Audiotechniek

 High End. Wat is dat eigenlijk?

Een (oude) discussie over een springlevend onderwerp

 

© Aart van der Wal, oktober 2004

 

Het is zondagmiddag 24 oktober 2004 en ik luister naar het Koninklijk Concertgebouworkest en leden van het Groot Omroepkoor met Nikolaus Harnoncourt in Haydns Symfonie nr. 95 en - na de pauze - Schuberts Grote Mis in As. Het is een opname van het concert van vrijdagavond jl. en helaas is die - zoals zo vaak uit 'het Gebouw' - geen toonbeeld van présence, met een vlakke dynamiek en fortissimi die bepaald niet staan als een huis, laat staan als 'het Gebouw'. Maar we weten het: er is een overvloed aan hindernissen die een uitstekende signaalkwaliteit in de weg staat. Hoesters trouwens ook weer in overvloed. Ditmaal luisterde ik met audiospullen uit de antiekdoos, de Quad 33/303 en FM3. Het had ook Accuphase kunnen zijn, maar het enige dat uiteindelijk voor mij telde was de weergaloze muziek die mijn oren bereikte en naar mijn smaak op het hoogst denkbare niveau. Zoals ook vorige week zondag met de eveneens eerder opgenomen Roméo et Juliette van Berlioz, nu met Sir Colin Davis het geval was. Davis die op ongekende wijze het KCO, leden van het Groot Omroepkoor en solisten tot grootse prestaties wist te brengen. Alweer een voltreffer in Amsterdam, en dat allemaal binnen een week, zó in de huiskamer. Dan hadden we als 'verwende' luisteraars in de afgelopen dagen ook nog de uitzendingen die gewijd waren aan het Gergiev-festival in Rotterdam, met voornamelijk muziek van Tsjaikovski. Het was - om het kort en bondig dan maar samen te vatten - een week afgeladen met muzikale hoogtepunten.

Werkende aan deze bloemlezing over 'High-End' kwam de gedachte bij mij op: "waar gáát dit eigenlijk nog over? Gáát het over muziek, of over iets dat velen van ons niet goed kunnen begrijpen? Luisteren naar apparatuur middels muziek, in plaats van het genieten van muziek dankzij apparatuur? Het is al zo'n oud onderwerp, waarover Jan Kool in het zeer grijze verleden zijn wijze licht zo vaak heeft laten schijnen. En hoe typisch is het niet dat die schrifturen uit de oudheid, uit lang vervlogen tijden, nog steeds actueel blijken te zijn, dezelfde opvattingen pro en contra in de vele fora en tijdschriften opduiken, vaak ook in agressieve toonzetting zonder begrip voor het standpunt van anderen, intolerant en smakeloos. Door lieden die wel beweren dat ze regelmatig live-concerten bezoeken maar volgens mij gewoon jokken...

Hoe het ook zij, die bloemlezing mag u niet worden onthouden! Zeventien jaar geleden... en er is écht niets veranderd!

AvdW


'Absolute Spitzen klasse', 'Referenz','4 Ohren'

Wat moet ik ermee???

1987 © Jan Kool

Bij herhaling wordt door lezers in brieven of het telefoonspreekuur gerefereerd aan de (té) vele Duitse hifi-bladen in de trant van: ja, maar het had daar toch 4 Ohren' of 'Het was daar toch Absolute Spitzenklasse?', of wat daar dan nog meer aan kreten wordt gebruikt. Als wij dan wat minder opgewonden hebben gereageerd is het natuurlijk weleens moeilijk. Mijn opmerking dat 'ik niet verantwoordelijke ben voor wat elders wordt geschreven' wordt wel beaamd, maar vaak toch met enige twijfel of niet van harte.

Nu mag u best eens weten dat ik ten eerste die Duitse indeling in een onzinnig aantal 'Klassen', ieder nog weer onderverdeeld in I, II und III, ronduit bezopen vind. Wát is nu eigenlijk' Absolute Spitzenklasse Eins, Zwei oder Drei'? Het is absoluut of niet; onderverdeling in een absolute klasse is een contradictio in terminis en – nog wat nuchterder – doodgewoon nonsens en vooral zéér verwarrend. Laat staan al die andere, die nog worden gehanteerd, als die 'Ohren'.

Ten tweede: is het nu toeval of iets anders, dat het dan zeer dikwijls uiterst gecompliceerde, vaak zeer wonderlijk uitziende, Duitse ontwerpen betreft waar later geen sterveling nog iets over hoort? Is het ook toeval, dat vaak overal elders als bijzonder goede ontwerpen ontvangen producten (vooral luidsprekers) daar hoogstens in een 'obere Mittenklasse' (wat dat dan ook mag zijn) belanden?

Ik zou er niet over zijn begonnen, als ik niet bij toeval een versterker in handen had gekregen, die, tot in het hysterische, bejubeld werd. Tot zelfs een apart artikel in Der Spiegel. Een natuurlijk geniale Duitse 'uitvinder' is er verantwoordelijk voor. 2 x 60 Watt en nog geen 1000 Mark. Er werd vergeleken met een super eindtrap van Accuphase van meer dan 4000 Mark, en ja hoor, het machien van het genie 'klonk' even goed. Althans aan een of andere Spitzenklasse luidspreker. Het toppunt kwam nog: aan een goedkope, matige luidspreker was de Accuphase minder! Dat dit natuurlijk een definitieve veroordeling van het genie was drong niet door. Een versterker, die een matige speaker ineens beter laat klinken móet eenvoudig eigen bijdragen leveren, die hier per ongeluk compenseren en is zeker geen neutrale schakel. wèl had men opgemerkt, dat de vervorming een factor 10 hoger lag dan we nu normaal vinden. Dat belette hen niet om het ontwerp als een soort wonder van de eeuw te presenteren, dat zonder meer het maximum aan 'Ohren' en de hoogste 'Klasse' werd toebedeeld. Vooral 'gehörmässig' natuurlijk.

Ik heb er inmiddels óók naar geluisterd, vond hem redelijk klinken, een stevige bas maar ook wat overbriljant, een verschijnsel, dat ik nagenoeg nooit meer tegenkom. Zo direct verschil horen is beslist vreemd. Héél soms is er met moeite een verschil (laat staan meteen een conclusie van 'beter' of 'slechter') vast te stellen. Dat betreft dan ook nog vaak kleinere verschillen in het pick-updeel. Met cd wordt het helemaal een moeilijke toestand. Ook was er dicht bij de luidspreker hoorbare (zwakke) ruis. Metend bleek snel, dat de vervorming inderdaad aan de relatief hoge kant was en – erger nog –wat ik in geen jaren meer heb gezien, er viel bij vermogens boven 1 Watt sterke cross-oververvorming te constateren, hoe meer vermogen en hoe hoger de frequentie hoe erger. Bij 10 watt volledig onaanvaardbaar met 1 kHz. Met 10 kHz zelfs angstaanjagend! Wat een wonder, dat bij een matige luidspreker, vooral als deze wat mat was, er ineens een veel briljanter beeld was dan met de Accuphase! Dan is de uitvoering ook nog mechanisch grof en ziet het er niet uit.

Zoveel dus voor de 'Obere Spitzenklasse 1'. Ik nam dat al nooit serieus en ik hoop, dat u dat voortaan ook met veel zout wilt nemen en er vooral mij niet meer mee lastig valt. Duitse genieën zijn, historisch gezien, geen exceptioneel verschijnsel maar ik wil het bewijs wel eerst hier hebben voor ik er aan geloof. Ik heb het idee, dat een aantal van dat soort bladen het nog zeer serieus meent ook, maar wat nuchterheid en echt relativeren en vooral die 'Massentests' vermijden zou geen kwaad kunnen. Ik vermeld het merk hier niet, want het betekent in ons land voor niemand wat, maar dit zo gruwelijk door de mand vallen van audiogeleuter is alleszins de moeite waard om te signaleren. Vooral omdat ik er ook nog telkens mee word lastig gevallen. 'Oncollegiaal' wordt er misschien geroepen, maar onder collega's versta ik niet audiodwazen en – dat is óók waar – nog erger!


Vervolg in september 1987:

hf – he = 0
hf  : he = 1
hf  x he # = hf2

1987© Jan Kool

Drie belangrijke formules om meer inzicht te krijgen in de raadselen rond hifi en 'High-End'. Natuurlijk heeft onze nogal weinig enthousiaste houding t.o.v. de 'High-End' kreten en pretenties vrij veel reacties en commentaar teweeggebracht. Dat was natuurlijk ook de bedoeling, want als zoveel fenomenen in de geschiedenis van de 'hifi' leidt weer een nieuwe term, ditmaal dus 'High-End', tot mystificaties en onbegrip. Het storendste daarbij is dat er nu onderscheid wordt gemaakt. Er zou 'hifi' bestaan én iets dat nog veel beter is en dan 'High-End' heet.

Nog eens ter opfrissing

'hifi is een streven, het is niet te koop!' Pionier Henri A. van Hessen heeft het eens zo geformuleerd en ik heb het dikwijls geciteerd. Wij pionierden gezamenlijk al zéér lang voordat er ook maar één 'hifi-zaak' bestond en we waren ons er sterk van bewust, dat de afkorting van 'high fidelity' stond voor het streven om: wat de programmabron te bieden heeft. Dat zijn dus bijv. band, FM, lp en cd zo onaangetast mogelijk de kamer in te krijgen als geluid. Dat is dus niet 'de concertzaal in de huiskamer' of andere onzin! Dit streven is natuurlijk al vele malen met succes bekroond. Iedereen, die er maar iets mee te maken heeft gehad kent namen als die van Peter Walker, Briggs en vele anderen. Voor die pioniers was het allereerst een hobby, niet als een speeltje, maar met hart en ziel! Voor sommigen werd het een beroep, dat bijna als roeping werd uitgeoefend. Niet-commerciële drang bracht hen ertoe wat iedereen zou willen: van je grootste liefhebberij een dagelijkse bezigheid maken. Zo ontstonden de magische namen als Quad, Wharfedale, Leak, KEF, Radford en nog vele andere. In de jaren vijftig was dat, en in ons land volgden even enthousiaste muziekliefhebbers, die ook in die wereld bezig wilden zijn. Op verschillende wijze, de een ging mooie materialen importeren (het ontstaan van TransTec), de ander ging fabriceren zoals bijvoorbeeld ons aller George Vermeulen (zeker niet de 'eerste', zoals hij pas in een interview beweerde!), of Chris Rutgers. Zelf had ik veel meer de neiging om erover te gaan schrijven, wat in een leraarsbestaan den heerlijke compensatie voor veel ellende was! In de jaren zestig sloeg echter de commercie hard toe. Er zat geld in 'hifi' en die term werd steeds erger in diskrediet gebracht, zowel door inferieure producten als door misbruik en onbegrip. Max Factor bracht in die jaren zelfs 'hifi' lippenstift! Een reden waarom wij die term uitsluitend gebruiken als we er echt niet omheen kunnen. En dan vrijwel altijd tussen aanhalingstekens. Het streven naar een maximale weergavekwaliteit – en meer is het niet – is mateloos interessant om je mee bezig te houden, direct of indirect, maar het leidt ook tot legendevorming, harde commercialiteit en absurde uitwassen.

Aan versterkers is echt niets magisch meer, al vele jaren. De inmiddels beroemde en gevreesde proef van TransTec had daar eigenlijk voorgoed mee moeten afrekenen. In het kort bestond die proef eruit, dat iemand die van die belangrijke verschillen hoorde, de gelegenheid kreeg om met een versterker van eigen keuze te luisteren of met die versterker met daarachter geschakeld een Quad eindtrap (natuurlijk op exact gelijk geluidsniveau). Daarbij een schakelaar in de hand met, naar ik meen 24 standen. Sommigen met eigen versterker direct, anderen met Quad 405 er nog na. Natuurlijk zonder te weten wat men schakelde. De resultaten waren altijd schitterend. Sommigen gingen genezen naar huis, maar helaas waren er altijd de (on)nodigen, die in hun onbenul en vooringenomenheid alleen maar de conclusie trokken, dat ze werden bedrogen. Ze waren nóóit in staat enig verschil vast te stellen, maar hun eigen onfeilbaarheid betwijfelen was kennelijk teveel gevraagd. Het is dan veel gemakkelijker om Henri van Hessen verdacht te maken. Zoals ook wij altijd verdacht worden gemaakt als wij hete luchtballonnen doorprikken.

Een ballon?

Is dat 'High-End' nu zo'n ballon? Ja én nee. Er zijn natuurlijk topproducten. Zeer zelden zal de producent van zon topproduct willen beweren, dat hij zoveel beter is dan een ander; wèl dat hij óók iets heel goeds maakt. Daarbij moeten we even de soms wat absurde propaganda bij sommige, overigens vaak ook goede, Japanse producten vergeten. Maar 'hifi' werd handel. Dus kwam het in handen van reclamejongens, die geen idee hadden waar ze over spraken, wat weer gretig door verkopers maar ook gebruikers werd overgenomen. In de V.S. ontstond de term 'High-End' in een poging om het vaak verloederde begrip 'hifi' te kunnen omzeilen. Niet eens zo gek bedacht om écht goede spullen mee aan te duiden, maar het ontaardde vrijwel onmiddellijk in een bizarre cultus, juist omdat 'hifi' inmiddels een commerciële zaak was geworden. Velen voelden feilloos aan, dat er een eigenaardig volkje bestaat, dat veel over heeft voor een zo mooi mogelijke weergave. Daarnaast nog een veel erger categorie van 'liefhebbers', die de muziek op de koop toe nemen bij het luisteren naar apparatuur. Een rampzalige invloed, al vele jaren, die sterk bevorderend werkt op de magische krachten van enge kabels, super draaitafelmatten, gouden pluggen, pick-uparmen van ƒ 2000,- of méér, speciale filters (extra natuurlijk) voor cd-spelers en noemt u maar op.

'Je moet mediamieke eigenschappen hebben om het allemaal te horen,' merkte H.v.H. zeer terecht op in een interview, waarin hij in zijn bekende onstuimigheid zelfs met zijn beste vrienden de vloer aanveegde, tussen het vele zeer behartenswaardige dat door de interviewer zo slecht werd begrepen en weergegeven. 'High-End'?? Natuurlijk, veel prachtige spullen. Een Accuphase versterker is kostbaar, de basismaterialen, tot de knopjes toe, zijn van de duurste soort, dus wordt het een duur ding. Dat geldt ook voor vele andere apparaten. Vaak met veel zorg gemaakt en opgebouwd met de duurste en uitgezochte componenten, wat sterk prijsverhogend werkt. Maar is dat altijd nodig en klinkt het dáárom beter? Wil iemand nu echt in ernst beweren, dat zulke absoluut neutrale toestellen als versterkers van Quad, Denon, Luxman, NAD ook maar in de geringste mate het aangeboden signaal aantasten? Kom nou. Die tijd is allang voorbij. En wil iemand het nog niet geloven dan is hij aan de TransTec-test toe, al zullen die –moedeloos geworden door het onbegrip – daar allang geen zin meer in hebben. Vindt u het echter leuk om de 'zekerheid' te kopen van een erg kostbaar toestel, dan hebt u onze zegen. Hetzelfde geldt voor andere componenten. Een bijna geheel met de hand gemaakte draaitafel, die 25 kilo weegt, is een heel bezit maar 'klinkt' echt niet beter dan een Thorens of Dual. Is de Quad luidspreker geen 'High-End'? Ik neig zelfs tot: 'het absolute einde'! Natuurlijk zijn er ook andere schitterende luidsprekers, óók onder de nog veel kostbaardere. Waarom die kostbaarder zijn, is een heel andere kwestie. Soms is het zelfs weleens een bewijs van onvermogen. Als een ontwerper pas met 20 eenheden tot een goede weergave kan komen, zelfs heel goede, is hij beslist geen erg goede ontwerper maar wel erg duur natuurlijk. 'High-End' is exact hetzelfde streven naar het zo getrouw mogelijk weergeven van wat in de programmabron aanwezig is als bij 'hifi', vandaar de wiskundige expressie daarvan in de kop. Althans, dat zou het horen te zijn.

U kunt uw lp’s subliem horen via een Goldmund Reference draaitafel (vijftien of vijftigduizend gulden, weet ik veel!), een SME V arm van ƒ 5.000- en een Koetsu element van nog eens ƒ 5.000,-. Maar beter dan met een Thorens TD-126 (ruim ƒ 1000,-) met SME IV (ƒ 800,-) en een – desnoods – Denon 1000L (ƒ 2000,-) of een Dual CS-5000 met hetzelfde topelement? Wilt u zo'n booreiland als de Goldmund? Dan wilt u ook waarschijnlijk niet anders gezien worden dan in een Rolls Corniche. Dat is een leuke hobby maar voor optimaal muziek noch voor vervoer noodzakelijk. De Dual kost ƒ 795,- en de arm, die er al op zit, is geschikt voor het kostbaarste element. Dan kunt u tenminste ook nog wat muziek kopen. Dat kan die klant voor een Accuphase cd-speler van ƒ 17.000,- natuurlijk ook nog gemakkelijk. Ik gun ze hun pret volledig (en de dealer zijn omzet!), maar het is niet anders of beter dan 'hifi'. Er is een klantenkring voor dat kostbare materiaal maar laten we wel nuchter bedenken, dat die gecreëerd is door een slag perfectionisten (want dat zijn ze heus wel) met een geraffineerd slim commercieel inzicht. Er werd gezien dat de gebruiker/hifi-strever heel gemakkelijk gek te maken valt. Dat begon met Amerikaanse tijdschriften waarin 'journalisten' elkaar steeds de bal toespeelden met steeds andere 'referenties' in een steeds zweveriger terminologie (met harde exacte feiten kwam je er immers niet meer uit!) Keek je wat verder dan zag je nogal eens, dat de publicisten zeer directe belangen bij de besproken wonderen hadden of er zelfs de ontwerpers van waren. Weer het 'Tiefenbrunn-effect': 'lp is mooier dan cd, de emotie blijft bewaard'; allicht als je Linn draaitafels maakt! Natuurlijk is zo'n Linn schitterend gemaakt en daardoor knap duur maar het principe is regelrecht Thorens, en als je die stevig aan de muur hebt, klinkt die geen noot minder. 'High-End' moest zich eigenlijk gewoon weer perfecte weergave noemen, dat is daar te vinden, duurzaam meestal ook, waar Theo (hifi) Pruijs speciaal op wijst in een schrijven naar aanleiding van vele uitlatingen die de laatste maanden op verschillende plaatsen door niet alleen A.v.O. en J.K., maar ook door onder anderen Jan Endenburgh, Henri van Hessen en George Vermeulen werden gedaan. Het is als met de wet van Ohm. Je kunt er niet omheen: hf - he = 0, hf : he = 1, hf x he = hf2


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links