Componisten/werken Enkele overwegingen bij Bachs Matthäus-Passion © 2004 Barend Schuurman
|
Goede Vrijdag 1727 klonk in de Thomaskerk in Leipzig een passiemuziek die, gelet op de traditie, voor de toenmalige gemeente iets ongehoords moet zijn geweest. Bach presenteerde zijn Matthäus-Passion met een voor Leipzig ongekend grote bezetting. Hoe is het werk ontvangen? Alle bronnen zwijgen hierover. We weten alleen iets van een 'oude adellijke weduwe' die gezegd moet hebben:" Het lijkt wel of we verzeild zijn geraakt in een Opera-Komedie." Vermoedelijk is het werk - ook door Bachs collega's - volkomen genegeerd. Nederland telt binnen de Europese Unie het record aantal bezoekers dat jaarlijks Bachs passiemuziek bijwoont. Ondanks (of dankzij?) alle secularisatie. Waarin schuilt die aantrekkingskracht? Is dat de met geen pen te beschrijven weergaloze muziek? Maar hetzelfde kan gezegd worden van zijn orgelmuziek - om maar een voorbeeld te noemen. Dan mogen we rekenen op een gemiddelde van 70 à 80 bezoekers per concert. Of is het een combinatie van muziek én verhaal? Nu vormt Bachs passielibretto van de Matthäus een nogal heterogeen beeld. De hoofdstukken 26 en 27 van Matteüs vormen zoals bekend de basis, uitgevoerd door Evangelist, Jezus en de kleine rollen in de recitatieven en de koren in de zogenaamde turbae. Dat verhaal wordt onderbroken door commentariërende koralen (door Bach zelf geselecteerd en ingevoegd), een vorm van (gestileerde) gemeentezang, ofschoon deze koralen nooit door de toenmalige gemeente gezongen zijn. Van deze koralen is het overgrote deel afkomstig van de 17e eeuwse dichter Paul Gerhardt. Een derde laag wordt gevormd door aria's, waarvan de tekst afkomstig is van Bachs tijdgenoot Picander (hij heette eigenlijk C.F. Henrici). Deze teksten vormen de meest individueel-emotionele reacties op het bijbelverhaal. Ook de tekst van het openingskoor, van het koor 'Sind Blitze und Donner' en van het slotkoor zijn van de hand van Picander. Voor hedendaagse luisteraars
zijn veel van die teksten gedateerd, aanvechtbaar naar vorm en inhoud.
Ooit waren zij adequate uitdrukking van eigentijds geloof en wereldbeschouwing.
De hoorder kon zich moeiteloos identificeren (ik kom op de kwestie van
de identificatie nog terug) met deze poëzie. Opdat ook wij o Heer U niet Al met al hebben we dus te
maken met nogal heterogeen tekstueel materiaal. Desondanks ervaren we
het werk als een eenheid. Vanzelfsprekend is dat niet, wanneer we letten
op de verschillende literaire genres van het libretto en deze met elkaar
vergelijken. Het bijbelverhaal is vertellend proza (episch) en in dialogen
met directe rede dramatisch. Drama in de betekenis van een gebeurtenis
of handeling. De koralen daarentegen zijn beschouwingen in gebonden poëzie.
Een enkele keer verlaten ze de beschouwing en worden even deelgenoot aan
de handeling (bijvoorbeeld het begin van het koraal 'Wer hat dich so geschlagen').
Tenslotte is er de lyriek van de aria's. De daaraan voorafgaande arioso's,
hoe typerend ook, laat ik buiten beschouwing. De ariateksten zijn, zoals
we zagen, vervat in een sterk tijdgebonden lyriek, inhoudelijk en formeel
in hoogbarokke gedaante. Over het algemeen komt Picander
er niet zo best vanaf als dichter, ik wees er boven al op. Dat is niet
helemaal terecht, zeker als we hem vergelijken met andere librettoschrijvers
van zijn tijd. Ik noem een voorbeeld. De wijze waarop hij van begin tot
eind aan de dialoogvorm tussen 'Dochter van Sion' en de 'Gelovigen' consequent
heeft vastgehouden is toch bewonderenswaardig. De Matthäus-Passion bestaat, zoals bekend uit twee delen. Het openingskoor kwam al ter sprake. In een eerste versie werd het eerste deel afgesloten met een eenvoudig koraal, namelijk 'Jesum lass ich nicht von mir'. Zo'n afsluitend koraal noemde men 'Conclusio'. Opvallend is nu dat Bach in de tweede, definitieve, versie zoals nu gangbaar, dat koraal verving door de koraalfantasie 'O Mensch, bewein dein Sünde groß'. Hij deed dat waarschijnlijk uit architectonische overwegingen. Want hij bereikte nu evenwicht in gehalte en gestalte tussen openingskoor (ook wel 'Exordium' geheten) en 'Conclusio'. Persoonlijk vind ik deze twee koren het meest aangrijpend. 'O Mensch, bewein dein Sünde groß, Het koraal, met zijn nimmer
aflatende op en af golvende beweging uit het orkest - symbool van tranen
en bewenen - vertolkt naar de tekst de weg en de essentie van Jezus' leven
in een zeer bondige strofe verwoord en is stellig óók dogmatiserend. Evenwel
in de manier waarop Bach deze tekst op muziek heeft gezet wordt een nieuwe
dimensie aan het lied toegevoegd, waarmee alle leerstelligheid overstegen
wordt. Bach moet erg gehecht zijn geweest aan deze Passion. Nog tijdens zijn leven sprak een kleine kring van 'die große Passion'. Hij liep grote risico's met een dergelijke grootschalige opzet. Maar hij wilde de Leipziger gemeente overtuigen met iets dat nog nooit vertoond was. Dat is hem niet gelukt. Reacties bleven uit, we lezen er althans weinig tot niets over. Tenslotte een hoogst persoonlijk nawoord. Mij blijft steeds bij de visie van dr. Albert Schweitzer, onder meer de schrijver van dat mooie boek over al Bachs werken. Hij zag Jezus als iemand die de komst van het Messiaanse Rijk wilde forceren door het offer van zijn eigen leven. En die missie mislukte. Het laatste wat je van hem hoort is: 'Mijn God waarom hebt Gij mij verlaten?' Maar Jezus' nalatenschap - zijn ethiek - inspireerde Schweitzer onder meer tot een leven in Lambarene in Afrika, waar hij als arts heeft gewerkt en geleefd. Voor mij ligt daar een mogelijkheid tot 'identificatie' (zie boven): niet in de 'successtory' van Jezus, maar in het echec tegenover 'en toch'. (De auteur is dirigent van de Laurenscantorij in Rotterdam) Geraadpleegde literatuur
onder meer: index |