium in (Oost)Berlijn, maar met de machthebbers boterde het niet echt in het laatste decennium van zijn aardse bestaan. Het overlijden van Brecht in 1956, tevens het jaar van de Hongaarse opstand, raakte hem diep en deed zijn toch al wankele gemoedstoestand en gezondheid geen goed. Stephanie Wolfs, met wie Eisler sinds 1957 was getrouwd, heeft hem tot het laatst verzorgd. Hij overleed op 6 september 1962 en werd begraven op het kerkhof van Dorotheenstadt, op een steenworp afstand van het graf van Brecht.

Gelaagde muziek
Hanns Eisler heeft altijd in de schaduw gestaan van de meer opportunistische Kurt Weill. Mogelijk houdt dit mede verband met zowel Eislers verschillende stijlperioden als met een zekere sombere en kale inslag waarin de wel degelijk aanwezige dichterlijke elementen zich pas na herhaald beluisteren prijsgeven. Alleen al daaruit kan worden geconcludeerd dat Eislers muziek wel degelijk gelaagd is. Die gelaagdheid vinden we niet minder terug in zijn levenspad en de vele politieke en sociale ontwikkelingen die daarmee sterk verbonden zijn geweest. Eislers muziek kan daarom evenmin los worden gezien van zijn tijd, mist daardoor een mer universeel karakter. Repressie, vervolging en bestraffing daarentegen zijn van alle tijden en in die zin zijn de door hem gebruikte teksten en zijn daarop geënte muziek paradoxaal genoeg een tijdloos tijdsbeeld.

Kurt Weill met Lotte Lenya

Somber
Eisler was niet bepaald de man van de vrolijke noot, zoals bijvoorbeeld ook blijkt uit zijn meer bekende 'The Hollywood Songbook' Hij had een uitgesproken sombere kijk op de uitwassen van het mensdom en daarin verschilde hij niet van Brecht. Een willekeurige greep uit de titels voor deze liedcyclus: Gedenktafel für 4000 Soldaten die im Krieg gegen Norwegen versenkt wurden; Auf der Flucht; Die Maske des Bösen, Epitaph auf in der Flandern­schaft Gefallenen en Panzerschlacht. Maar Eisler was ook de man die huiselijke en sociaal getinte taferelen scherp kon karakteriseren, getuige An den kleinen Radioapparat. Zoals sommige teksten op de huid zijn geschreven van de banneling Eisler (Die Landschaft des Exils). Ook componerend in het vrije Amerika bleven onrecht, noodlot en verdoemenis belangrijke basisingrediënten van Eislers muziek. Al mondden ze daar dan niet uit in protestliederen.

Protest
Muzikaal verzet, dat spreekt uit de Deutsche Symphonie. In juli 1935 schreef Eisler aan Brecht dat hij er een veelzeggend bijschrift voor had bedacht: Konzentrationslagersymphonie. Hij gaf daarmee zijn protest tegen het massale lijden onder de dictatuur van de nazi-horden muzikaal vorm. Met behulp van twaalftoonsreeksen en rechtstreekse citaten (o.a. uit de Internationale!) wordt de bij tijd en wijle brallende en tierende kolos op niets verhullende wijze opgetuigd. Schrille koperfanfares, militaire marsmuziek, een treurmars symboliseren de ingrediënten van een catastrofe, maar er is ook een heuse 'arbeiderscantate' (Das Lied vom Klassenfeind, op tekst van Brecht). Het geschetste collectieve beeld krijgt zijdelings echter ook individualistische contouren. Wat niet wegneemt dat het herhaaldelijk uitmondt in emotioneel kitscherige programmamuziek. Niet omdat hij niet anders had kunnen schrijven, maar omdat Eisler nu eenmaal onverbloemd koos voor de muzikale weergave van de rauwe werkelijkheid, daarbij uiteraard geholpen door de diep inkervende realistische teksten. In de 'Deutsche Symphonie' wordt dat afschuwelijke tijdsbeeld er hardhandig in gehamerd, al is de gepresenteerde overvloed hier duidelijk de vijand van een uitgebalanceerde structuur die bijna als vanzelfsprekend daardoor ook zijn eigen grenzen stelt.

Eisler Trio
Dit is de tweede cd van het Eisler Trio. De eerst verscheen geruime tijd geleden, in 2012, met eveneens eigen bewerkingen van muziek uit het interbellum, van componisten als Eisler, Weill, Albéniz en Almeida. Waarom we deze cd niet hebben besproken weet ik niet, maar zeker na het beluisteren van deze tweede uitgave voel ik het als een ernstige omissie. Reden te meer om hier uit te leggen hoe het Eisler Trio voor dit met veel zorg samengestelde programma te werk is gegaan.

Vrijwel alle stukken op deze nieuwe cd werden oorspronkelijk voor een andere bezetting geschreven en dus moesten ze worden bewerkt voor de bezetting sopraan, gitaar en cello. Het fundament daarvoor werd gelegd door Annedee Jaeger, de gitariste van het trio. Zij domineert de harmonische en ritmische basis van het ensemble en daarom werd tijdens het repetitieproces werd haar inbreng voor het verdere verloop als uitgangsbasis genomen. Wie overigens iets tegen bewerkingen in het algemeen heeft kan ik verzekeren dat die in de jaren dertig van de vorige eeuw zeker niet ongebruikelijk waren: in de cafés, restaurants en theaters kon de bezetting sterk wisselen en moest de muziek worden aangepast aan de bezetting die op dat moment en op die plaats voorhanden was.

Kruisbestuivingen
Niet alleen de muziek van Eisler wordt door dit trio in het zonnetje gezet, maar ook andere componisten komen aan bod. Dat zijn bepaald geen toevalstreffers. Kurt Weill lag voor de hand, maar Villa-Lobos zeker niet. Toch is die keus goed verklaarbaar. Hij is niet alleen een tijdgenoot van Eisler, maar hij schreef ook voor zangstem en gitaar, het 'nationale' instrument van zijn geboorteland Brazilië. Villa-Lobos was zelf gitarist (en cellist). Het trio ontdekte meer kruisbestuivingen. Zo werden Eisler en Weill beïnvloed door de populaire Zuid-Amerikaanse muziek, terwijl Villa-Lobos de blik juist richtte op het Europa van Bach. En bovendien in een tijd dat zowel Europa als Zuid-Amerika in een diepe crisis verkeerde. Het trio zag die duidelijk weerspiegeld in onze tijd. In hun eigen woorden: 'Ook nu is er sprake van een wereldwijde crisis, op zowel economisch als humanitair vlak, die van ons allen vraagt om stelling te nemen, net als Eisler en Brecht destijds deden. Vandaar ook de titel "In diesem Lande, in dieser Zeit" [de openingszin van 'Uber den Selbstmord', Avdw].'

Het in 2011 opgerichte Eisler Trio in een ongebruikelijke maar buitengewoon kleurrijke bezetting voelt zich duidelijk met hart en hoofd met deze 'entartete' muziek verbonden. Dictators en repressieve regimes zijn er overal, onverschillig of het lot in Brazilië of in Europa valt. Dat lot met alle gevolgen vandien wordt door deze zich boven alle conventionele regels uitwaaierende muziek in een schril daglicht gesteld, al zal niemand het gevoel en aandacht voor het kleine, het intieme, het menselijke van huis en haard ontgaan. Het is een panorama dat ook na herbeluistering zelfs aan diepte wint en zich daardoor niet gemakkelijk opzij laat zetten. Het gaat door merg en been, deze muziek die tevens symboliseert dat ondrukking en vervolging nooit echt weg zijn geweest en als perpetuum de samenlevingen blijven vergiftigen. Dit is geen muziek die pleisters op de wonden plakt, maar er juist vanaf trekt. We voelen de open wond die door dit trio op zeldzaam muzikale wijze indringend zichtbaar wordt gemaakt.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links