CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september 2005

 

Bach: Cantates "Vereinigte Zwietracht der wechselnden Saiten" BWV 207 - "Tönet, ihr Pauken! Erschallet, Trompeten" BWV 214.

Carolyn Sampson (sopraan), Ingeborg Danz (alt), Mark Padmore (tenor), Peter Kooy (bas),
Collegium Vocale Gent o.l.v. Philippe Herreweghe.

Harmonia Mundi HMC 901860 • 57' •

   

Cantate BWV 207
Bach componeerde de cantate "Vereinigte Zwietracht der wechselnden Saiten" naar aanleiding van de benoeming van de 28-jarige Gottlieb Kortte tot hoogleraar aan de juridische faculteit van Leipzig. De cantate was slechts enige dagen voor diens inauguratierede, op 11 december 1726, gereedgekomen. Kortte was onder de studenten zeer geliefd en dat hij ook briljant was blijkt wel uit het feit dat de kersverse professor de tekst van zijn rede weliswaar thuis had laten liggen, maar dat hem dat niet verhinderde om een gloedvol intellectueel betoog te houden dat de toehoorders tot ademloos luisteren dwong.
Het is niet bekend wanneer precies dit groot opgezette gelegenheidswerk voor het eerst geklonken heeft, op of na de inhuldiging van Kortte, maar in ieder geval zijn we hem veel dank verschuldigd want zonder hem zou deze prachtige cantate niet zijn ontstaan.

Een dergelijke gelegenheidscantate, ook wel aangeduid met dramma per musica, was sterk verwant aan de opera, al was die dan beduidend langer en bedoeld voor toneelopvoering. Maar de raakvlakken met de opera seria zijn onmiskenbaar, met onderwerpen en personages die hun wortels hebben in de antieke mythologie en waarin de kunst van de retorica min of meer centraal staat en politiek en filosofie niet worden geschuwd. Daarnaast is sprake van allerlei allegorische figuren die hun opwachting maken, zoals Deugd, Voorzienigheid, Vroomheid, Wellust, of - zoals in deze cantate - Geluk (sopraan), Dankbaarheid (alt), Vlijt (tenor) en Eer (bas). De dramatische opzet en de nimmer gekunstelde dialogen maken duidelijk dat Bach ook als operacomponist geschiedenis had kunnen schrijven! Moest de universiteitsstad het vanaf 1719 - in tegenstelling tot Dresden - zonder eigen operahuis stellen, Bachs drammi per musica moeten tenminste enige compensatie voor dat gemis hebben geboden.

Het openingskoor van BWV 207 stamt uit een geheel ander werk, het derde deel uit het Eerste Brandenburgs Concert (BWV 1046). Zoals we kunnen horen is die omzetting bepaald geen geringe prestatie, waarbij het transponeren van F naar D nog het minste was. De beide hoorns werden 'vervangen' door drie trompetten en pauken, aan de oorspronkelijke drie hobo's voegde Bach nog twee dwarsfluiten toe, maar het huzarenstuk was toch wel de gedaanteverwisseling van de concertante partij van de violino piccolo in het Brandenburgs Concert naar de koorpartij van de cantate. Dat kleedde Bach zo geniaal in dat we er niets van merken, alsof die partij als vanzelfsprekend in de cantate thuishoort, sterker nog, opnieuw is gecomponeerd. Niet minder treffend zijn de syncopen in de aria "Zieht euren Fuß nur nicht zurücke" (strijkers), die de moeizame tred van de vlijt suggereren, de meesterlijke imitatietechniek in de duet-aria "Den soll mein Lorbeer schützend decken" met het overrompelende slot waarin plotsklaps het tweede trio uit het Eerste Brandenburgs Concert ten tonele verschijnt, ook nu weer naar D getransponeerd, met stralende trompetten in plaats van hoorns, ondersteund door staccato-akkoorden in strijkers en continuo. Een ander welsprekend voorbeeld is het staccatomotief in gepuncteerd ritme met ostinato-karakter dat opduikt bij de tekst "Ätzet dieses Angedenken in den härtsten Marmor ein", in de aria "Die Dankbarkeit". Het dansante, homofone slotkoor klinkt hier als uit steen gehouwen.
Terecht liet Herreweghe de instrumentale mars weg, die weliswaar deel uitmaakte van de oorspronkelijke partituur en om die reden vaak nog wordt uitgevoerd, maar die op grond van gedegen Bachonderzoek thuishoort in de eveneens wereldlijke cantate "Auf, schmetternde Töne der muntern Trompete" BWV 207a.

Cantate BWV 214
De cantate "Tönet, ihr Pauken! Erschallet, Trompeten" biedt bij eerste beluistering een grote verrassing: men waant zich bij het openingskoor van het Weihnachtsoratorium! Want klinkt daar niet onvervalst het "Jauchzet, frohlocket, auf, preiset die Tage, rühmet, was heute der Höchste getan"? Jawel!
Er zijn meer delen uit de cantate BWV 214 uiteindelijk in het Weihnachtsoratorium (1734) terechtgekomen. Hieronder het complete overzicht:

"Tönet, ihr Pauken! Erschallet, Trompeten" Weihnachtsoratorium
     
1. Tönet, ihr Pauken! 1 (I). Jauchzet, frohlocket
5. Frommer Musen, meine Glieder 15 (II). Frohe Hirten, eilt, ach eilet
7. Kron und Preis gekrönter Damen 8 (I). Großer Herr, o starker König
9. Blühet, ihr Linden in Sachsen, wie Zedern 24 (III). Herrscher des Himmels, erhöre das Lallen

Dat geldt echter niet alleen voor deze cantate! Bach gebruikte nog twee grote gelegenheidscantates voor het Weihnachtsoratorium: "Laßt und sorgen, laßt uns wachen ("Hercules auf der Scheidewege") BWV 213 (september 1733) en "Preise dein Glücke, gesegnetes Sachsen" BWV 215 (oktober 1734).

Het heef menige generatie misschien toch wat zwaar op de maag gelegen dat Bach een aantal wereldlijke feestcantates heeft ingemetseld in zijn aan de geboorte van Christus gewijde Weihnachtsoratorium, maar misschien helpt de verklaring dat vóór de Verlichting het ambt van regerend vorst als door God gegeven werd beschouwd, onafhankelijk van karakter en zelfs wel- of wandaden. Zo werd aldus aan het vorstenhuis een theologische betekenis toegekend en dat maakt het alleszins plausibel dat een feestelijke gelegenheidscantate voor bijvoorbeeld de Saksische keurvorst ook best kon dienen als jubelzang over de geboorte van een andere vorst, Jezus, de Koning, "der Herrscher des Himmels".
Maar ook moet bij Bach de overweging hebben gegolden dat een cantate die slechts diende ter opluistering van een bepaalde gebeurtenis toch een langer leven beschoren moest zijn. Wat lag dan meer voor de hand dan dergelijke kortstondig vlammende drammi per musica een plaats te geven in een groot geestelijk werk, zoals in dit geval het Weihnachtsoratium?

Terug nu naar de cantate "Tönet, ihr Pauken! Erschallet, Trompeten", die - de titel geeft het al aan - allereerst het zoveelste bewijs levert voor de virtuoze kwaliteiten van de musici die Bach in Leipzig tot zijn beschikking had. Bach zou zich zeker niet hebben laten verleiden tot een virtuoze schrijfwijze als hij zich niet verzekerd wist van een minstens redelijke uitvoering van zijn muziek: hij had immers geen enkele baat bij wankele prestaties. Van de vocale bijdragen kan hetzelfde worden gezegd: Bach stelde aan de knapen van de Thomasschool (in augustus 1730 betrof het 55 leerlingen) zowel solistisch als in het koor hoge eisen.
Die virtuositeit vinden we niet alleen terug in de kerkelijke, maar ook in de wereldlijke cantates. Wie eerst kennis neemt van de openingstekst van de cantate begrijpt al wat komen gaat:

Tönet, ihr Pauken! Erschallet, Trompeten!
Klingende Saiten, erfüllet die Luft!
Singt izt Lieder, ihr muntren Poeten!

De toon is daarmee gezet voor deze Königin-Kantate ter ere van de verjaardag van de keurvorstin van Saksen, tevens de koningin van Polen, Maria Josepha. De eerste (en ongetwijfeld enige) uitvoering vond plaats op 8 december 1733 door het Collegium musicum onder leiding van de componist.

De tekstdichter is, evenals van de cantate BWV 207, onbekend, terwijl voor de nogal eens geopperde veronderstelling dat Bach zelf de dichtregels heeft geconcipieerd ieder bewijs ontbreekt.

In dit Dramma per musica zijn het de vier solostemmen die een mythologische figuur voorstellen: Bellona, de godin van de oorlog (sopraan), Athena (Pallas), de godin van kunst en wetenschap (alt), Irene, de vredesgodin (tenor, voor wie slechts een recitatief en geen aria is weggelegd) en Fama, in wie het gerucht wordt belichaamd (bas). Het is dit kwartet dat de indruk geeft dat de Saksische vorstin het glanzende en feestelijke middelpunt is, in de vorm van een knap uitgewerkte muzikale hulde. Maar, zoals Bachkenner Alfred Dürr het heeft uitgedrukt, brengt Bach met deze cantate niet meer dan een beleefdheidsbezoek aan Maria Josepha en schittert het werk juist door het ontbreken van enig onderscheid tussen geestelijke en wereldlijke stijl. De muziek weerspiegelt de macht van het vorstenhuis die in de visie van Bach niet gebonden is aan menselijke willekeur, maar is gestoeld op de verwerkelijking van de goddelijke wil op aarde. Dat verklaart dus ook waarom bijvoorbeeld de trompetaria ("Krön und Preis gekrönter Damen), waarin de lof op de koningin van Polen wordt bezongen ("Königin! mit deinem Namen füll ich diesen Kreis der Welt"), zich moeiteloos in het Weihnachtsoratorium liet voegen, waarin het Jezus is, die als Koning wordt verheerlijkt.

Uitvoering
Herreweghes spirituele en goed geïnformeerde Bachstijl is al vaak genoeg geroemd en ook in deze twee cantates bewijst hij zich weer met een opvatting die laveert tussen fijnzinnige uitbundigheid en prachtig gedoseerde lyriek. Hoe gemakkelijk ontaarden deze cantates niet in luidruchtige, oppervlakkige ketelmuziek en virtuoos epateren, waardoor de grote rijkdom aan gevarieerde uitdrukkingsmiddelen die in deze muziek bijna voor het oprapen ligt bijna achteloos terzijde wordt geschoven.
Ook wie met de partituur deze muziek volgt zal keer op keer op fascinerende details stuiten die het herhaald beluisteren tot een waar feest maken. Het zeer geïnspireerde solistenteam is tegen Bachs veeleisende schrijfwijze opgewassen en vindt ook in de meest virtuoze passages nog voldoende ruimte voor nuances in dynamiek, dictie en frasering. Alleen al de duetten en hun instrumentale begeleiding vormen stilistische hoogtepunten die niemand onberoerd laten.. Een schitterend voorbeeld daarvan is het vijfde deel van BWV 207 ("Der soll mein Lorbeer schützend decken"). Hetzelfde geldt voor de rijke klankcultuur de in de homogene koorbijdragen wordt gedemonstreerd. Ook de instrumentale schittering vol finesse komt niets tekort, zoals onder meer blijkt uit de sublieme fluitpartijen in het derde deel van BWV 214 (de aria "Blast die wohlgegriffnen Flöten").
De opname is evenzo een juweel, helder en doortekend, maar zonder een zweem van scherpte, met solisten, koor en orkest prachtig in de ruimte geplaatst. Al met al is dit een van de mooiste Bach-cd's van de afgelopen tijd en een 'must' voor iedere Bachliefhebber

 


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links