Audiotechniek

Het naar CD-R overzetten van grammofoonplaten

 

© Wim Koekebacker, oktober 2005

 

In toenemende mate krijg ik verzoeken om, al of niet meegebrachte, grammofoonplaten op cd-R over te zetten. Normaal gesproken voldoe ik graag aan zo’n verzoek, mijzelf soms martelend vanwege het over te zetten materiaal. Over smaken valt niet te twisten maar wat dacht u bijvoorbeeld van Jan Boezeroen en Bonnie St. Claire? Mede hierdoor heb ik uiteindelijk het plan opgevat enkele raadgevingen aan de site toe te vertrouwen om de taak van het overzetten voortaan zelf te kunnen gaan doen.

Wat heeft u zoal nodig om tot aanvaardbare resultaten te komen? Allereerst een goede platenspeler waarin een nog goed element voorzien van een niet versleten diamant. Voorts een (voor)versterker en een setje luidsprekers aangesloten op uw computer. De luidsprekers zijn vrijwel altijd bij de pc aanwezig en meestal van erbarmelijke kwaliteit. Niettemin, wel te gebruiken om begin en eind van een nummer vast te stellen. Het uiteindelijke resultaat wordt beoordeeld op een goede huiskamergeluidsinstallatie (helaas vandaag de dag ook een zeldzaamheid aan het worden). Het is aan te bevelen vóórdat u de nummers op cd-r brandt, eerst op een cd-rw te branden en dan het resultaat te beoordelen.

Ik heb in mijn privé-platenverzameling een aantal platen die ik nooit op cd heb kunnen, of willen, kopen. Soms was de lp namelijk veel mooier van kwaliteit dan de cd. Maar met de komst van de computer werd het mogelijk om tóch dat mooie concert op lp in de auto te kunnen beluisteren. En de programmatuur voor het overzetten en branden is vrij eenvoudig in te stellen en vaak voorzien van allerlei toeters en bellen. Het is de kunst om al die toeters en bellen te laten voor wat ze zijn en slechts in het uiterste geval een ruis- en krasfilter in te schakelen. Indien de plaat nog goed te draaien is, neem ik liever een tikje voor lief dan dat ik door een filter ingeschakeld te hebben een hele opname onnodig behandel en van zijn oorspronkelijke frequentiebereik beroof. Ik gebruik voor het overzetten een zeer algemeen programma: NERO. Het doet precies wat het moet doen en is eenvoudig in de omgang, maar hier geldt vooral: oefening baart kunst. Omdat de verschillende programmatuur voor wat het eindresultaat betreft weinig verschil uitmaakt ga ik hier niet verder op in.

Laten we eerst eens kijken naar het begin: de platenspeler. Vaak heeft u op zolder nog zo’n apparaat staan. En als het dan ook nog een goede is, is al een behoorlijke hindernis genomen. Wat is nu een goede platenspeler? Zo’n griezelig geval waarvan de high-end liefhebber denkt uitsluitend platen mee af te kunnen spelen, vaak voorzien van een draaitafel met de dikte van een broodtrommel? Absoluut niet! Nee, heeft u bijvoorbeeld nog een goede Dual of Thorens staan, dan heeft u een apparaat dat u waarschijnlijk overleeft. U zou zelfs op internet op zoek kunnen gaan naar genoemde merken en er niet zelden een voor een luttel bedrag kunnen bemachtigen, hoewel voor een goed exemplaar soms redelijk hoge prijzen worden gevraagd.

Ook op het gebied van onderdelen zijn genoemde merken nog goed voorzien. Ik heb diverse Duals gereviseerd en die draaien allemaal de volgende dertig jaar weer als nieuw. De Thorens draaitafels hebben vaak alleen een nieuwe snaar nodig. Ze zijn eenvoudig van opzet, met een grandioze arm. De Duals kunnen verschillende manieren van aandrijving hebben. De oudere hebben een tussenwiel., wat beter vermeden kan worden want dat tussenwiel kan rumble veroorzaken en zeker als er een deukje in de rand van dat tussenwiel zit. Maar als u er een tegenkomt en het is een 1228 of 1229, dan kunt u een spekkoper zijn. Let vooral bij de volautomaten op het goed starten en terugkeren van de arm., wat een indicatie is dat het mechaniek nog goed functioneert. De Dual spelers hebben bovendien een vrij holle draaitafel. Zeer aan te bevelen bij een holle plaat, die ligt dan veel rustiger op het plateau. Deze draaitafels hebben echter een middenas die een iets te kleine diameter heeft. Dan kan de plaat scheef op het plateau komen te liggen, maar het heeft als groot voordeel dat een excentrische plaat ‘recht’ kan worden gelegd, natuurlijk binnen bepaalde grenzen. Is een plaat excentrisch dan zit er niets anders op dan het gat iets te ruimen door een balpoint of potlood voorzichtig in het gat te drukken. Jankend geluid is niet om aan te horen en niet nodig.

De recentere Duals hebben of snaaraandrijving, of zijn direct aangedreven. In die laatste categorie wil ik vooral een lans breken voor de onvolprezen 701,.een niet te verslijten brok degelijkheid voorzien van een welhaast perfecte arm die de lastigste elementen probleemloos kan bedienen. Zet hem naast een exotische, buitensporig duur high-end gedrocht en men moet van goeden huize komen om enig verschil in weergave te horen. Ik heb in mijn 701 de veeleisendste elementen gehad en de arm haalde er bij wijze van spreken zijn lagers voor op.

En ja, nu komt het kleine stukje vernuft dat in zeer hoge mate het uiteindelijke resultaat op cd zal gaan bepalen: het element. Heeft u de platenspeler op zolder al een tiental jaren niet meer gebruikt, dan zal het element wellicht nog wel geluid produceren maar de ophanging van de diamanthouder (cantilever) zal vrijwel zeker zijn uitgedroogd. (Even tussendoor, ik ga ervan uit dat u natuurlijk géén simpel spelertje gaat gebruiken voorzien van een kristal of keramisch element. Zonde van de moeite!) Het verdient dan aanbeveling om de naald te vervangen of een nieuw element aan te schaffen. Wordt het dat laatste dan is er een valkuil waar u niet moet invallen. Nu moet je dat nooit met valkuilen doen, maar de elementindustrie tiert welig de laatste jaren. Onze muzikale jeugd heeft vaak het zogenaamde “scratchen” (dit is het in enkele minuten omzeep helpen van een grammofoonplaat en naald) als liefhebberij ontdekt. De elementen die daarbij worden gebruikt hebben een naald en ophanging waarmee met gemak een akker zou kunnen worden omgeploegd, noodzakelijk om de martelgangen tenminste een half uurtje te kunnen volhouden. Mijd dus een DJ-element. Vooral Stanton heeft dergelijke elementen in het assortiment, maar ook bij Ortofon komen ze voor.

Niettemin kunt u ook bij deze merken nog goed terecht voor een goed, normaal hifi-element. Vooral Ortofon heeft nog een aantal elementen dat zeker in aanmerking komt, maar de keuze is beperkt geworden. Probeer eerst gewoon of het element dat in de arm zit nog goed wil weergeven. Stel de arm opnieuw in en beoordeel het geluid. Zorg dat de naald en plaat schoon zijn. Hoe klinkt het geluid aan het EIND van de plaat? Hoort u s-klanken als slissende vervorming en klinken luide passages ruw en vervormd, dan is de naaldophanging vrijwel zeker uitgedroogd of is de naaldtip onder de microscoop een verweerd rotsblok geworden. Koop dan liever een nieuwe naald of element.

Ik heb onlangs in een Dual 621 een nieuw Goldring 900 IGC element geschroefd. Nieuw, nou ja, het element stamt uit de vroege jaren tachtig maar was nog nooit gebruikt. IGC, dat staat voor Improved Groove Contact, ontworpen door A.J. van den Hul. De vorm van de naaldtip is zodanig dat de zij-uitstulpingen een betere aftasting van de groef belooft. Het resultaat mag er wezen. Ik heb dit element voor zegge en schrijve €50,- op de kop getikt. Het is het standaard element voor mijn overzetwerk geworden. Het is in staat zeer complexe passages op de plaat vervormingvrij weer te geven, zelfs bij platen waarvan ik dacht dat ze voorgoed vernield waren. Daarnaast gebruik ik een Stanton 681-EEE met 78 toerennaald, gemonteerd in een Dual 1218 voor de 78 toerenplaten. Die 681-EEE met normale naald is overigens een heel mooi element dat in vrij zware armen (vaak S-vormige armen gemonteerd in Japanse draaitafels) uitstekend z’n werk kan doen. Heel neutraal en nooit agressief. En, niet onbelangrijk, de Triple E diamant is nog gewoon te koop.

Voorts zijn er natuurlijk nog de Moving Coil elementen. Vooral Denon en Ortofon hadden mooie exemplaren in hun assortiment. Vanwege de erg lage afgiftespanning (niet bij alle!) zijn deze elementen zonder extra voorversterking niet te gebruiken. Heeft U nog een versterker die zo’n voorziening wèl heeft dan is dat mooi meegenomen. Zomaar een paar voorbeelden. Voorts zou gekozen kunnen worden voor het nat afspelen van de plaat, wat ik altijd doe, ook al neem ik een plaat niet op. Elders op deze site kunt u hierover veel wetenswaardigs vinden. Statische tikken en soms sleepruis verdwijnen op die manier. Let er vervolgens goed op dat de platenspeler goed geaard is. De aardedraad, indien aanwezig, aan de massa-aansluiting van de geluidskabel of computerbehuizing aansluiten.

Nu zijn we dan tot slot aangeland bij de versterking van het nietige elementsignaal. Op de meeste computergeluidskaarten kun je niet zomaar een platenspeler aansluiten met daarin een md- element, want daarvoor is de spanningsafgifte te gering. Sluit in dit geval de versterker via de tape-out uitgang op de geluidskaart aan, of koop – zoals ik deed - een apart voorversterkertje. Een grote versterker neemt op het bureau extra ruimte in en die is er vaak niet. Dan wordt het telkens een gesjouw en dat staat het plezier van het overzetten in de weg. Bij Conrad is een prima voorversterker te koop ter grootte van een pakje sigaretten. Met een paar stukjes Velcro eenvoudig aan de computer te bevestigen of, als u terzake kundig bent, u bouwt hem in de platenspeler in waaruit hij dan meteen zijn voeding krijgt.

U zult zien dat met wat oefening een zeer goed resultaat kan worden verkregen. Neem zoals gezegd een paar tikjes voor lief en tast de originele opname zo min mogelijk aan door filters. Met een digitale fotocamera kunt u vervolgens de hoes en het label van de plaat fotograferen en met cd plaklabels een cd mooi afwerken. De hoes kan worden verkleind om aldus in het cd-doosje te passen, ook allemaal met NERO. Veel succes!

(Bedenk wel dat óók op grammofoonplaten auteursrecht van toepassing is!)


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links