CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2016
|
Denn die Abwechselung ist der Musik wahres Element. De grote Duitse muziektheoreticus Johann Mattheson (1681-1764) wist het wel. Hij is vooral bekend geworden door zijn encyclopedische leerboek Der vollkommene Kapellmeister (1739) en zijn sterke pleidooi voor de versmelting van de Italiaanse, Franse en Duitse muziekstijlen. Afwisseling in de muziek, dat was in zijn ogen het element waar het in de muziek om behoorde te draaien (een wijze les die die minimalisten van ruim twee eeuwen later desondanks fier in de wind sloegen en er nog succes mee hadden ook). Voor Mattheson moest het de dagelijkse praktijk zijn: de 'Abwechselung' die verankerd lag in 'Werden und Wandel' van de muziek. Mattheson was ook van mening dat de becijferde of generale bas als het ideale uitgangspunt gold 'zur völligen Untersuchung des gantzen Musikalischen Gebäudes'. De klavecinist Jean-Christophe Dijoux brengt met zijn nieuwe cd getiteld'Varietas' de beide stellingen van Mattheson in praktijk. Hij doet dat niet alleen met verve en overtuiging, maar hij legt er in het cd-boekje net zo enthousiast en overtuigend getuigenis van af. Dijoux, geboren op het eiland Réunion in 1982 studeerde piano aan het Parijse conservatorium alvorens zijn belangstelling zich richtte op toetsinstrumenten uit een ver verleden. Hij werd zo gegrepen door de klankeigenschappen en spelmogelijkheden van het klavecimbel dat hij zijn studie onverdroten voortzette bij Françoise Marmin en basso continuo bij Frédéric Michel. Daarna maakte hij de overstap naar de muziekacademie in Freiburg en ten slotte naar de Schola Cantorum Basiliensis. Dat alles tezamen leverde aanzienlijk meer op dan de som der delen, getuige de prijzen die hij in de wacht wist te slepen. De laatste prijs viel hem in Leipzig ten deel: de eerste prijs van het Internationale Bach Concours 2014 in de categorie klavecimbelspel. De door Genuin uitgegeven cd is er het bewijs van. Dat Mattheson niet 'slechts' een dorre theoreticus was bewijzen zijn composities, waarvan een drietal 'leerstukken' op deze cd zijn vereeuwigd. Het zijn meer dan vingeroefeningen, al missen ze - de context van deze stukken mede in ogenschouw genomen - de inventiviteit van een Händel of Telemann. Interessant is dat Dijoux zelf een suite samenstelde uit vier stukken van Händel en daarmee het bewijs levert dat het veelzijdige, contrasterende maar ook structureel hechte karakter van Händels muziek zich uitstekend leent voor wat ik dan maar een compilatie noem (minder vriendelijk zou men kunnen zeggen dat ze gemakkelijk uitwisselbaar zijn). Dat Matthesons praktische inzichten zich voortdurend in Dijoux' interpretaties manifesteren spreekt voor zich. Dat hij dat met veel inzicht en verbeeldingsvol doet is een extra aansporing om naar deze cd te gaan luisteren. Dijoux bedient zich daarbij niet van originele instrumenten, maar van twee klavecimbels die aan de hand van historische voorbeelden zijn ontworpen door Matthias Kramer in Berlijn. In het ene geval diende een klavecimbel van de Italiaanse bouwer Giuseppe Mondini (Imola, 1701) als voorbeeld, in het andere een instrument van Zell und Fleischer (Hamburg 1754). De belangrijkste conclusie is helder: hier is een groot klavecinist aan het woord. index |
|